IISG

Marten aan mr. P.J. Troelstra, 31 juli [1899] (Troelstra-archief inv.nr. 366/51-52)

Dit is dan ook gebleken uit de gezegde door mij aan mijne familie gedaan.
Misschien zegt Gij maar waarom dan niet eerder gezament lijk overgelegd. Wij als broers mogen malkander niet spreken evenmin schrijven. Wij moeten zulks door tusschenkomst van onze familie laten doen. Ook hadden wij niet veel voor de beweging [?] op de reken.
Edoch alles begint thans een ander aanzien te krijgen, en vooral met den afloop uwer terrechtzitting.
Doch ik zeg nogmaals, ik was niet voornemens u buiten de zaak te sluiten. Nogtemeer daar Gij zóó veel voor ons gedaan hebt, wij elkaar kennen, en wat het belangrijkste is, dat Ge met alles in den grond bekend zijt. De gevoelens van de andere jongens weet ik niet, maar, zoo goed wij malkaar kennen, geloof ik niet, dat zij volledig met het thans gebeurde instemmen.
Maar het is thans zoo geknipt, het zal ook wel zoo genaaid moeten worden.
Een besluit, ziet Ge, was er door ons nooit genomen, wie de zaak behandelen zou. Waarom ik in den Haag ook tegen u zei Ik zil er wal ver schriewe hoe of het komt. U zei: Ja dat is goed. Ik zelf was er nu ook me af, wat te schrijven?
Doch wat gij voor ons gedaan hebt ben ik u ten hoogste dankbaar voor.

top