IISG

Marten aan huisgenoten (familie), 19 dec. 1897 (Troelstra-archief inv.nr. 366/53-54)

in heb. Vandaag prakiseerde ik over de eerste Openbare zitting, ik dachtte ik had ook wel omtrent gelijk kunnen beginnen als de O v J. Bijvoorbeeld; Ik en gij broeders staan onder de indruk van een zeer vuile zaak. Van een regtsgeding zoo vermetel en zoo brutaal, dat ons terug doet denken aan de tijden der inquisitie; toen men zich niet ontzag om personen die men uit de maatschappij wilde verwijderen, door een gehuurde bende schuldig liet verklaren. Om langs die weg de maatschappelijke of den lichamelijken dood over hen uit te spreken. Maar ik kon met al dat gebabbel, evenmin mijn onschuld bewijzen, dan de Officier met zijn bescheiden requisior onze schuld kon bewijzen. Mijn werk wordt eigelijk niks, ik verdien pas zooveel als ik voor mijn bij onderhoud genoeg heb, als ik niet een beetje voor was had ik dezen maand te min. Ik heb nu weer een nieuw rekenboek en taalboek, dat het is weer hard gaatie!! Ik weet nou eigelijk niet waarom je tegen Gadse alleen eene aanklagt hebt ingediend. Ik had het tegen de heele kliek gedaan; ook tegen Uw. Zwart, dat die een mijneed gedaan heeft is allang ten volste te bewijzen geweest. Maar enfen dat moeten jullie ook maar weten. Het zal tog wel zoo gemaakt worden dat ze ter goeder trouw gehandeld hebben. Als Gadse tenminste al veroordeeld wordt, dan zal hem dit grapje wel meer kosten dan Johannes Brouwer uit zijn potterfuile boekje vermiste. Want dan moet hij natuurlijk de kosten van het geding ook betalen; en dat zal wel meer wezen dan ik deze maand verdiend heb. Ze moeten ons hier maar gauw uit lullen ik heb trek tot ander werk. Vrijdag kom je ons natuurlijk weer bezoeken, en neem dan Hendrik ook weer eens mee. Ook moet je mij vertellen of er braaf instructie's worden gehouden en of

top