Ga naar: andere teksten van Tjebbe van Tijen | homepage IISG
JE BEVRIJDEN VAN DE DRUKPERS
Jongeren en hun eigen pers in Nederland: 1945-1990
met een bibliografisch aanhangsel over de tijdschriften van Provo, Kabouter, de culturele underground- en kraakbeweging, vrije stadskranten en punkfanzines.
Tjebbe van Tijen
Deze studie verscheen eerder in verkorte vorm en zonder de bijlagen in het Tijdschrift Jeugd en Samenleving (21e jrg. nr. 2/3, 1991). Dit is een herziene en bibliografisch bijgewerkte versie. Het merendeel van de genoemde tijdschriften bevindt zich in de collecties van de Universiteits Bibliotheek Amsterdam (UBA) en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). In veel gevallen zijn nog niet alle verschenen tijdschriftnummers aanwezig. Aanvullingen zijn dan ook van harte welkom.
Bij de overzetting van het eigen computerbestand van de Universiteits Bibliotheek Amsterdam naar het PICA systeeem, zoals dat nu bij de Universiteit van Amsterdam in gebruik is, zijn een groot aantal plaatsingssignaturen van tijdschriften uit de Openbare Publieks Catalogus (OPC) van de UBA (per moeilijk achterhaalbare vergissing) verdwenen. De door mij gebruikte signaturen zijn naar alle waarschijnlijkheid de enige wijze om sommige van deze tijdschriften voor als nog te vinden. (noot 16/6/1999)
Bijlagen:
I: Statistiek jongerentijdschriften
Overzicht van:
II: provobladen
III: culturele undergroundbladen
IV: kabouterbladen
V: kraakkranten
VI: vrije stadskranten
VII: punkfanzines
VIII: Vergelijking verschillende categorieën jongerentijdschriften p.50
IX: Aantallen tijdschrifttitels per jaar p.51
X: Literatuurlijst p.52
Inleiding ->
Hoe het uitgestrekte terrein van de naoorlogse Nederlandse jeugd- en jongerenpers te beschrijven, als er in al die jaren niet meer dan zes kleine monumenten, in de vorm van bloemlezingen en herdrukken, voor opgericht zijn. Deze eer komt enkel toe aan Tuney Tunes (1944-1964), Twen/Taboe (1960-1962), Kaas & Brood en Bikkelacht (1953-1966), Gandalf (1964-1968), Provo (1965-1967) Hitweek (1965-1968).(1) Daarbuiten zijn er wat sporadische studies over afzonderlijke bladen als Provo, Hitweek en Bluf en enkele publikaties die zich met bepaalde soorten tijdschriften als underground, buurtactie, vrije stadsbladen en punkfanzines bezig houden, maar ook dezen zijn op één hand te tellen.(2) Overzichtspublikaties over jeugd- en jongerenpers in Nederland bestaan helemaal niet, alhoewel er een eerste en laatste poging gedaan is in 1973 door de Landelijke Werkgroep Jongerenpers van de Nederlandse Jeugdgemeenschap, wat resulteerde in een handboek dat voornamelijk praktische tips gaf hoe zelf blaadjes en dergelijke uit te geven.(3)
Door dit gebrek aan oriënteringspunten was het nodig om dit, voornamelijk uit papier bestaande landschap, te reconstrueren. Ruim honderd tijdschriften heb ik laten aanrukken uit de Amsterdamse magazijnen van de Universiteits Bibliotheek, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en het Persmuseum. Het was als de terugkeer van een verstrooid volk uit de diaspora, al die stapels mappen die zich tot een glooiend landschap aaneenvoegden. Velen ervan waren al eens door mijn handen gegaan bij de samenstelling van een bibliografie van radicale bladen uit Nederland en België uit de periode 1960-1975.(4) Mij interesseerde echter niet enkel de inhoud, maar ook de vormgeving, vermenigvuldiging, verspreiding en receptie van deze publikaties. Daarover was vaak bitter weinig in de bladen zelf te vinden, reden om met aantal direct betrokkenen te gaan praten.(5) Zes gesprekken heb ik gevoerd, die me zes uitzichtpunten opleverden om het landschap te kunnen overzien. Door deze gesprekken werd mijn blik op kenmerkende onderdelen van het gebied gericht en kon ik kiezen uit het dichte bladerdak van mogelijke citaten.
Omdat een begrip als 'hun eigen pers' verwijst naar het tegenovergestelde, heb ik ook geprobeerd een beeld te krijgen van de achtergrond waartegen ik die 'eigen pers' moest bekijken, de 'massa bladen', de 'commerciële pers'. Alhoewel het hierbij om in vele tienduizenden tot honderdduizenden exemplaren vermenigvuldigde tijdschriften gaat, is maar heel weinig hiervan in openbare collecties aanwezig. Het curieuze en uitzonderlijke heeft sporen nagelaten, terwijl de produkten van alle dag verdampt zijn. De meest obscure kleine blaadjes zijn bewaard gebleven, terwijl jaargangen pulpbladen als 'oud papier' werden vermalen.(6) Het geeft me het gevoel hiervan onvoldoende gezien te hebben om tot een compleet beeld te komen. De achtergrond blijft dus fragmentarisch. Omdat het onmogelijk is in het bestek van dit artikel veelvoud en omvang tot haar recht te laten komen, heb ik dikwijls aantallen geteld en geprobeerd met die cijfers toch een indruk te geven.(7)
Jongerenpers zou heel ruim opgevat kunnen worden. Media als pamfletten, tijdschriften, affiches, demonstratieborden, spandoeken, de gekalkte leuzen op de muur, spuitbusgraffiti, stickers en buttons behoren er toe; grammofoonplaten, cassettebandjes, radio, televisie en video even goed. Een zo uitgebreid gebied dat ik me in dit artikel beperk tot tijdschriftencultuur met hier en daar een uitstapje naar affiches, pamfletten en cassettebandjes.
