IISG

Wiebren aan huisgenoten (familie), zonder datum [zomer 1896?] (Troelstra-archief inv.nr. 366/72)

Daarop kregen K en ik dertig dagen verlenging en M zes als zijnde van ons al en van M niet wettig bewezen. Ik zeg rond uit toen had men I en G nog niet overgehaald anders had M ook dertig dagen gekregen en dat komt uit met G zijn verklaring toen ik omstreeks 11 Feb van hem hoorde, dat hij zich het eerst tegen over de veldwachter de Groot had uitgelaten over ons, toen ik bij Straatsma op schaatsen kwam zaterdag 28 Dec. dat hield hij later nog vol; en dat hij en I de eerste dag of wat er nooit met elkander over hadden gesproken. Pm 10 april kwamen zij met IR aandragen en later ook met JK en hoewel IR zijn verklaring veel heeft van spooke praatjes uit de middeleeuwen wordt hij toch een overtuigend bewijs, en voor de RC zeide hij G had het gezegd en I had geknikt, en voor de rechtbank? Dat I had gezegd Wybren en die maar toch is de eene meineedige de wettige en de andere de overtuigende bewijzen. Heb je van je leven maar waarom is niet de man gehoord die geen minuut bij hen [NlGR] vandaan is geweest toen hij dat raam maakte? Dan kreeg het alziende oog haar zin niet, maar na deze tijd komt er nog een tijd en dan, en dan, nu wij zullen zien. Eenmaal komt de tijd dat wij dat vuile ding dat men hier wet belieft te noemen hebben voldaan en dan is de beurt aan ons, en aan wie dan de schuld?
Aan hen die de wet verkracht hebben.
Aan wie den schuld als het volk radeloos van woede tot daden van verzet overgaat de getuigen mishandelt of zijn boel in brand steekt of zoo iets? Aan de zelfde maar de werkelijke schuldigen van zoo'n draaierg doet men niets die zij als werktuigen hebben gebruikt. Jan [Hogerhuis] moet maar zorgen dat hij een man bij zich hout want zij zouden hem ook nog wel uit de maatschappij willen rukken.
Nu loopt de zaak een poos en dan gaan de stukken naar de Minister en dan is het, zie je nu wel onrustige burgers wij doen ons best genoeg, maar nu moet je ook tevreden zijn. Maar ik vertrou dat men zal zingen: bliow net tevreden, want werachtig dat is leben dae: streid mai stgen onriocht, geen aerlijk man berest ien kwae.

top