Collectie: Ott |
« vorige | bladeren | volgende » |
Als haar Hongaarse ouders haar 'opeisten', reisde zij, beladen met speelgoed, terug naar het land van herkomst. Vervolgens werd er druk gecorrespondeerd en probeerden haar pleegouders via het comité te bewerkstelligen dat ze toch weer naar Nederland kwam. Op een gegeven moment verwaterde het contact met Hongarije en hielden de kindertreinen op met rijden. De actie voor Hongaarse kinderen eindigde officieel in 1928. Ondanks haar voortdurende heimwee en de ouderlijke wens haar terug te hebben, bleef Julia in Nederland.
Het verblijf van de Hongaarse kinderen was in de regel tijdelijk. Om hen toch onderwijs te laten volgen en niet helemaal te doen vervreemden van hun achtergrond, kwamen er Hongaarse leerkrachten met de kindertransporten mee. In Den Haag kwam er in de school aan de Tasmanstraat een Hongaars klasje, waar kinderen tussen de 3 en 18 jaar les kregen van juffrouw Kutka. Later verhuisde het klasje naar het Westeinde.
Julia Ott ging in 1931 - ze was toen 18 jaar - bij Iserief & Co’s manufactuurhandel in de Venestraat werken, waar zij tot 1943 verkoopster bleef. Bovendien trad ze in de catalogi van Iserief regelmatig op als fotomodel voor de wolafdeling van het bedrijf. In 1944 trouwde ze met de Nederlander Valk en kwam er een einde aan het jaarlijkse bezoek aan de vreemdelingendienst. Na haar scheiding in 1953 woonde zij, samen met haar twee dochtertjes, op de Veenkade bij haar ongetrouwde pleegzusters. In 1947 werd Julia Ott lid van de in dat jaar opgerichte Eerste Hongaarse Vrouwenclub aan het Nassauplein. Deze club zou later een belangrijke rol spelen bij de opvang van een andere groep Hongaren: de duizenden vluchtelingen die in 1956 in Nederland aankwamen.
Literatuur: Annemarie Cottaar, Ik had een neef in Den Haag. Nieuwkomers in de twintigste eeuw, Zwolle 1998.