Gereedschappen genoeg: Loodzetsel, stencils, offsetplaten en zeefdrukramen. Tikmachines, verwisselbare bolletjes, inktlinten, wrijfletters en pritstiften. Boekdruk, rotaprint, offset, zeefdruk, stencilmachine, fotokopieerapparaat, computer en laserprinter. Met de drukinkt nog onder de nagels, met een schuier het stof van een archiefmap vegend kunnen we nu eindelijk beginnen te lezen.
HERSTEL VAN OUDE WAARDEN
'Jullie hebt in de wereld nog niet veel moois beleefd. Ik weet dat er velen onder jullie zijn die denken "dat het altijd een bende is geweest, en dat het wel altijd een bende blijven zal". Als je dat denkt, pas dan op! Want dan pleeg je toch eigenlijk verraad aan je vaderland en aan jezelf. Want je kan dat wel zeggen, maar in je hart heb je toch iets als een ideaal.' Woorden van minister-president Schermerhorn op de voorpagina van Ruim Baan. Het is september 1945 als het eerste nummer van dit Tijdschrift voor de Nederlandse jongeren verschijnt. Schermerhorn spreekt de hoop uit dat 'dit tijdschrift jullie hierbij mag voorlichten en bezielen'. Ruim Baan is een uitgave van de Bezige Bij en de verantwoordelijken voor de redactie zijn in de komende twee jaren Henriëtte van Eyk, Wim Hora Adema en A. Viruly. 'Luchtvaart, sport, tuinieren, fotograferen, films, techniek, mode, en toneel'. Een greep uit de de onderwerpen. Met vliegenier Viruly in de redactie vullen de pagina's zich gemakkelijk met vliegtuigen en brave reisverslagen, aangevuld door verhalen waarin de nog verse oorlog dikwijls onderwerp is. Simon Carmiggelt, Joop den Uyl, Hella Haasse, Simon (Gerard) van het Reve, Wim Kan, Simon Vestdijk en Leo Vroman behoren tot degenen die in dit blad proberen de jeugd van die tijd te 'bezielen'.
'Opbouw en herstel van oude waarden en zeden' is in dat zelfde bevrijdingsjaar onderwerp van discussie in het tijdens de oorlog ontstane blad Sprekende jeugd -onafhankelijk jongerenblad ter bevordering van internationale vriendschap. Het gaat om een omstreden artikel van P.J. de Munck over 'Het sexueele vraagstuk'. Hierin wordt het slag meisjes bekritiseerd 'dat met de Canadese vrienden gaat "jeepen" en dansen en chocolade etend, kauwgummi kauwend en cigaretten rokend langs 's heren wegen flaneert'.(8)
Piet Talsma van de Vrije Jeugd Beweging klaagt in 1947 over 'de ontwikkeling van een steeds meer toenemende zucht naar vermaak, terwijl de bevrediging steeds gemakkelijker geboden' wordt. Met lede ogen ziet hij de invloed van de de moderne techniek 'bioscoop en radio' en de 'zucht naar genot, die zich uitte in een verhoogd gebruik van alcohol en nicotine en een verdwijning van sexuele remmingen'. Hij zegt dit te schrijven 'vanuit de goede tradities van meer dan 25 jaar blauwe jeugdbeweging'. Voor hem is de mensheid 'volkomen slaaf geworden' van 'een steeds geraffineerder stelsel, mogelijk gemaakt door de techniek'.(9)
En ook een jaar later is het gevaar van het verval van de jeugd niet geweken, blijkens het eerste nummer van het blad van de net gevormde Moderne Jeugd Raad. Er is sprake van de 'sterk geschonden gemeenschapszin' die 'door allerlei vormen van gemeenschapsleven' weer aangekweekt moet worden. Jongerenorganisaties als Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), Vrije Jeugd Beweging (VJB) en Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO) behoren tot de oprichters van deze Raad. Vooral de niet georganiseerde 'massajeugd', die in het toenmalig vakjargon aangeduid wordt met 'niet-gegrepen jeugd', is doelwit van de Moderne Jeugd Raad. Zij moet 'weer aan een overtuiging' gebonden en 'voor een ideaal' gewonnen worden.(10)
Volgens de eerste naoorlogse uitgave van het Adresboek van de Nederlandse Pers, in 1947 verschenen, zijn er in dat jaar 79 verschillende bladen die tot de jeugdbeweging te rekenen zijn. Oplage cijfers ontbreken dan nog en van genoemde bladen zijn er maar weinig die een duidelijk spoor in een openbaar toegankelijk archief of bibliotheek hebben achtergelaten. Een opsomming van enkele vermeldde titels geeft toch een indruk van hoe de jeugd in die tijd bewoog: Ave Maria, De Boerenjeugd, Gereformeerd Knapenblad, Gereformeerd Meisjesblad, Jonge Kracht, De Kajotter, De Nieuwe Wereld, De Padvinder, Ruim Baan, Sprekende Jeugd, Vrije Vogels, Were Di, Wij Jongeren, Wij Trekken.
