Gino Scalzo (rechts) met een collega uit Sardinië in de Nederlandse Kabelfabriek (NKF). Voor een arbeidscontract bij de NKF moesten Italianen alleenstaand zijn, tussen de 19 en 30 jaar oud, medisch gekeurd, politiek betrouwbaar en gealfabetiseerd zijn. Bovendien mochten ze niet met Justitie in aanraking zijn geweest. De NKF was een arbeidsintensieve industrie met productiepieken in de winter. In de lente konden er weer kabels in de grond worden gelegd. Vóór die tijd moest het product beschikbaar zijn.
Eind jaren vijftig, er werkten toen zo'n 2.000 werknemers, besloot het bedrijf een derde wervingsgebied aan te boren: Limburg. Niet om Limburgers te werven, maar Sardijnen die daar in de mijnen werkten. In 1959 werd een aanzienlijke groep van zo'n vijftig mensen naar Delft gehaald. Toen het tijd werd meer mensen te zoeken, was het voor de NKF een logische stap om via het Nederlandse Selectie Centrum in Milaan meer mensen uit Sardinië te laten overkomen. De fabriek had goede ervaringen met deze groep en beschikte nu over een groep die al Nederlands sprak, zij het met een zwaar Limburgs accent. De meeste Sardijnen in Delft komen uit de regio Sassari. Later ging de fabriek ook in Sicilië werven en kwamen er Italianen uit alle windstreken naar Delft. De piek lag in 1961. De werving in Italië stopte midden jaren zestig, toen ook in andere landen zoals Turkije werd geworven. In 1965 woonden er 137 Italianen in Delft. Naar schatting hebben zo'n 300 Italianen bij de NKF gewerkt. |