IISG

Vorige pagina | Volgende pagina
Marten aan huisgenoten (familie), zonder datum [voorjaar 1899?](Troelstra-archief inv.nr. 366/55-56]

Nou ik wist het van K Kikstra wel beter, maar ik wou die geen schade in zijn klandisie doen.
Het is een wonder dat Gadse zijn zuster Frien niet van die brand verdenkt, daar die met de begravenis had gezegd, wijzende op de brand van het oude huisje, de rooie haan kan ook nog wel eens boven dien kop kraaie. Ik geloof niet dat zij had gezegd of is't ook 10 jaar later.
Gadse zijn geldtje zal zoo ook wel aardig verdunnen hij zal zijn testament ook wel op zijn mede schurken of meinedigers maken. En als ik dan al die vragen eens nagaan, n.l wat denkt je van Feije volk, de maaiers van Swart en die van Jan Gelder daar had ik weleens mee gepraat enz. En Sj. Riepstra die mijn huis doorkruipend bekend was zijn zwager die groote Jan daar hij om een aardigheid bij op gemeten had, en dat die eene wel van die groote was Sierd enz. Dan het voor zijn verklaring omtrekken, van hem 2 april 96 met Sj. Riepstra. Het omtrekken van Sieds voor zijn verklaring Januari 96 wat blijft mij dan over te denken? Dit, dat zij, de getuigen, door de openbare macht gemachineerd zijn. En wat het vreemdste is, is dit, dat van al die hulp mijnedigers eerst nooit gesproken is. Die lantaarn zal nog wel veel vervloekte worden, de heeren rechters hadden zich zeker gevleid dat alleen Tj zij vrouw Griet en T Plekker daar iets van wisten. En dat het onrechtvaardige vonnis, zoo meesterlijk opgesteld, ook voltrokken moest worden. En hier mede wensch ik Mr P J Troestra succes met zijn optreden, en betuig daarmee mijn volle symphathie.
Nagroete M W Hoogerhuis

top