Twee decennia later, in 1965, wordt in het tijdschrift Voorwaarts, van de dan vijf jaar bestaande Socialistische Jongeren, teruggeblikt op de jongerenorganisaties en blaadjes van na de tweede wereldoorlog: 'Een grote stapel dorre christelijke lektuur, knutselhoekjes, natuurgenietinkjes, bijbelwoordjes en wat hulp aan zieken en achtergebleven gebieden.() De mentaliteit van de naoorlogse jeugd was moordend voor organisaties als Nieuwe Koers en AJC die op de oude Vorrink voet wilden doordraaien. Ook de kommunistische bewegingen hebben geen antwoord gehad.'(11)
Een mening die door één van die na-oorlogse AJC-ers, Jan Meilof, onderschreven wordt als hij in 1977 terugblikt en probeert het 'alledaagse bedrijf van zo'n AJC-groep' en het resultaat daarvan te beschrijven: 'Dat krantje was een typisch produkt van wat ze tegenwoordig "de werkvloer" zouden noemen. Bij elkaar geschreven, getikt, gestencild, vergaard en geniet door een stel AJC-ers uit Spangen en omstreken. Die krant van de groep De Bron heette Tam Tam, een naam die ik verzonnen had en waar ik niet weinig trots op was, tot ik vernam dat ook anderen op dat idee gekomen waren, voornamelijk padvinders...() Iedere maand sjouwden we een loodzware Triumph-schrijfmachine () naar de Mathenesserstraat, waar in de huiskamer van Giens en Jan de krant door Rita op stencil werd getikt. () Bij de verslagen zie ik wandelingen, fietstochten, zang- en muziekweekends, een kamp in Wijlre, een dansweekend, zwemmen in de Schie, een huishoudelijke vergadering, een muziekavond met grammofoonplaten. () Latere onderzoekers moeten maar uitmaken of ik gelijk heb, maar ik ben stellig van mening dat Tam Tam qua inhoud en sfeer niet veel afweek van de groeps- en afdelingskrantjes van vóór de oorlog. () Die naoorlogse AJC leek niet te weinig op de vooroorlogse, maar te veel! We hebben aanvankelijk gefaald in het vinden van nieuwe vormen. Sommigen zijn ze gaan zien, onmiskenbaar, en hebben er in geloofd. De veel gesmade Ruimte-mensen hebben, achteraf gezien, een stoutmoedige poging ondernomen om de signalen van een nieuwe wereld te vertalen in een nieuwe vormgeving.'(12)
SIGNALEN VAN EEN NIEUWE WERELD
Met 'Ruimte-mensen' doelt Jan Meilof in het bovenstaand citaat op het in 1959 opgerichte Jeugd en Jongerencentrum Ruimte dat tot het begin van de zeventiger jaren bestaan heeft.(13) Eén van die bij Ruimte betrokken mensen was Marinus van Raalte, die in 1960 als vormgever betrokken raakt bij de oprichting van 'het blad voor jonge mensen', Twen. De redactie bestaat aanvankelijk uit André van der Louw en Marijke Zweers, later uitgebreid met onder meer Rinus Ferdinandusse en de toenmalige hoofdredacteur van Vrij Nederland Mathieu Smedts. Op het omslag van het eerste nummer prijkt een grofkorrelige portretfoto van een 'bakvis' van de hand van Ed van der Elsken met de tekst 'wie dit leest wordt gek'. Andere meewerkende fotografen zijn Oscar van Alphen, Johan van der Keuken, Eddy Posthuma de Boer, Nico van de Stam en Ronald Sweering. Bibeb, Renate Rubinstein, Jan Vrijman, Cornelis Bastiaan Vaandrager, Lucebert, Cees Nooteboom, Hugo Raes, Toma Pauka en Remco Campert leveren regelmatig geschreven bijdragen. Illustraties zijn er van de hand van George Lampe, Yrrah, Frits Müller, Oey Tjeng Sit, Hannes Postma en Peter van Straaten.
Bij het uitkomen van het eerste nummer schrijft Het Parool: 'Er is gewoon een generatie met een nieuw soort instelling ten op zichte van veel als oud en vertrouwd beschouwde zaken. Deze generatie is zeer kieskeurig. Men heeft een grote belangstelling voor vormgeving, voor goede jazz, maar ook voor 'klassiek', voor woninginrichting, voor een eigen mode.'
In dat eerste nummer zijn beschrijvingen van die nieuwe generatie te vinden als van Hugo Claus: 'de verlichte amateurs die thuis op de hi-fi Ornette Coleman lieten draaien, die de Haagse Post lazen en broeken droegen met twee knoopjes aan de onderste rand van hun smalste pijpen'; Mischa de Vreede: 'zoals ik nu leef, met een verleden teveel, met een toekomst te weinig' en Simon Vinkenoog: 'Ze zijn niet lost, beat, angry of zelfs maar young - ze hebben hét gevonden, en kunnen vrijuit spreken. Barbaren, die de encyclopedie omschrijft als niet-deelhebbende aan de beschaving (in een vroegere betekenis), met eigen recepten, zonder revolutie, en zo normaal als het maar kan in een neurotische wereld.'
