Marten aan mr. P.J. Troelstra, 31 juli [1899] (Troelstra-archief inv.nr. 366/51-52)
Driejaren zijn er haast om en als dit nu nog een half of een heel jaar duurt, maar elf en twaalf, het is een heele rek onzes levens. Want als raadsman, luister ik toch naar niemand; ik ga op mijn eigen houtje te werk. Daarom nogmaals, wij kunnen wel niet buiten eenen verdediger, maar anders kan het mij niets schelen.
Maar ik stem niet in met de wijze waar op men thans te werk is gegaan.
Men heeft ons eigenlijk zoo maar wat onder de hand bedondert, en als dit is, om u ee steek te geven, als poitieke wraak dan is het schandelijk.
Nagroet Marten