Censuur! Persmuseum IISG

1600-1700: Getemperde vrijheid I

De Republiek en drukkersstad Amsterdam

In de zestiende en zeventiende eeuw zien we de eerste grote golf van relatief goedkope gedrukte teksten in Europa, die een impuls geven aan de godsdienstige en politieke troebelen van die jaren.
In het versnipperde en verdeelde Europa is de Nederlandse Republiek een gewilde wijkplaats voor publicisten uit andere landen. Deze immigranten en hun Nederlandse collega's maken dankbaar gebruik van de relatieve vrijheid in de Republiek om hun gedachtegoed te verspreiden. Amsterdam vaart wel bij de immigratie van vaak goed opgeleide mensen en wordt de belangrijkste drukkersstad van Europa.
De drukpers is een belangrijke bedrijfstak. Nieuws wordt een begeerd goed voor kooplieden, koopvaarders, staatslieden en religieuze leiders, vandaar dat er kranten opkomen. Veel nieuws is hot news en kan belangen schaden, met alle conflicten van dien.

Lees meer

Den Nederlandtschen Bye-Korf, 1607

Den Nederlandtschen Bye-Korf, 1607

Placcaet, 1608

Placcaet, 1608

Gulden legende, 1618

Gulden legende, 1618

Verantwoordingh..., 1622

Verantwoordingh..., 1622


Lauweren-Krans, 1650

Lauweren-Krans, 1650

Publicatie van het Hof, 1657

Publicatie van het Hof, 1657

Leger-praetje, 1672

Leger-praetje, 1672

Dictionnaire historique, 1697

Dictionnaire historique, 1697

Op 20 december 1581 vaardigt Willem van Oranje een plakkaat uit dat censuur vooraf door de autoriteiten voorschrijft. Tevens moeten plaats en jaar van uitgave, de naam van de drukker en van de auteur of vertaler vermeld worden. Het plakkaat wordt in de jaren en decennia erna herhaaldelijk ververst. De gereformeerde kerk maakt op haar beurt vanaf 1585 gebruik van visitatores librorum (boekenkeurders) die toezicht houden op nog te verschijnen religieuze geschriften. Handhaving blijkt lastig voor zowel wereldlijke als kerkelijke overheid. In de roerige jaren 1618-1621 (augustus 1618 staatsgreep prins Maurits; 1618-1619 de Dordtse Synode) trekken de Staten-Generaal de teugels strakker aan. Er is nog steeds sprake van censuur vooraf, maar in de praktijk wordt deze niet toegepast.

In de Republiek is dus nauwelijks preventieve censuur uitgeoefend, zoals dat wel in andere landen gebeurt waar een tekst vóór publicatie voorgelegd moet worden aan censores librorum (boekenbeoordelaars). In het Ottomaanse Rijk gaat men een grote stap verder en wordt de drukpers zelf, het apparaat dus, gewoon verboden. In de Republiek hanteert men het principe van het privilege, het alleenrecht om iets te drukken, waarbij het niet verplicht is een manuscript voorafgaand aan het drukken ter goedkeurig in te leveren. En als het uit de hand dreigt te lopen is er altijd nog de mogelijkheid van censuur achteraf.
Deze repressieve censuur is kenmerkend voor de Republiek in de woelige zeventiende eeuw. Niet alleen de Staten-Generaal pakken drukkers en uitgevers soms streng aan, maar ook provinciale en lokale overheden, die in de sterk gedecentraliseerde en particularistische Republiek zelf kunnen bepalen of en wat ze censureren. In de praktijk is men vaak terughoudend en opportunistisch.

Welke geschriften worden er gecensureerd en verboden? In de zestiende eeuw als Nederland nog onderdeel uitmaakt van het katholieke Spaanse rijk, zijn het vooral 'ketterse', lees: anti-katholieke werken die verboden worden.
Na de 'Opstand' tegen Spanje zijn het ook of vooral geschriften die de staat(sveiligheid) raken, de politieke en religieuze tweespalt bevorderen, beledigend zijn voor buitenlandse staatshoofden, binnenlandse regenten in diskrediet brengen, de handelsbetrekkingen schaden en de 'zeden' van het land te grabbel gooien.
De zeventiende eeuw is een zeer turbulente periode voor de Republiek. Het land is vele jaren in oorlog of op voet van oorlog met andere Europese machten. De Republiek breidt haar koloniale rijk, niet zonder slag of stoot, uit. Religieuze issues houden de gemoederen bezig.

Ondanks alle censuurmaatregelen is er in de zeventiende eeuw een levendige handel in verboden drukwerk. Ook bekende drukkers als Blaeu en de Elzeviers overtreden en ontduiken de regels en ook zij zijn zeer inventief in het verzinnen van fictieve namen en plaatsen van uitgave. De Elzeviers bijvoorbeeld met 'Keulen, Pierre Marteau', een door meerdere drukkers gebruikte gefingeerde naam, en Blaeu met 'Eleutheropolis' (vrijstad=Amsterdam) voor een sociniaans geschrift. Socinianen (en hun drukkers) zijn regelmatig slachtoffer van censuur. De volgelingen van Faustus Socinus, een naar Polen uitgeweken zestiende-eeuwse Italiaanse humanist die een eigen geloof sticht en in Nederland veel aanhangers heeft, geloven niet in de heilige drie-eenheid, de goddelijkheid en opstanding van Jezus en niet in predestinatie. Deze opvattingen druisen lijnrecht in tegen die van de calvinisten (en de katholieken).

Censuur achteraf of niet, al met al kan in de Republiek bijna alles gedrukt worden. De uitzonderingen hebben echter veel aandacht gekregen. Hét voorbeeld is de streng gestrafte Spinoza-aanhanger Adriaen Koerbagh. In 1669 sterft deze vrijdenker in het Amsterdamse rasphuis, waar hij enkele maanden eerder zijn straf van tien jaar is begonnen voor het verspreiden van spinozistische en sociniaanse ideeën.

top