'Lovelable bra, zo scherp getekend naar de contour van deze spannende eeuw' luidt één van de teksten van de paginagrote advertenties die het blad van het begin af aan versieren. Een thema dat ook de firma Ilford aansnijdt bij de aanprijzing van haar fotorolletjes: 'Jeugd ziet scherpe contrasten'. Het blad Twen/Taboe met haar zeer forse formaat en de breed tot over de rand van de pagina uitgesmeerde contrastrijke zwart wit foto's verbindt in haar vormgeving die gevoelens van literair tot commercieel moeiteloos.
Toch ontbreekt de kritische noot over het zich pril ontwikkelende jeugdconsumentisme niet. F. ten Harmsen van der Beek schrijft er al in het eerste nummer een commentaar op: 'De twen-attributen, produkten van een economisch vooral niet te onderschatten twen-industrie: de platenspelers en de platen, de fototoestellen, de James Dean-outfits, de Bardot make-up. De stokoude auto's en de gloednieuwe scooters. De boeken à la mode en de krantjes, stikvol half-hidden persuaders: als je dit doet, dat koopt, hoor je er (toch) bij, kijk maar, hij, zij, doen het ook.'
Vance Packhard's boek Hidden Persuaders oorspronkelijk in 1957 in Amerika gepubliceerd, in 1958 als De verborgen verleiders in een Nederlandse vertaling uitgekomen vormde in 1963 ook de directe inspiratiebron voor Robert Jasper Grootveld met zijn minuscuul gestencilde blaadje De Hippe Zweter, orgaan voor toegepaste verleiding. Dit beïnvloedde later weer het denken van Provo waar geschreven wordt over 'de minderwaardige lustobjecten waar de kapitalist zijn meerwaarde uitslaat.'(14) Maar dit is vooruitlopen op wat nog komen moet. Eerst Marinus van Raalte aan het woord over het ontstaan naar Duits voorbeeld van de Nederlandse Twen.
TWEN/TABOE 1960-1961->
Marinus: Er was op een gegeven moment een vrij regelmatig contact tussen jonge mensen waarvan een groot aantal uit de jeugdbeweging voort kwamen. Daar is André van der Louw een exponent van, ik zelf was ook lid van die jeugdbeweging. Wij waren in die beweging vaak al met allerlei vormen van publikaties bezig. Die AJC had allerlei tijdschriften, krantjes en die moesten worden gevuld.
Als jongere na de oorlog kwam je voort uit een periode waar in het persoonlijke milieu de 'plusfour' nog een hele grote rol speelde, moderne vormgeving kwam nauwelijks im frage. Wat Pastoe (meubelen) toen deed werd als zeer revolutionair en schokkend ervaren. Het ligt voor de hand dat mensen van die leeftijd zich stortte op alles wat een andere uitdrukkingsvorm zou kunnen inhouden.
Toen Van der Louw en ik het Duitse tijdschrift Twen zagen, dachten we 'dat is de vorm waarin het zou moeten'. We waren er zeer van onder de indruk, überhaupt van de typografische aanpak die vanuit Duitsland of liever Zwitserland naar ons overwaaide.
Er kwam ook een zekere Tjepkema die uiteindelijk met een uitgever kwam aandragen. Het was een kleine uitgever (Amstel Pers). Later is het vrij snel overgenomen door de Weekblad Pers.
Ik heb geprobeerd om binnen de lijnen die vanuit Duitsland overgewaaid kwamen er ook mijn eigen gezicht aan te geven, voor zover dat mogelijk was. In die zin was het een coïncidentie dat er iets in Duitsland ontstond dat in Nederland ook ontstond. Je merkt altijd dat als er dingen borrelen dat dat op verschillende plekken naar boven komt.
Tj: Je had tegelijkertijd Oscar, een soortgelijk blad..
Marinus: Dat tijdschrift Oscar was een soort concurrent. In Hilversum was net diepdrukkerij De Boer ontstaan en die meende er goed aan te doen in zijn ijver om zijn persen vol te plannen, een jeugdblad te beginnen. Zij voorzagen een grote toekomst voor jongerentijdschriften. Oscar was eigenlijk een heel lief alternatief voor Twen, want Twen werd in die tijd als zeer ruig ervaren. Als je het nu doorkijkt vraag je je af waar men zich toen druk over maakte.
Dit soort grappen [pagina met collage met tekst en gokkasten] dat deed de Duitse Twen nooit, dat werd me in het begin ook niet in dank afgenomen.(15) Zo iemand als Eddy Posthuma de Boer wilde zoiets toch altijd maar weer zien als keurig mooie grote foto's. Daar begon ik me op een zeker moment een veel grotere vrijheid in te veroorloven. Achteraf kwam er ook weer een grote waardering voor van de kant van de fotografen.
In die dagen waren de druktechnieken nog veel primitiever dan de huidige, bij hoogdruk had je maar heel beperkte variatiemogelijkheden. Dit blad werd in offset gedrukt en dat gaf een veel grotere speelruimte.
De Duitsers, dat wisten wij, namen een buitengewoon lange voorbereiding voor hun nummers. Bij ons was elk nummer eigenlijk een veldslag. Ten eerste hadden we nooit de zekerheid dat het volgende nummer verscheen, het zijn er ook maar vier geworden. Ten tweede was het zo dat de redactie altijd over de grond rollebolde, omdat ze over de inhoud ontzettend veel problemen konden maken met elkaar en bovendien ging de uitgever altijd op een hele duidelijke censurende stoel zitten. [Zoekt naar een foto van een mooie op Brigitte Bardot lijkende dame] Daar is de pers nog voor stop gezet, pas na veel vijven en zessen kon die doordraaien.
