IISG

Collectie: Bearzatto

« vorige | bladeren | volgende »
Pieri Bearzatto (1911-2001) werd geboren te Arba in Friuli (Italiƫ). Na de vierde klas lagere school assisteerde Bearzatto in de bouw als sjouwer bij het metselwerk. In de jaren 1924-1926 had zijn vader in Den Haag gewerkt, maar toen er ook in de Italiaanse dorpen weer werk voor metselaars kwam, was hij naar zijn geboortestreek teruggekeerd. De levensomstandigheden bleven echter zwaar en in 1927 vertrok zoon Pieri naar Den Haag. Hij arriveerde daar twee dagen voordat prinses Juliana 18 jaar werd. Hij was zelf nog maar vijftien en ging bij zijn oom en tante Rigutto wonen, in de Wolmaranstraat. Zij waren vlak na de Eerste Wereldoorlog naar Den Haag gekomen. Als terrazzowerker kon Pieri Bearzatto aan de slag in het bedrijf van oom Bernardo Rigutto in de Kockstraat (later Veenkade). Hij had geen enkele ervaring met het terrazzowerk en moest hier alles leren, te beginnen met mengen, materiaal klaarmaken en schuren. Vooral het schuren was zwaar werk, in die periode nog met een orso, een dikke stok met een ijzeren klauw waarin een amarilsteen was bevestigd.

In 1940 werden oom Rigutto en hij compagnons. Dit had alles te maken met de Wet Arbeid Vreemdelingen van 1934, die het werken van vreemdelingen in loondienst aan een stelsel van vergunningen bond. Knechts begonnen daarom een eigen zaak of werden compagnon van de eigenaar van een bestaand bedrijf. Na de inval van de Duitsers was er nog wel vraag naar terrazzowerk, maar het werd steeds minder. Toen de grondstoffen opraakten, schakelden Bearzatto en Rigutto over op het maken van bloempotjes en vaasjes. Als materiaal gebruikten ze zand en cement, maar ze verkochten hun producten wel als 'Italiaans aardewerk'. Zo scharrelden ze enige tijd door, tot ze een Nederlandse reiziger leerden kennen die het spul voor hen aan de man wilde brengen. Dat bleek een perfecte combinatie, want binnen de kortste keren konden ze niet meer aan de vraag voldoen.

Pieri Bearzatto kocht in 1959 een steenhouwerij aan het Westeinde en begon voor zichzelf; in 1968 nam zijn schoonzoon het bedrijf over. Hij overleed in 2001.

Literatuur: Annemarie Cottaar, Ik had een neef in Den Haag. Nieuwkomers in de twintigste eeuw, Zwolle 1998.
 

Den Haag, 1930

Onbekend, 1932

Den Haag, Scheveningen, 1933

Den Haag, 1935
 

Amsterdam, 1935 (ca.)

Amsterdam, 1935 (ca.)

Den Haag, 1944 (ca.)

Den Haag, 1956
 

Den Haag, 1956

Den Haag, 1958

Den Haag, 1971 (ca.)
 
top