Press Now
Media in Joegoslavië
Oorlogslandschap
Eerst bijna onopgemerkt, in de marge haast van alle grote gebeurtenissen in Oost Europa na de val van de muur in 1989, begon het te rommelen in Joegoslavië. In het Westers bewustzijn gold het land als redelijk sympathiek. Het had zwaar geleden onder de bloedige terreur van de Nazi's, het had zich daartegen heldhaftig verzet. Tito had het land buiten de tweedeling van de Koude Oorlog weten te houden en daardoor was het voor het opkomend massatoerisme in de jaren 1960 en 1970 redelijk toegankelijk.
Dat het een veelvolkerenstaat was, was bekend, maar voor West-Europa gold dat eerder als een bewijs van de juiste koers dan van een mogelijke bron van problemen. Voor bepaalde linkse kringen in West Europa was er dan nog het interessante Joegoslavische voorbeeld van de experimenten met arbeiderszelfbestuur. Veel westerlingen associeerden 'Slovenië', 'Montenegro' of 'Bosnië-Herzegovina' met een nostalgische, sprookjesachtige wereld. Het verloop van de gebeurtenissen in de jaren '90 heeft hen uit de droom geholpen.
In juni 1991 verklaarden Slovenië en Kroatië zich onafhankelijk. Slovenië bereikte de onafhankelijkheid na een korte oorlog met het door de Serviërs gedomineerde leger van federaal Joegoslavië. In maart 1992 brak de burgeroorlog in Bosnië-Herzegovina uit. Vanaf 2 mei 1992 lag Sarajevo onder vuur. Tussen 1992 en 1995 zag de wereld zich geconfronteerd met een heimelijke oorlog van ex-Joegoslavië tegen Bosnië-Herzegovina, een burgeroorlog binnen de oorlog tussen Kroaten en Bosnische moslims, een burgeroorlog binnen het gebied van Bosnië-Herzegovina tussen Serviërs aan de ene en de Federatie Bosnië-Herzegovina, bestaande uit Kroaten en Bosnische moslims aan de andere kant. De Bosnische moslims waren bij dit alles de groep die over deze hele periode de Federatie Bosnië-Herzegovina vertegenwoordigden.
Drie lange jaren duurde de oorlog die in november 1995 beëindigd werd met de akkoorden van Dayton. Er was geen winnaar. Wat resteerde was een verscheurd en uitgeput land onder internationale voogdij en honderdduizenden doden, gewonden en ontheemden.
Joegoslavië medialand
De Joegoslavische pers had in de jaren '80 geleidelijk meer vrijheid gekregen. Partijkranten maakten ruimte voor andere standpunten dan die van de partij. De pers organiseerde zich op de geografische basis van de republieken die samen Joegoslavië vormden. Vanaf 1990 maakte de pers een enorme groei door.
Wel bleven vrijwel overal in de voormalige republieken van Joegoslavië de staatsgecontroleerde media de dienst uitmaken. In Kroatië controleerde de staat de meeste media via een fonds dat de aandelen van de geprivatiseerde media in handen had. In Servië waren wel enige onafhankelijke media, maar de staat was dominant. Zeker voor wat betreft de tv, waar volgens een rapport 69 % van de Serviërs hun informatie vandaan haalden. Zo kon het gebeuren dat bij een onderzoek in 1992, ruim 38% van de Serviërs meende dat Moslim-Kroatische legereenheden verantwoordelijk waren voor het bombarderen van Sarajevo. In Bosnië-Herzegovina waren er in 1991 maar liefst 377 kranten, 54 lokale radiostations 4 tv stations.
Sommige van deze media kozen zuiver voor amusement, andere lieten zich na het uitbreken van de oorlogen heel makkelijk tot één partij in het conflict bekeren. Volgens velen droegen de media een zware verantwoordelijkheid in het conflict doordat ze hebben aangezet tot etnische haat. Sommigen gingen daarin ver. Zo stelde Dubravka Ugresic dat de media de oorlog zijn begonnen en legde ze de verantwoordelijkheid voor deze oorlog bij alle mensen die bereid waren als doorgeefluik te fungeren voor tot oorlog ophitsende ideeën. Die beschuldiging klinkt logisch met de kennis die wij achteraf hebben, maar in 1988 kon niemand weten wat er in de toekomst verborgen lag. Toen de oorlog eenmaal gaande was, was het moeilijk géén partij te kiezen. De strijdende partijen dwongen tot een keuze.
Tekenend is het verhaal van Nenad Pejic, programmadirecteur van TV Sarajevo. Hij vertelde van een incident in april 1992, toen Bosnische moslims dreigden een dam in Visegrad op te blazen en een live tv-interview eisten. Direct na dit dreigement belden de Servische tegenstanders en dreigden de tv zenders te beschieten als dit zou gebeuren. TV Sarajevo besloot na veel wikken en wegen de bezetters van de dam het interview te geven. Prompt beschoten de Serviërs de zender. Pejic moest snel daarna naar Duitsland uitwijken wegens toenemende persoonlijke doodsbedreigingen.
Het geval van Pejic stond niet alleen. De strijdende partijen hadden weinig op met onafhankelijke journalisten. De Internationale Journalistenfederatie telde in 1993 20 vermiste en 13 gedode journalisten in Bosnië-Herzegovina.