Collectie: Van Opstal-Kajat |
« vorige | bladeren | volgende » |
Na de oorlog werkte Kajat als kelner bij het Indische restaurant Bali in Scheveningen. Op een gegeven moment voelde hij dat de tijd rijp was voor een eigen zaak en in 1958 opende hij toko Soeboer in de Koningstraat. Al snel kwamen er een paar stoeltjes en tafeltjes in de winkel te staan en werd het een toko annex restaurant. In de keuken begon 'oma Koot' uit Borneo mee te koken, omdat mevrouw Kajat het niet meer alleen af kon. En dan was er nog oma Koen, die eerder bij restaurant Ardjoena had gewerkt en haar oude dag in het huis van de familie Kajat doorbracht. Zij hielp de familie wel eens uit de brand als het te druk werd. Bekend waren de heerlijke zoetigheden, zoals teng teng (pindakoekjes), die mevrouw Kajat zelf maakte. De bloei van de Indische/Indonesische restaurants na de oorlog lijkt te danken aan de komst van Indische repatrianten, maar als we naar het klantenbestand van Soeboer kijken, valt op dat het overwegend om Hollanders ging. Volgens dochter Martina van Opstal-Kajat was niet meer dan 20% van de klanten Indisch of Indonesisch. De Nederlanders uit de Oost kookten liever zelf.
Mevrouw Kajat overleed in 1973. Een jaar later hertrouwde Kajat en nam zijn tweede vrouw het heft in handen. De kaart werd vereenvoudigd en voor het koken werden Indonesische jongens aangetrokken. In de jaren zeventig verhuisde het restaurant van de Schilderswijk naar de Brouwersgracht, omdat de Koningstraat werd gerenoveerd. Na een beroerte bleef vader Kajat steeds meer op de achtergrond. Toen de zaak in andere handen overging, is Martina Opstal-Kajat nog lange tijd twee avonden per week in de bediening van het restaurant blijven werken.
Literatuur: Annemarie Cottaar, Ik had een neef in Den Haag. Nieuwkomers in de twintigste eeuw, Zwolle 1998; Joan Schutzman Wider, Indonesian women in the Hague: colonial immigrants in the metropolis, diss. New York Univesity 1967 (ongepubliceerd).