Collectie: Strman |
« vorige | bladeren | volgende » |
Hij kwam uit Velike Kostrewnica, een dorp vlakbij de stad Litija, veertig kilometer buiten Ljubljana. Ook zijn ouders Leopold Strman (1898) en Marija Jesenšek (1901) kwamen daar vandaan. Zijn vader Leopold werkte twee jaar in de mijn in Trbovlje toen hij van pioniers vernam over het tekort aan ervaren mijnwerkers in Limburg. Op 23 oktober 1929 arriveerde hij in Heerlen waar hij aan de slag kon als houwer bij de Oranje Nassau III. Zijn vrouw Marija en hun twee kinderen Pavla en Slavko volgden hem in december.
Het gezin van Leopold Strman woonde vier maanden op een zolderkamer in Heerlen, waarna ze een woning vonden in de Kampstraat in Heerlerheide. Omdat ze ruimte hadden en wel wat extra inkomsten konden gebruiken, besloten ze kostgangers in huis te nemen. Die bezetten vanaf dat moment drie van de vier slaapkamers met drie bedden elk. Meestal waren er vier of vijf kostgangers, maar soms ook wel acht of meer. In de regel ging het om Sloveense mijnwerkers. Vaak waren ze familie of bekenden van elkaar: broers, neven, dorpsgenoten. Ze wisselden elkaar af: vertrok de één, dan stond de volgende al op de stoep. De meeste kostgangers in huize Strman waren vrijgezel, maar er kwamen ook wel gehuwde mannen over de vloer, die maandelijks geld stuurden naar hun echtgenotes in Joegoslavië. Marija Strman deed hun was, naaide hun mijnpungels, zette kniestukken op hun versleten werkbroeken en kookte hun maaltijden. Iedere ochtend stond zij om half vijf op om de kachel aan te maken.
Slovenen uit de Mijnstreek kwamen naar de Kampstraat om te praten, te drinken en te zingen met kameraden. Voor alle Slovenen voelde huize Strman in de Kampstraat, hoe klein en primitief ook, als een warm bad. Ze vonden er de muziek en de taal van thuis, van Slovenië. Naast het verzorgen van een soort ‘prenočišče z zajtrkom’ (Bed & Breakfast) waren het vooral de warmte en geborgenheid van het kosthuis die het zware leven van de ontheemde mijnwerkers verlichtten. De familie Strman had kostgangers tot 1939. Vier jaar later stopte Leopold Strman met werken, omdat hij werd afgekeurd: 100% silicose (stoflongen). Zijn zoon Slavko Strman hierover: ‘De eerste tien jaar na de keuring ging het nog. Tot hij in 1953 voor het eerst met een zus terugging naar Joegoslavië en hij daar een longontsteking opliep. Hij kwam terug en het was een grote ellende. Als hij hoestte, deed dat zo’n pijn dat wij zijn ribbenkast moesten vasthouden. Het was een verschrikkelijk lijden. Ik zal dat nooit vergeten.’
Door zijn ervaringen in de mijn wilde Leopold niet dat zijn zoon ondergronds zou gaan. Daarom spaarde hij drie maanden zijn nettosalaris om een accordeon voor hem te kunnen kopen. Hij was van mening dat als je niks anders kon, je nog altijd muziek kon maken.
Leopold Strman stierf in 1953. Zijn vrouw Marija Jesenšek overleefde hem bijna dertig jaar; zij overleed op 8 september 1981 te Heerlen. Zoon Slavko leerde de nakomelingen van Slovenen in Limburg de traditionele dansen uit zijn geboortestreek. Hij speelde harmonica in verschillende bekende dansorkesten (o.a. de White Stars en Die Lustige Dorfsmuzikanten) en gaf Sloveense les. Zijn vier cd’s met Liedjes die mijn moeder mij leerde droeg hij op aan zijn moeder, omdat zij de drijvende kracht was geweest achter zijn muzikale opvoeding.
Slavko Strman overleed op 5 juni 2006 te Heerlen. Zijn zussen Pavla (Velike Kostrevnica 1922) en Tinie (Heerlen 1939) wonen in Hoensbroek (informatie 2009).
Archieven: IISG, Collectie Sloveense Arbeidsmigranten in Limburg
Literatuur: Milena Mulders, Met de buik het brood achterna. Mijn Sloveense geschiedenis, Amsterdam 2009.