De opkomst van markten

In het licht van deze lange geschiedenis richtte Nicolaas Posthumus zich als economisch-historicus en als verzamelaar op de periode vóór de Industriële Revolutie. Zo bracht hij vanaf 1914 in het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief en de Economisch-Historische Bibliotheek een collectie bijeen met het handelskapitalisme als zwaartepunt, voor Nederland samengebald in de 'Gouden Eeuw'. Op basis daarvan begon hij vervolgens met een verzameling van sociaal-historische documenten in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, dat hij in 1935 oprichtte.

Op zijn zoektocht naar boekhoudingen van kooplieden en handleidingen voor het handelsrekenen kocht het NEHA de collectie Velle. In deze collectie waren zowel de internationale praktijk (1-2) als de theorie van de handel (3) uitstekend vertegenwoordigd. Posthumus, die in Nederland al bekend was vanwege zijn boeken over de Leidse wolindustrie vanaf de Late Middeleeuwen, maakte nu ook in het buitenland naam als specialist op het gebied van de geschiedenis van lonen en prijzen en van het beurswezen. In Nederland veroorzaakte de 'tulpenmanie' in 1636 de eerste beurscrisis (4), die de roep om toezicht op economische instellingen deed klinken. Hierdoor en doordat handelsnaties de noodzaak voelden hun lange aanvoerlijnen te beschermen, veranderde de aard van de politiek. Belastingheffing en economisch beleid werden even belangrijk als oorlogvoering. De collectie Bruyard illustreert dit aan de hand van het achttiende-eeuwse Frankrijk (5).

Het handelskapitalisme kende naast vele doeners ook enkele denkers, die probeerden de gevolgen van de dadendrang te overzien. Thomas More formuleerde zijn maatschappijkritiek in de allegorische vertelling Utopia (1516), mede geïnspireerd door de kapitalistische ontwikkeling in Vlaanderen (6). Toen het centrum van de wereldhandel van zuid naar noord verschoof, verdedigde de Leidse ondernemer Pieter de la Court vrije immigratie als voorwaarde voor economische ontwikkeling en welvaart (7-8). De grote schrijvers van de Franse Verlichting werkten de ideeën over de best mogelijke inrichting van de staat verder uit, daarbij geïnspireerd door de ervaring van de ontdekkingsreizigers met 'vreemde volkeren' (9-10).