Op een zeker moment werkte de wijze waarop de fotograaf zijn foto's afdrukte en de werking van het drukprocédé op elkaar in, gaven een versterking, soms niet eens op een wijze die strikt gewenst was door de fotografen.
Invloeden op de vorm ? Die invloed strekte zich ook uit tot de Amerikaanse pers en Paris Match, een tijdschrift waar wij heel duidelijk naar keken.
Tj: De Franse invloed is dus groot in de vijftiger jaren?
Marinus: Ja bepaald, het was ook de tijd dat wij naar Parijs trokken en ik me voortdurend in het volledig zwart uitdoste. Je droeg altijd een zwarte houtje-touwtje-jas, een zwarte broek en een zwarte trui, dat was je outfit. Toen ik met het tijdschrift begon was ik al getrouwd en ben ik in belangrijke mate geassimileerd.
Als je nu naar de vormgeving van het Duitse Twen uit die tijd kijkt zal je ontdekken dat hoewel het in offset gedrukt werd, er toch helemaal vanuit de filosofie van die beperkingen van het loodzetsel gewerkt werd. Het werd als het ware gesublimeerd. Dat zat dan in koppen die je stapelde, elementen die je vrij strak gelijk kon houden, een sterk ritme in foto's. Je bleef vasthouden aan elementen die je eerst als beperkingen waren opgedrongen.
Grappig genoeg waren de invloeden van de oude typografen op de Grafische School in Amsterdam en ook op andere grafische scholen, die in de Stijl-vorm typografeerden, heel sterk. Nu heeft die vorm ook weer een aantal uitgangspunten die wat dat betreft betrekkelijk kleine bruggetjes betekenden naar die Zwitserse aanpak. Die hele barokke typografie die rondom de oorlog en direct na de oorlog een rol speelde, die werd in onze opleiding al gekritiseerd. Wij als jongeren, met het gevoel je te moeten afzetten, hebben dat nog veel extremer gemaakt.
Je kon merken dat vanuit Twen oog begon te komen voor beter vormgegeven tijdschriften. Muziek Expres was natuurlijk niet om aan te zien.
Tj: Tuney Tunes?
Marinus: Ja allemaal heel vulgair, daar keken wij niet naar.
In die tijd, ging de AJC over in een organisatie die Ruimte heette, Ruimte gaf drukwerk uit dat ook een zeer verantwoorde vormgeving had, heel fraai gedaan. Ik herinner me dat nog, ik heb er zelf ook aan meegewerkt. In die jeugdorganisatie waren we vrij bewust bezig met vormgeving.
Wij werkten in een situatie waarbij er voortdurend een gigantische strijd was met de adverteerder, de reclamebureaus hadden een minder grote rol toen, en die adverteerders gebruikten alles om niet hun advertentie behoeven te betalen, daar zagen ze niet tegen op. Als er weer een schokkend artikel in Twen had gestaan, dan hadden zij weer aanleiding om te zeggen 'dit is schandelijk', 'dat doen we niet'.
Daar kwam voor het eerst naar bovendrijven dat mensen die vrij links zijn als onderdeel van een levensstijl zich toch bepaalde materialistische zaken lieten aanleunen. De mode die we lieten zien was voor die tijd niet altijd de goedkoopste. De zich langzamerhand ontwikkelende consumptiemaatschappij tekent zich ook af in het blad.
Als je het vanuit de huidige zakelijke optiek bekijkt is het ongelofelijk dat zo'n tijdschrift ontstond. Dingen die bij ons aangegeven zijn zie je later in andere tijdschriften uitgewerkt en gesublimeerd terugkomen.
Er was een groot aantal jongeren die het blad fantastisch vonden, maar dat was toch nog een betrekkelijk kleine groep. Een hele grote groep die moest er niets van hebben, die waren nog niet zo ver.
Tj: Wat was de oplaag?
Marinus: [Na enige aarzeling] twintig tot vijfentwintig duizend, dat was toentertijd toch wel enorm hoor. Het werd op een rotatieoffset gedrukt. De overgebleven nummers zijn bij De Slegte in de ramsch terechtgekomen. Er zijn veel jongeren geweest die later die nummers daar hebben gekocht; een generatie van daarna die het driftiger kocht dan de generatie zelf.
DIE WAREN NOG NIET ZO VER
Wat kocht of las die generatie dan wel in de jaren 1960 en 1961? Het Handboek voor de Nederlandse Pers van dat jaar geeft enig inzicht. Het zijn vooral muziekbladen en dan niet zoals Twen/Taboe dat vrijwel uitsluitend handelde over jazz, klassieke muziek, sporadische vermelding van studentikoze liedjeszangers als Jaap Fischer en een modern werkje van componist Peter Schat. Nee, veel meer werden populaire muziekbladen gelezen zoals Rhytme, Onze Lichte Muziek, Tuney Tunes, Muziek Parade en Muziek Expres, met oplagecijfers lopend van ruim achtduizend (Rhytme) tot dertigduizend exemplaren (Muziek Parade).
