Burschenschaften
Op 23 maart 1819 werd de populaire Duitse schrijver August von Kotzebue in Mannheim als 'verrader van het vaderland' vermoord door de theologiestudent Carl Ludwig Sand (1795-1820). Kotzebue, die consul van Rusland was, had zich scherp uitgesproken tegen de Burschenschaften, de nieuwe studentenverenigingen die na de verdrijving van de Fransen voor een vrije en christelijke Duitse eenheidsstaat ijverden (en tijdens het Wartburgfeest in 1817 Kotzebue's Geschichte des deutschen Reichs samen met de Code Napoléon en andere werken aan de vlammen hadden prijsgegeven). Sand was lid van de Urburschenschaft in Jena, van haar leidende engere Verein, en van de geheime, door Carl Follen in het leven geroepen radicale groep der Onvoorwaardelijken (Unbedingten). De moord op Kotzebue vormde de aanleiding voor het bijeenroepen van een conferentie van de Duitse Bond te Karlsbad (Karlovy Vary), die in augustus 1819 een reeks maatregelen ter bestrijding van 'demagogie' afkondigde en een Centrale Onderzoekscommissie in Mainz vestigde. De commissie zou sterk bijdragen aan de institutionalisering van het begrip 'geheim genootschap' en de verbreiding van het idee dat er overal gevaarlijke groeperingen actief waren.
Een andere bijdrage kwam van een van Sands vrienden, Johannes Wit (eigenlijk Witt, 1799-1863), een Deen van geboorte, die zich naar zijn stiefvader Wit von Dörring noemde. Wits biografie telt evenveel raadselen als avonturen. Aanvankelijk tot de Onvoorwaardelijken behorend, liet hij naar eigen zeggen na 1820 zijn revolutionaire standpunten varen, al viel dat uit zijn gedragingen moeilijk op te maken. Hij bewoog zich geruime tijd met enig gemak door heel Europa in zowel conservatieve als radicale kringen, maar mede doordat hij bemoeizucht aan zelfoverschatting paarde en zich geregeld in ondoorzichtige situaties begaf, riep hij op den duur het wantrouwen van zowel revolutionairen als politiefunctionarissen op. Tijdens - en ook al wel vóór - zijn jaren durende gevangenschap in vijf landen verstrekte hij de politie uitgebreide en sensationele, maar weinig betrouwbare informatie over de revolutionaire onderwereld. Veel daarvan maakte hij vervolgens ook openbaar in meerdelige herinneringen, die de bron vormen van tot op de dag van vandaag voortlevende mythen en halve waarheden. In zijn latere leven bestreed hij drank, beschermde hij wezen, en werd hij de leider van een officieel Oostenrijks persbureau, dat echter nooit van de grond kwam.
Lees ook Wits beschouwing over de Carbonari (Pdf 64 Kb).
De daar genoemde Klerckon (Clerkon) was een agent provocateur in Oostenrijkse dienst, die aan Gioacchino Prati dezelfde voorstellen deed als aan Wit; geen van beiden doorzag het spel.
Bron: Johannes Wit, genannt von Dörring, Fragmente aus meinem Leben und meiner Zeit: Aufenthalt in den Gefängnissen zu Chambery, Turin und Mailand, nebst meiner Flucht aus der Citadelle letzteren Ortes, Braunschweig: Friedrich Vieweg, 1827, pp 19-48. (Signatuur: D1084/401).
>> Meer over Prati in het hoofdstuk Grand Firmament.