IISG

Collectie: Van Opstal-Kajat

« vorige | bladeren | volgende »
Martina Opstal is de dochter van Mas Kajat, die omstreeks 1912 werd geboren te Madioen (Midden-Java, Nederlands-Indië). In Indië werkte hij als djaga anak (kinderverzorger) bij de Indische familie Lups. Toen zij in 1934 naar Den Haag vertrokken, reisde hij met hen mee. Twee jaar later ging hij in Den Haag aan de slag als kelner. Hij woonde – net als veel van zijn landgenoten – op kamers in de Trompstraat. Zijn vrouw, Siti Alimoestama, was als baboe met een Hollandse notarisfamilie naar Den Haag gekomen. Ze leerden elkaar kennen bij Insulinde, een muziek- en dansgroep die optrad onder de vlag van de Studentenvereeniging ter bevordering van Indonesische Kunst (S.V.I.K.). Kajat zat in de krontjonggroep en deed ook aan pentjak (vechtdans). Ze trokken door heel Nederland met hun voorstellingen; ook in het buitenland waren ze na de oorlog graag geziene artiesten.

Na de oorlog werkte Kajat als kelner bij het Indische restaurant Bali in Scheveningen. Op een gegeven moment voelde hij dat de tijd rijp was voor een eigen zaak en in 1958 opende hij toko Soeboer in de Koningstraat. Al snel kwamen er een paar stoeltjes en tafeltjes in de winkel te staan en werd het een toko annex restaurant. In de keuken begon 'oma Koot' uit Borneo mee te koken, omdat mevrouw Kajat het niet meer alleen af kon. En dan was er nog oma Koen, die eerder bij restaurant Ardjoena had gewerkt en haar oude dag in het huis van de familie Kajat doorbracht. Zij hielp de familie wel eens uit de brand als het te druk werd. Bekend waren de heerlijke zoetigheden, zoals teng teng (pindakoekjes), die mevrouw Kajat zelf maakte. De bloei van de Indische/Indonesische restaurants na de oorlog lijkt te danken aan de komst van Indische repatrianten, maar als we naar het klantenbestand van Soeboer kijken, valt op dat het overwegend om Hollanders ging. Volgens dochter Martina van Opstal-Kajat was niet meer dan 20% van de klanten Indisch of Indonesisch. De Nederlanders uit de Oost kookten liever zelf.

Mevrouw Kajat overleed in 1973. Een jaar later hertrouwde Kajat en nam zijn tweede vrouw het heft in handen. De kaart werd vereenvoudigd en voor het koken werden Indonesische jongens aangetrokken. In de jaren zeventig verhuisde het restaurant van de Schilderswijk naar de Brouwersgracht, omdat de Koningstraat werd gerenoveerd. Na een beroerte bleef vader Kajat steeds meer op de achtergrond. Toen de zaak in andere handen overging, is Martina Opstal-Kajat nog lange tijd twee avonden per week in de bediening van het restaurant blijven werken.

Literatuur: Annemarie Cottaar, Ik had een neef in Den Haag. Nieuwkomers in de twintigste eeuw, Zwolle 1998; Joan Schutzman Wider, Indonesian women in the Hague: colonial immigrants in the metropolis, diss. New York Univesity 1967 (ongepubliceerd).
 

Den Haag, 1937

Onbekend, 1937 (ca.)

Den Haag, 1940

Den Haag, 1942
 

Den Haag, 1942 (ca.)

Betuwe, 1955

Den Haag, 1955 (ca.)

Den Haag, 1955 (ca.)
 

Wassenaar, 1956 (ca.)

Wassenaar, 1956 (ca.)

Den Haag, Scheveningen, 1957 (ca.)

Den Haag, 1958
 

Den Haag, 1958

Den Haag, 1958

Den Haag, 1960 (ca.)

Den Haag, 1960 (ca.)
 

Den Haag, 1960 (ca.)

Den Haag, 1964

Den Haag, 1964 (ca.)

Den Haag, 1965
 

Den Haag, 1965 (ca.)

Den Haag, 1965 (ca.)

Volendam, 1968 (ca.)

Den Haag, 1971
 

Den Haag, 1971
 
top