1901-1910
Een aarzelend begin De motivering achter de woningwet (1901) was vooral van hygi�nische aard. Men wilde de ongezonde woontoestanden die eind negentiende eeuw ontstaan waren bestrijden. In eerste instantie vormde een andere indeling van de woning de belangrijkste vernieuwing. Vertrekken zonder frisse lucht, zoals alkoven en bedsteden, mochten niet meer gebouwd worden. Het uiterlijk van de nieuwe woningen was vaak nog traditioneel, uitgevoerd in een sobere stijl. Daarmee hoopte men de huren voor zoveel mogelijk arbeiders betaalbaar te houden. In de eerste jaren na het aannemen van de woningwet werd nog niet veel gebouwd volgens de nieuwe regels. De wet bood weliswaar allerlei voorschriften ter verbetering van de woonomstandigheden, maar de concrete uitwerking en interpretatie liet nog te wensen over. Een groot probleem was dat er onvoldoende grond direct beschikbaar was. Bovendien beschikten de gemeentes nog niet over uitbreidingsplannen waar de nieuwbouw in paste. Het hing vaak van de persoonlijke inzet van ambtenaren of bestuurders af of er gebouwd kon worden. Woningbouwverenigingen die gebruik wilden maken van de nieuwe subsidiering moesten zich eerst laten erkennen als woningwetvereniging. In het begin waren het vaak reeds bestaande verenigingen die deze erkenning aanvroegen.
|