[Bovenzijde ondersteboven:] Mijn broer klaagt hier over het niet schrijven van mij. Ik heb dan al geschreven maar zij hebben de brieven dan nog niet ontvangen
Leeuwarden 27 februari 1898
Zeer geachte Familie; bij dezen doen ik u te weten dat ik zeer wel ben; hopende dat ook gij dezen in gezondheid moogt ontvangen. Het bevreemde mij dat ik deze week geenen brief van u ontving. te meer daar uw laatste, dat kleintje niet me gerekent, 27 januari is gedateerd. Doch als ge geen bijzonders hebt, of dat gij op iets wacht, ik wil dus maar eens afwachten. en vrijdag komt gij ons natuurlijk weer bezoeken? Zuster gij vroegt mij naar mijne brieven dien ik over de zaak heb geschreven, of men die mocht publiceeren. Dit kan ik niet toestaan, want zoo dit gebeurde zou men mij de correspondentie kunnen onthouden, wat voor mij eene verschrikkelijke afbreuk zou zijn.