Tuney Tunes was het oudste van deze bladen. Het in Eindhoven gevestigde blad werd ook al tijdens de oorlog 'illegaal uitgegeven', wat de eerste jaren na de oorlog nog trots op de voorpagina vermeld wordt. Het is vooral het medium radio dat dwars over de de frontlijnen van de tweede wereldoorlog heen zijn uitwerking had en de uitgave van dit soort tijdschriften mogelijk maakte: 'Practisch alle "Top Hits" in onze uitgave worden steeds genoteerd tijdens de uitzending ervan voor de radio', wat toen de zender van de Allied Expeditionary Forces was. Het is ook Tuney Tunes dat het fenomeen hitparade, een idee van de Amerikaanse Vereniging van Tabaksfabrikanten, in Nederland introduceert. Een verschijnsel dat niet meer weg te denken is uit de popcultuur. In 1956 ontstaat uit het blad Onze lichte Muziek het blad Muziek Expres, dat blijkens de ondertitel informeert over 'amusementsmuziek, dansmuziek, jazz, film, radio, televisie, show-business' en 'cabaret'. Redacteur is Paul Acket. Het meinummer van dat jaar behandelt een 'opzienbarend proces in Amsterdam: Roken Nederlandse musici marihuana ? (geïllustreerd)', het schandaal van Lion Hampton en een verslag van het optreden van de Dutch Swing College Band in Gent dat eindigt in een 'straat-rel'.
Eerst leest de jeugd, die maar weinig geld uit te geven heeft, nog deze tijdschriften over amusementsmuziek van de iets oudere generatie. Eind vijftiger jaren gaan deze bladen zelf zich duidelijker op de nieuwe jongerenmarkt richten. Zo verandert het blad Tuney Tunes haar ondertitel in: 'Nederlands oudste teenagerblad met de jongste songtektsten !' Op de voorpagina in 1961 prijkt Caterina Valente met de Blue Diamonds en in het blad staat een 'exclusief voor TT geschreven' levensverhaal van Peter Koelewijn. Hij onthult al op de lagere school gegrepen te zijn door het liedje 'Jezebel' van Frankie Lane en later door de bewondering van meisjes op het strand voor een jongen met een gitaar tot de muziek gedreven te zijn. De traditiegetrouw weergegeven songteksten in het blad beperken zich niet tot het Engels/Amerikaanse repertoire. Zo staan op de Nederlandse pagina liedjes als: 'Troela, o troela: Toen ik zestien jaren was had ik een meisje lief' en 'Van Mij: Maanlicht en ruisende palmen' en niet te vergeten de moderne ongebonden kledingstijl vertolkt door Anneke Grönloh in het liedje 'Trui, trui, slobbertrui... je bent zo lekker wijd, ...de beste klederdracht voor elke teen teen ager die om stijve kleren lacht...' (16)
Dit alles was om met van Raalte van Twen/Taboe te spreken 'allemaal heel vulgair'. Deze in terugblik elitair aandoende houding veranderde echter al spoedig. Scheidslijnen tussen subculturen als Pleiners en Dijkers, modernisten en vetkuiven verdwenen met het opkomen van de popmuziek.
Opvallend is dat deze tendens niet enkel door de grote tijdschriftboeren gevolgd wordt, maar ook bij de kleinste door jongeren zelf uitgegeven blaadjes. Zo kondigt hoofdredacteur Jan Swagerman in het december 1963 in Amsterdam uitgegeven Jeugdblad De Voetzoeker trots aan dat het blad met ingang van het nieuwe jaar Teenage Idool zal gaan heten, 'van wandelsportklubmededelingenblaadje hebben we nu de weg van europees teenagerblad ingeslagen'. De gestencilde oplage was op dat moment 150 exemplaren.(17)
Zelfs het studentenblad Demokrater, dat jarenlang door Bert Vuijsje van strenge jazzcommentaren was voorzien, verwoordde het: 'Sinds de Beatles mogen we allemaal pop-muziek weer fijn vinden. Dit moet voor sommige mensen een hele opluchting geweest zijn want het viel bepaald niet mee om gezellig te dansen bij platen van Mingus.'(18)
De schrijver, Frits Boer, spreekt in hetzelfde artikel lovend over het dan al een jaar lang verschijnende tienerblad Hitweek en zijn maker: 'Een wat oudere jongen die er wel helemaal bij hoort is Willem de Ridder. Maar die had dan ook een smetteloos verleden. Niet alleen behoorde hij tot de Fluxus groep, maar verder was hij geruime tijd geoccupeerd met het vinden van "new scientific methods of recreation". () In tegenstelling tot bladen als Muziek Expres en Muziek Parade is dit blad buitengewoon leesbaar, niet in de laatste plaats doordat het voornamelijk wordt volgeschreven door tieners. () Hitweek weet beter dan welke linkse padvinderij, een progressieve invloed op de jeugd uit te oefenen.'(19)
Het is een periode van verhoogde activiteiten op de markt van muziektijdschriften voor en door jongeren. Naast de kleine blaadjes van talloze door tieners zelf georganiseerde fanclubs (20) groeien de oplage cijfers van de consumptieve tienerbladen sprongsgewijs. In 1964 heeft Tuney Tunes een oplage van 33.500, Muziek Parade 100.000 en Muziek Expres 174.000. Het jaar er op verschijnen er drie nieuwe bladen: Beat Box met 10.000 exemplaren, Hitwezen met 25.000 en Teenbeat met een oplage van 110.000. Dit laatste blad wordt gedrukt door de drukkerij Augustin & Schoonman in Zwanenburg. Het is deze drukkerij die eveneens in 1965 door Willem de Ridder en Peter J. Muller van het hiervoor genoemde Beat Box benaderd wordt met het project voor een nieuw blad Hitweek: 'Dit is jouw en ons blad. Hitweek heeft geen redactie, geen hoofdredacteur en is taboe van al dat officieel statusgedoe', luidt het veel aangehaalde openingsstatement van het blad. In een artikel over Hitweek van Pieter Jan Mol in het tijdschrift Jeugd en Samenleving(21) wordt lyrisch over 'Hitweeks revolutionaire layout' geschreven beginnend met 'popart' overgaand naar een 'lullige' stijl om via 'de aan de vergetelheid ontrukte Jugendstil' tot een opoffering van 'elke eenheid van stijl te komen', die volgens Mol eindigde in een 'welhaast surrealistische collage van de meest uiteenlopende stijlen, resulterend in een caleidoscopische orgie van kleuren en vormen'.
