Collectie: Aridjis |
« vorige | bladeren | volgende » |
Het enige financiële lichtpunt voor de familie bestond uit de balen tabak die lagen opgeslagen in Amsterdam, destijds een belangrijke tabaksmarkt. De eigendomspapieren waren meegesmokkeld uit Turkije en konden nu worden verzilverd. Broer Niarchos ging bij een bank in Brussel werken, Nikos vertrok naar Mexico en Cleomene probeerde via relaties in Nederland aan het werk te komen. Zijn eerste banen vond hij in de tabaksindustrie, bij Braziliaantjes in Eindhoven (voor 25 gulden per week), bij Kyriazi in Amsterdam (50 gulden) en ten slotte bij een sigarettenfabriek in Bilthoven - daar verdiende hij 100 gulden per week. Van dat geld stuurde hij een groot deel naar zijn familie in België en Griekenland.
De productie van sigaretten in de fabriek in Bilthoven mocht door zijn toedoen stijgen, het door de eigenaar toegezegde aandeel in de winst bleef uit. Omdat hem dat niet beviel, besloot Cleomene Aridjis een zijweg in te slaan. Bij zijn broer in Brussel had hij kennisgemaakt met de importeur van wijn uit Samos. Hij besloot ook zelf een vat te bestellen met 625 liter onversneden wijn, dat hij liet bezorgen in zijn pension aan de Utrechtse Bilderdijkstraat 33 bis. Bij glashandel Dijkstra in Amsterdam kocht hij cognacflessen, de wijn klaarde hij met eiwit en met de hulp van mijnheer en mevrouw Burgemeester, de eigenaars van het pension, wist hij de flessen te vullen. Om de kurken in te brengen en van een capsule te voorzien, was een aparte machine nodig, die hij bij Hoogeboom aan de Oudegracht kocht. De laatste handeling bestond eruit, dat hij met behangerslijm de etiketten op de flessen plakte. Na zijn dagtaak in de sigarettenfabriek ging hij 's avonds de winkels langs, die in die tijd tot 21.00 uur open waren. In het Frans legde hij contact met de middenstanders, gaf hen een fles ter kennismaking en vertelde na twee weken terug te keren. Die aanpak werkte. Het eerste vat wijn was snel verkocht en na enige tijd durfde hij zelfs zijn baan in de sigarettenfabriek op te zeggen. Het was 1926 en Utrecht was een ondernemer rijker - een Griekse.
De geschiedenis van Aridjis - migrant en ondernemer - is het verhaal van een geslaagde integratie. In de afgelopen tachtig jaar heeft de firma de Nederlandse samenleving kennis doen maken met Griekse producten. Dat ging niet vanzelf. Daarvoor moest Cleomene stapsgewijs de markt veroveren, wat hij deed door bijvoorbeeld ook appelmoes, boerenjongens en advocaat te bereiden.
In de Rotterdamse haven kwamen na de oorlog tientallen Griekse schepen per week binnen. Ze hadden Griekse bemanningen en moesten dus met Griekse levensmiddelen worden bevoorraad. Daarom begon Aridjis ook olijven en olijfolie te importeren. Zijn merk Drossa zou later landelijke bekendheid verwerven. Maar hoe belangrijk de vraag van Griekse afnemers ook was, Aridjis begreep dat hij het toch vooral moest hebben van de Nederlandse markt.
De grote omslag voor het bedrijf kwam met de films Nooit op Zondag (1960) en Zorba de Griek (1964), die meer toeristen naar Griekenland lokten. Vooral Kreta werd populair, omdat Zorba de Griek zich daar afspeelde. In Nederlandse bioscopen waar de film draaide, werd in de pauze en na de voorstelling de Sirtaki gedanst en wijn gedronken. Het Camera theater in Utrecht was daarmee begonnen. Aridjis adverteerde met zijn Kretaanse droge wijn, Archanes, in het Horecablad van november 1965 als 'De wijn van Zorbas'. De eerste keer bestelden de bioscopen tien dozen wijn, twee weken later waren dat 25 tot 50 dozen. Het gevolg was dat ook de slijterijen naar Archanes gingen vragen. De Griekse wijn had een plaats op de Nederlandse markt veroverd.
Cleomene Aridjis trouwde op 1 september 1927 in Utrecht met Anna Lodewijk. Zij kregen vijf kinderen. Zoon Theologos (1935), die vanaf 1959 in de zaak werkte, nam het bedrijf van hem over. Hij stelde het beeldmateriaal ter beschikking aan het HBM.