Tsaristisch Rusland

De prachtige Russische bibliotheek van het IISG gaat terug tot de achttiende eeuw en omvat complete reeksen verslagen van de Russische Academie van Wetenschappen, die in 1724 door Peter de Grote werd opgericht (75-76). Daarin is veel te vinden over de Russische koloniale expansie in oostelijke en zuidelijke richting, een thema dat ook in monografieën uitstekend vertegenwoordigd is (77).

Hetzelfde geldt voor de zeer uiteenlopende negentiende-eeuwse tegenstanders van de tsaristische autocratie, van wie ook vele archieven in Amsterdam terechtkwamen. Tot 1861 kende Rusland nog massale lijfeigenschap, lang nadat deze elders in Europa was afgeschaft, wat behalve rechteloosheid voor het merendeel van de bevolking een laag opleidingsniveau met zich meebracht. Omdat daarnaast ook het recht op vereniging en vergadering ontbrak, concentreerde de oppositie zich lange tijd dikwijls rond moedige individuen als Aleksandr Herzen (78) of Lev Tolstoj (79-80), van wie vele een groot deel van hun leven in ballingschap doorbrachten. Voor de Russische intelligentsia vormde de onontwikkeldheid van het volk daarbij steeds een nog groter probleem dan al bij de Westerse liberalen en socialisten het geval was geweest.

In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontstonden steeds meer (illegale) organisaties, die zich krachtig in de strijd om de modernisering van het land mengden - een op zichzelf ook in leidende kringen gekoesterde wens. Niet alleen de doelstellingen, maar ook de wegen erheen zorgden voor aanzienlijke meningsverschillen tussen de eerste narodniki of populisten (81-82), de Bund, een joodse arbeidersorganisatie (83-84), de Partij van Socialisten-Revolutionairen (85-86) en de mensjevieken (87), die de sociaal-democratische meerderheid vormden, nadat de bolsjevieken zich in 1903 hadden afgescheiden. De Revolutie van 1905 en de reacties daarop brachten de tegenstellingen aan het licht en toonden ook de relatieve zwakte van de beweging (88-89).