IISG

Vorige pagina | Volgende pagina
Marten aan moeder Hogerhuis, 17 juli 1898 (Troelstra-archief inv.nr. 366/61-62)

in de eerste plaats kan hij voorgeven uit vreesch maar dat is een uitvlucht! hij had ons op den tijd kunnen redeen zonder daarvoor gevaar te beloopen. De jistitie is geen marskramer dien er maar mee te koop loopt: ja nou komt ons die K Stienstra dat vertellen. en op zijn verzoek had men dat zoo bedekt mogelijk gedaan. Maar nu de jistitie er zoo in zit met de boel, maakt zij van den nood eene deugd, en stoort zich aan recht nog wet. Neen! Klaas overtuigd dat wij inschuldig waren meende dat men ons ten slotte niet zou veroordeelen; en in de tweede plaats wou hij ze niet verraadden. Welnu daar is hij bij mij niet minder om, ik ben de eerste ook niet die daar een beroep van maken zal. Doch ik voor mij had het zóóver niet laten komen. En die oude vrouw dat begrijp ik niet! zij heeft ook kinderen en voelt het oude moeder hart toch ook, zij moet zich in moeders toestand verplaatsen die van hare jaren is. En ik weet niet hoe of zij konden rusten? ik voor mij had die tralies altijd voor mij gehad. Ja kunnen ze wel zeggen die Paulus en Alard zijn brutale kenkels, maar daar geeft de justitie niet om als hen de zaak indertijd maar helder was geweest hadden zij voor de veiligheid der aanklagers wel gezorgd. Maar nu ontziet men niets meer en wij arme jongens moeten al groot 30 maanden een en al het gelag betalen; en wie weet hoe lang noch? En nu oude maar moed gehouden het hoofd blijft er op als ik dat niet zelf afknip met de schaar. doch die exutie [?] brrr!
Na groete M W Hoogerhuis te Ljouwert

top