Collectie: Dokumaci |
« vorige | bladeren | volgende » |
In Den Haag woonde Dokumaci op kamers in de Arnhemsestraat bij de Fokkelmans, die hij als eigen familie beschouwde. Koken deed hij in de keuken van de vrouw des huizes, maar wel met apart kookgerei, vanwege het varkensvlees dat de familie gebruikte. Toen zijn vrouw in 1969 naar Nederland kwam, kocht hij een huis in de Smitstraat. Zij kreeg een baan bij Indola in Rijswijk; later kwam zij ook naar Laurens, waar zij tien jaar is blijven werken.
Voor het gebed kwamen Turken in de jaren zestig samen in een kleine ruimte op de Hoefkade. Op hoogtijdagen - zoals het Suikerfeest aan het einde van de Ramadan of het Offerfeest - gingen zij naar de moskee. Toen Dokumaci naar Den Haag kwam, was er slechts één moskee in Den Haag: de Mobarak-moskee aan de Oostduinlaan van de Ahmadiyya-beweging. Samen met een Turkse collega van Laurens zette Dokumaci zich in voor een eigen gebedsruimte. Toen een gesprek bij de gemeente in 1979 op niets uitliep, gingen zij tot actie over. Enkele tientallen Turken trokken naar de Wagenstraat om daar de leegstaande oude synagoge te bezetten. Onderhandelingen tussen de gemeente en de Turkse Islamitische Vereniging over de verkoop van het pand namen uiteindelijk drie jaar in beslag.
Seyfettin Dokumaci bleef tot 1987 bij Laurens werken. Twee jaar daarvoor was hij zich, samen met zijn zoons, al gaan oriënteren op een eigen zaak; eerst een pizzabakkerij op de Hoefkade, later met bakkerijen en slagerijen, onder meer op de Paul Krugerlaan en in de Weimarstraat. Toen er tweehonderd mensen bij Laurens werden ontslagen, maakte Dokumaci van de gelegenheid gebruik om definitief over te schakelen naar deze sector van de arbeidsmarkt. Hij heeft drie kinderen, die zowel in Turkije als in Nederland onderwijs hebben gevolgd.
Literatuur: Annemarie Cottaar, Ik had een neef in Den Haag. Nieuwkomers in de twintigste eeuw, Zwolle 1998.