Zionisme en anti-Zionisme

De structurele discriminatie van joden werd in Europa voor het eerst in grote omvang opgeheven door de Franse Revolutie en de Nederlandse evenknie, de Bataafse Revolutie. In de loop van de negentiende eeuw volgden de meeste Europese landen deze in belangrijke mate uit de Verlichting voortkomende voorbeelden (145). Het resultaat was de succesvolle emancipatie van deze minderheidsgroep, een proces dat met vallen en opstaan voortging tot aan de overwinning van het nationaal-socialisme in Duitsland in 1933.

Van verschillende kanten, zowel binnen als buiten de joodse gelederen, werd de emancipatie evenwel betreurd. Naar binnen toe drong de Zionistische beweging aan op het behoud van een eigen joodse identiteit (146). Van buiten af probeerde een virulent antisemitisme de emancipatie als een motief te gebruiken om alle maatschappelijke onvrede op de joden te projecteren – vooral in de twintigste eeuw meermaals van staatswege. Stalin gaf een heel bijzondere invulling aan de Zionistische wens om een eigen staat te stichten: in 1934 creëerde hij het Joodse Autonome District met als hoofdstad Birobidzhan, ver weg in Siberië, dicht bij de grens met Korea en China (147).

De stichting van de staat Israël werd na de Tweede Wereldoorlog in het door schuldgevoelens geplaagde West-Europa van harte toegejuicht (148). Het leek echter evenveel problemen op te leveren als het oploste. Anti-Zionisme ging aan gene zijde van het IJzeren Gordijn een argument vormen in de Koude Oorlog (149), terwijl voor veel Arabieren, die de staat Israël vaak als een imperialistische anomalie beschouwden, tegenstand van en sympathie met de Palestijnen voor en na belangrijke elementen in het politieke leven bleven (150). Het IISG probeert met name de politiek vaak kritische vredesbewegingen te documenteren, zowel aan Israëlische (151-152) als aan Palestijnse zijde (153).