Verzet tegen modernisering
De moderniseringsbewegingen hadden een dwingend karakter, werden daarom door velen als repressief ervaren, en wekten zo van meet af aan tegenstand op. De daaruit voortkomende cyclus van verzet en onderdrukking kon meer of minder hevig zijn en korter of langer duren – van enkele jaren tot vele decennia, zoals Turkije laat zien. De weerstand kon bovendien uit heel verschillende hoeken komen. Naast politieke lagen doorgaans ook economische en culturele twistpunten voor het oprapen. Ze konden tot felle conflicten leiden, die Grieken en Turken, Turken en Armeniërs (137), of Turken, Arabieren en Koerden (136) tegenover elkaar plaatsten. Het protest kon zich ook primair richten op wat ervaren werd als een ernstige verwaarlozing van de sociale kwestie - het gemeenschappelijk argument van linkse politieke partijen en vakbonden in de regio (138).
Werd het politieke toneel lang geheel beheerst door modernisten en communisten, vooral sinds de stichting van de Islamitische Republiek Iran in 1979 (140-141) is een religieus geïnspireerd soort oppositiebeweging opgekomen in grote delen van de islamitische wereld, met inbegrip van Turkije (143). Uitingen hiervan zijn te vinden tot in de Centraal-Aziatische voormalige Sovjet-republieken (139). Met de Egyptische Moslim Broederschap als belangrijkste pionier (142) betreft het een breed scala van bewegingen die zich met een beroep op de traditie tegen de bestaande, als corrupt ervaren regimes keren en nu eens vooral de politiek dan meer het maatschappelijk leven bestrijken, nu eens vreedzaam, dan weer gewelddadig zijn. Hun verhouding met de modernisatieproblematiek is ambivalent of in ieder geval niet gemakkelijk in gangbare analytische schema’s te vatten. Hoewel ze vaak revivalistische kenmerken vertonen, hebben sommige groepen nieuwe symbolen omarmd, zoals in de Rushdie affaire en de aanslagen van 9/11. Ook in Nederland zijn er sporen van te vinden (144). Het IISG is sterk in deze bewegingen geïnteresseerd.