Socialisme

De Europese sociale bewegingen van de 'lange' negentiende eeuw, die voortkwamen uit drie eeuwen economische veranderingen, voedden zich met de kritiek van de Verlichting en de vele maatschappelijk experimenten die er in de opstanden en revoluties van 1798 tot 1918 werden uitgevoerd. Dit gold voor het liberalisme, maar vooral voor de grote stromingen van wat later 'links' genoemd werd - socialisme, anarchisme en communisme - en voor talloze kleinere hervormingsbewegingen. Naast grote verwantschap bestonden er tussen (en ook wel binnen) al deze groepen ook steeds grotere of kleinere verschillen, die eenheid van optreden vaak belemmerden, maar een grote rijkdom aan ideeën lieten zien. Het IISG is op dit gehele terrein zeer rijk.

Het socialisme of de sociaal-democratie wortelde in het verstedelijkte en geïndustrialiseerde Noordwest-Europa. Daar was de democratisering al relatief vroeg tot ontwikkeling gekomen in de vorm van stedelijke zelfstandigheid en gilden, en later locale en dan nationale vakbonden en politieke partijen. Dat gold voor Duitsland, waar een grote beweging revolutionaire en reformistische tendensen lang bijeenhield (31); Groot-Brittannië, waar de vakorganisaties al vroeg welbespraakte zaakbepleiters vonden (32); Nederland, met zijn late reformisme (33-34); en ook Frankrijk, waar de term ‘socialisme’ zelfs werd uitgevonden (35-37). In deze landen als ook in Scandinavië ontstonden sterke socialistische partijen, die direct of indirect in staat waren hervormingen af te dwingen, zeker toen het kiesrecht in de loop van de eeuw steeds verder verruimd werd.

De theoretici van de Duitse beweging, met name Karl Kautsky en Eduard Bernstein, kregen tegen het eind van de eeuw een ver reikende internationale invloed, totdat de Eerste Wereldoorlog de internationalistische idealen van het socialisme als illusies liet verschijnen (38). Toch raakte de sociaal-democratie overal zo diep geworteld dat ze de zware klappen van de beide wereldoorlogen zonder veel moeite overleefde en een belangrijke rol ging spelen in het Europese eenwordingsproces (39).