Wie de jaargangen van het blad nog eens ter hand neemt en naar de vormgeving kijkt zal moeite hebben bovenstaande beschrijving te begrijpen. Wat te zien is, in de eerste jaargang met name, is een vrij consequent volgehouden basisidee dat daardoor ruimte biedt aan wisselende invullingen. Op zich een traditioneel idee, maar laat de niet zo naar buiten tredende vormgever van Hitweeks eerste uren, Martin van Duijnhoven het uitleggen.
HITWEEK 1965-1969->
Martin: In wat ik mijn vormgeving noem heeft altijd één idee de boventoon gevoerd en dat is het volgende. Mijn vader had een drukkerij in Uden. Ze werkten daar met loden letters, maar die moesten passen. Je trok er een vorm omheen en dat moest je kunnen optillen. Pas als alles gewoon vast zat, de zaak klemde, had je je werk goed gedaan en overkwam je niet die ramp dat alle letters uit die vorm vielen. Dat had met nog iets te maken: eenmaal een loden staafje ergens neergezet, kan daar niets anders meer gebeuren, tenzij je met een andere kleur ging werken, dan kon je op dezelfde plek iets anders drukken. Dat idee is mij, ook werkend met fotografische dingen (voor offset), bijgebleven. Ik heb altijd zoiets van wat er staat moet in verhouding zijn tot wat er niet staat.
Tj: Een soort constructie?
Martin: Ja, alsof het er toe doet met een werktekenvel, wanneer je dat af hebt en optilt valt er niks meer af natuurlijk. Maar ik had het gevoel dat het zelfde effect nog steeds kon gebeuren. Het is jarenlang een basisidee geweest voor mijn vormgeving. Ik zie het ook terug in Hitweek.
Ik kende Willem de Ridder via de kunstacademie in Den Bosch. Hij heeft het daar niet zo lang uitgehouden. Ik vond die school echt het begin van een soort algemene vorming, niet enkel op het gebied van het visuele, maar eigenlijk alles. Het eerste jaar op de academie was meteen raak: Willem de Ridder schilderde met de voet. Dat is geen loden lettertjes in de haak zetten, dat is wat anders. Dat men dat in Uden niet accepteerde en dat zelfs gevaarlijk vond kon mij niets schelen. Dat was nog eens wat. Dat deed mij al snel besluiten niet met zo'n stofjas aan over de kast gebogen regeltjes te gaan zetten...
(Na de academie) moest ik volgens de ideeën van Willem de Ridder beslist in Amsterdam komen wonen. Voor mij was vanuit Uden naar Den Bosch al een flinke stap, naar Amsterdam was weliswaar de meest logische volgende stap, maar toch wel flink. Daar ging alles toch wel vrij snel, vrij soepel. Ik kreeg meteen een soort van woonruimte na een maandje te hebben rondgezworven en een baantje bij een ontwerpbureau. HBM heette het, zij legden voor die tijd veel nadruk op het esthetische belang van hun opdrachten.
Toen was er snel een moment dat Willem de Ridder zei 'Oh jij werkt op zo'n reclamebureaus, dus jij weet hoe dat technisch moet'. Hoe je zo'n ding in mekaar plakt moet je weten, daar zijn een aantal variaties in en daar had ik op dat moment meer verstand van dan Willem. Maar hij had natuurlijk meer ideeën, vooral niet gehinderd door de technische aspiraties die daar omheen zaten.
Ik persoonlijk werd zeer beïnvloed door de Zwitserse nuchtere aanpak, vooral grafisch.. Een vrije vorm werd mij eigenlijk vooral aan de man gebracht door Willem de Ridder en de eerste Hitweek vormgeving. Het was zo dat hij de meeste ideeën had om het vooral steeds weer anders aan te pakken.
Niet te onderschatten is het contact met de toenmalige drukker, de firma Augustin en Schoonman uit Zwanenburg. Het had wel degelijk te maken met de goede wil en ook het enthousiasme van die drukkerij. De heer Augustin was getrouwd met een dochter van Willem Sandberg. Ik zag die man altijd als de boekhouder van die drukkerscombinatie maar waarschijnlijk had hij ook een soort artistiek bewustzijn waarom zijn drukkerij dat soort dingen moest doen. De heer Schoonman die bracht dat overigens meer naar buiten.
Al meteen bij Hitweek hadden wij het volgende bedacht: je koopt één vel wrijfletters, die we door de drukker lieten reproduceren en dan uitsneden.(22) We waren dan wel zo slim om een corpsgrootte te nemen waarvan de stokdikte precies dezelfde dikte had als dat plakband dat we voor kaders gebruikten. Beslist ook een logisch idee vond ik. Dat ging dan samenwerken. De kaders om een kopje heen was van dezelfde dikte als die letter, prachtig, dat kon je nog verbinden ook.
