IISG

Wiebren aan huisgenoten (familie), 16 juli 1898 (Troelstra-archief inv.nr. 366/68)

Jammer maar voor de Justitie dat de doodstraf niet weer is aangenomen dan konden zij de geenen dien zij over hadden langs alle wegen om t leven brengen; dan eerst zouden zij weer in hun element zijn zij die zich sluipmoord niet schamen zouden er lust in gevoelen. Maar in de hoop dat deze geschiedenis zal hebben mede gewerkt dat wij spoedig de begravenis der klassen justitie kunnen vieren groet ik Hermans en de vele andere vrenden. Ontvangt tevens de overtuiging dat ik nog met de grootst mogelijke moed bezield ben en dat ik hoop nooit zal verliezen.

Om bij de Justitie aan te dringen om de aanklacht te vervolgen raad ik af, want wie zouden in die zaak getuigen? alweer de geenen die de O[fficier]v[an]J[ustitie] wist dat er minstens 12 zich aan meineed schuldig maakten, t geen ik hem kan bewijzen uit de stukken van de R[echter] C[ommissaris] zie hier t bewijs en tevens hoe de RC liegt in zoon zaak.
Toen wij waren gearresteerd gaf hij voor dat alle drie ons beschuldigden: 4 dagen later ongeveer kwamen wij met I in aanraking en deze verklaarde ons alledrie te hebben gezien. Ik sloeg haar dadelijk uit het veld aangaande Maarten met haar eigen woorden; toen kregen K en ik 30 dagen verlenging en M 6 als zij van ons wel en van M niet wettig bewezen. Als toen G en S Maarten hadden aan gewezen dan had die immers ook zijn wettige bewijzen tegen zich gehad. Daar uit is t dat die anderen toen nog niet bewerkt waren kan ik bewijzen dat de Justitie zelf de meineed maakte en wist dat er zich 12 aan schuldig hebben gemaakt.

top