IISG

Vrijmetselaars

< vorige | volgende >

Het 'klassieke' Europese geheime genootschap ontleent zijn organisatiemodel onmiskenbaar aan de Vrijmetselarij, die zelf teruggreep op de gilden en broederschappen van Schotse en Engelse metselaars. Het officiële begin van de Vrijmetselarij wordt gewoonlijk van 1717 gedateerd, toen de Grootloge van Londen werd opgericht, die in 1723 een reglement liet drukken dat naar de schrijver de Constitutions van Anderson wordt genoemd. Het gaat daarbij niet om de formulering van een eigen leer, maar om regels die een vrijplaats scheppen waar broederschap en tolerantie een vruchtbaar en genoeglijk samenzijn mogelijk maken. Evenals in de gilden doorliepen de (vrijwel uitsluitend mannelijke) leden in de nieuwe loges de graden van leerling, gezel en meester, waarbij zij telkens andere inwijdingsrituelen ondergingen. Het bouwen werd nog slechts symbolisch opgevat; de aankomende vrijmetselaar werd gezien als een ruwe steen die gepolijst moest worden. De activiteiten van de loges, die een vrij hoge mate van onafhankelijkheid kenden, lagen veelal op het terrein van liefdadigheid, opvoeding en gezelligheid; ze trokken vanwege de hoge kosten vooral belangstelling bij de betere standen. De leden hadden een geheimhoudingsplicht, maar zoals de illustratie laat zien, sloot dit publiekelijk optreden geenszins uit. In Engeland ontwikkelde de Vrijmetselarij zich weldra tot een succesvolle en respectabele instelling.

De beweging verspreidde zich behalve naar de Engelse koloniën ook al spoedig naar het Europese vasteland, waar de autoriteiten echter vaak aanzienlijk terughoudender reageerden en morele, religieuze of politieke troebelen vreesden. Vaker dan in het liberale Engeland werden de continentale loges in verband gebracht met oppositie en onorthodoxie, wat natuurlijk dikwijls een kwestie van definitie was. De Katholieke Kerk veroordeelde de Vrijmetselarij voor het eerst in 1738. Toch nam haar populariteit snel toe, deels ook door het ontstaan van nieuwe 'systemen', die meer dan drie graden telden en soms bijzondere kennis of ervaringen in het vooruitzicht stelden. Aan de vooravond van de Revolutie was één op de twintig Franse stedelingen vrijmetselaar; dit verklaart mede waarom de loges na de 'val van Troon en Altaar' geschikte kandidaten werden voor de rol van zondebok.

Lees ook een vroege anonieme verdediging van de Vrijmetselarij in Frankrijk (Pdf 1,5 Mb).
Bron: Lettre écrite par un Maçon à un de ses amis en province, s.l., 1764 [= 1744], 23 pp. (Signatuur: Bro F1758/50).

top