Op transport
De reis naar Oceanië ging per windjammer, geholpen door stoomaandrijving. In 1873 duurde dat een maand of drie. Profiterend van golfstroom en passaat volgden de speciaal op gevangenentransport ingerichte schepen een zigzaggende route, waarbij de Atlantische Oceaan twee maal werd overgestoken. Langs de Canarische eilanden ging het via Senegal naar Brazilië, dan opnieuw naar het Afrikaanse continent om Kaap de Goede Hoop te ronden, vervolgens via Tasmanië naar Nouméa, de haven van Nieuw-Caledonië. Totaal 16.700 zeemijlen of 30.928 kilometer. Grote groepen Algerijnen werden verscheept op de Loire, en op de Calvados, die respectievelijk op 16 augustus 1874 en 18 januari 1875 afmeerden. Op latere transporten zaten nog enkele verspreide Algerijnen: de Garonne (12.03.1875) en de Rhin (30.01.1876).
Ook 'gewone' criminelen bevonden zich aan boord, maar wel gescheiden van de 'politieken'. Aan boord van de Loire zat slechts één communard naast 198 gewone veroordeelden 39 Algerijnen. Van de laatste groep kwamen er maar 34 aan, de rest was onderweg aan ziekte ten onder gegaan, hun lichamen overboord gezet. Veel andere opvarenden van dit transport schijnen aan scheurbuik overleden te zijn. Aan boord van de Calvados waren enkele honderden Fransen, 62 Algerijnen (waarvan 59 aangekomen) en 134 bemanningsleden, waaronder een dokter, verpleger en aalmoezenier.
De gevangenen sliepen op inklapbare britsen, met zijn zestigen samengepakt in grote kooien. Hun rantsoen bestond uit 800 gram brood, ¼ liter wijn, 2 maal daags (bonen)soep, woensdag en zondag vlees, vrijdag vis of kaas. Daglicht was niet aan de orde. De gedeporteerden hadden voor vertrek allemaal een nummer gekregen en werden daarmee ook aangesproken. De Algerijnen werden aan boord en ook later in de strafkolonie 'les Arabes' genoemd, maar zijn de geschiedenis ingegaan onder de naam van hun regio van herkomst Kabylië, als 'les Kabyles du Pacifique'.