Een Griekse ondernemer
Introductie
Cleomene Aridjis werd geboren op 21 mei 1901 in Thyra (Klein-Azië), honderd kilometer ten oosten van Smyrna, het huidige Izmir. Zijn familie heette toen nog Aridjoglu en bezat grote landerijen met tabak, Sultana druiven, olijven en tarwe. Daarnaast dreven zij een import- en groothandel in textiel. Terwijl zijn broer Niarchos in Parijs voor arts studeerde, vertrok Cleomene in 1922 naar Luik om zijn ingenieursdiploma te halen. Maar het lot besliste anders. Drie maanden later brak de 'Megali Katastrofi' uit - door de Turkse overwinning op de Grieken zag meer dan een miljoen Grieken zich gedwongen zijn geboorteland te ontvluchten. De familie Aridjis moest kapitaal, huizen en landerijen achterlaten. Vader en moeder vertrokken met hun dochters naar het Griekse Volos. Niarchos en Cleomene moesten hun studie beëindigen wegens geldgebrek en bleven in West Europa, samen met hun jongste broer Nikos.
Het enige financiële lichtpunt voor de familie bestond uit de balen tabak die lagen opgeslagen in Amsterdam, destijds een belangrijke tabaksmarkt. De eigendomspapieren waren meegesmokkeld uit Turkije en konden nu worden verzilverd. Broer Niarchos ging bij een bank in Brussel werken, Nikos vertrok naar Mexico en Cleomene probeerde via relaties in Nederland aan het werk te komen. Zijn eerste banen vond hij in de tabaksindustrie, bij Braziliaantjes in Eindhoven (voor 25 gulden per week), bij Kyriazi in Amsterdam (50 gulden) en ten slotte bij een sigarettenfabriek in Bilthoven - daar verdiende hij 100 gulden per week. Van dat geld stuurde hij een groot deel naar zijn familie in België en Griekenland.
De productie van sigaretten in de fabriek in Bilthoven mocht door zijn toedoen stijgen, het door de eigenaar toegezegde aandeel in de winst bleef uit. Omdat hem dat niet beviel, besloot Cleomene Aridjis een zijweg in te slaan. Bij zijn broer in Brussel had hij kennisgemaakt met de importeur van wijn uit Samos. Hij besloot ook zelf een vat te bestellen met 625 liter onversneden wijn, dat hij liet bezorgen in zijn pension aan de Utrechtse Bilderdijkstraat 33 bis. Bij glashandel Dijkstra in Amsterdam kocht hij cognacflessen, de wijn klaarde hij met eiwit en met de hulp van mijnheer en mevrouw Burgemeester, de eigenaars van het pension, wist hij de flessen te vullen. Om de kurken in te brengen en van een capsule te voorzien, was een aparte machine nodig, die hij bij Hoogeboom aan de Oudegracht kocht. De laatste handeling bestond eruit, dat hij met behangerslijm de etiketten op de flessen plakte. Na zijn dagtaak in de sigarettenfabriek ging hij 's avonds de winkels langs, die in die tijd tot 21.00 uur open waren. In het Frans legde hij contact met de middenstanders, gaf hen een fles ter kennismaking en vertelde na twee weken terug te keren. Die aanpak werkte. Het eerste vat wijn was snel verkocht en na enige tijd durfde hij zelfs zijn baan in de sigarettenfabriek op te zeggen.
Het was 1926 en Utrecht was een ondernemer rijker - een Griekse.
De geschiedenis van Aridjis - migrant en ondernemer - is het verhaal van een geslaagde integratie. In de afgelopen tachtig jaar heeft de firma de Nederlandse samenleving kennis doen maken met Griekse producten. Dat ging niet vanzelf. Daarvoor moest Cleomene stapsgewijs de markt veroveren, wat hij deed door bijvoorbeeld ook appelmoes, boerenjongens en advocaat te bereiden. In de tentoonstelling wordt gebruik gemaakt van etiketten en foto's om die bijzondere bedrijfsgeschiedenis in beeld te brengen.
Van 1926 tot 1984 bottelde de firma Aridjis zelf wijn. Om de laatste botteling van de Archanes wit in 1984 vast te leggen, nam werknemer Wim van der Teems zijn filmcamera mee. Achter de etikettenmachine is hij zelf te zien. Verder komen Ferdinand Verloveren en Cleo Aridjis in beeld, terwijl op kantoor Theo Aridjis en zijn vrouw Ineke aan het werk zijn. (film, wmv-bestand, 3.09 min.)