Tj: Je gebruikt heel veel kaders..
Martin: Ja. Weet je wat het was, wij vonden allemaal dat de eigenlijke tekstkolommen, waar het allemaal om ging, wat zwak waren. Wij vonden die tekst echt niet goed genoeg. [Hitweek werd op het redactiekantoor in de Alexander Boersstraat direct getikt op typemachines.] Door die kaders is het toch een nette strakke constructie geworden, ook al werden er af en toe bloemetjes in gebruikt.
Wij hadden een nauw contact met de fotograaf, Schuitema. die die werktekeningen met al dat los materiaal kreeg. Hij deed dat graag. Hij moest er erg veel voor doen, dat het een en ander paste. Vergroot, verkleind...en hij had zelf ook wel eens ideeën. Ik kan me herinneren zoiets als een foto voorzien van een tint...
Het beroemde Wijdeveld-omslag is door hem zelf gemaakt.(23) Wij hebben het in elkaar geplakt met zijn goedkeuren. Die foto met dat 'lullige' naakt, in het Wijdeveldkader, ja dat is typisch Willem dat soort dingen met elkaar verbinden, daar wist hij meteen de juiste laatjes voor open te trekken voor dat soort materiaal. En dan ook zelf er het meeste plezier om hebben, echt enthousiast, leuk hoor.
In het begin was het zo dat Willem en ik de enigen waren die dat layouten deden. Ik kon me al vrij snel niet meer permitteren om daar de hele dag aan te werken. Willem trok nogal wat mensen aan, hier en daar, om wat mee te plakken en op een gegeven moment vond ik dat ik de greep er op verloor, dat wat ik geordend had niet meer overal gehandhaafd werd. Er was een moment dat ik het wel welletjes vond.
Het was ook zo dat ik voor andere kranten al wat geld verdiende en bij Hitweek stond er amper wat tegenover. Een paar mensen leefden er van natuurlijk, maar niet ik.
ER STOND AMPER WAT TEGENOVER
In drie jaar tijd loopt de oplage van Hitweek op van 30.000 tot 48.000 in 1969 vlak voordat het blad van opzet verandert en omgedoopt wordt tot Aloha. Opvallend is dat de massa-muziekbladen in de hele periode van midden jaren zestig tot midden jaren zeventig blijven groeien. Al in 1966 wordt de grens van een kwart miljoen exemplaren door Muziek Express overschreden om in 1974 de hoogste in Nederland genoteerde oplage voor een popmuziekblad van 375.000 exemplaren te bereiken. Soortgelijke ontwikkelingen geven bladen als Muziek Parade en de opvolger van Tuney Tunes, Popfoto, te zien.
Alhoewel de oplage van een blad als Hitweek één tiende is van dat van de meer commercieel gerichte popbladen, is de invloed toch vrij groot. Een vaak aangehaald onderzoek van het reclamebureau PRAD uit die tijd dat stelt dat ieder nummer van Hitweek tien lezers telt, waardoor de schare aanhangers 300.000 zou zijn, lijkt me echter overdreven.(24)
De opvolger van Hitweek, Aloha, zakt in vijf jaar tijd van 45.000 tot 30.000 exemplaren terug en wordt in 1974 uiteindelijk opgeheven.
Maar al vier jaar voor dat einde, wordt Hitweeks erflater van de kritiek op de 'square burgerlijkheid', Aloha, door een nieuwe generatie van blaadjesmakers onder vuur genomen: 'Aloha heet Shitweek' is de kop van een gestencild pamflet dat in augustus 1970 in Amsterdam verspreid wordt door de Wespennieuwsdienst, met de oproep het blad te boycotten. In de toen gebruikelijke stevige taal wordt de aanval geopend: 'Tegen de muur Willem de Ridder, Bill Levy, etc, NU !.. Aloha is de Telegraaf van de zogenaamde subcultuur, het claimt ieder stukje subcultuur wat modisch is'. Aloha wordt verweten voortdurend materiaal uit internationale undergroundbladen over te nemen zonder maar de moeite te nemen de bron te vermelden en zich ten onrechte nog voor te stellen als een onderdeel van de kabouterbeweging, door de ondertitel 'officiële staatscourant van de Oranje Vrijstaat' te blijven voeren, terwijl die beweging allang een eigen krant heeft. De 'hoofdredacteuren' wordt aangewreven dat enkel zijzelf en de grote verspreidingsorganen geld aan het blad verdienen en de andere medewerkers 'zelden of nooit betaald worden'. Ook wordt het blad hypocrisie verweten met haar schrijven over 'kutmacht' en ondertussen 'naakte grieten op de voorpagina' te zetten om de 'ping ping'.(25)
Dat er nu zo vreselijk veel aan de strijkstok van die 'hoofdredacteuren', die er volgens het openingscredo van Hitweek uit 1965 niet behoorden te zijn, is blijven kleven is onwaarschijnlijk. De oplagecijfers (30 à 40 duizend), waren dan wel hoog in vergelijking met de uit eigen zak gefinancierde Nederlandse 'undergroundblaadjes' (500 tot 1000), maar de produktiekosten en verhoudingsgewijs geringe advertentie-inkomsten maakten er toch geen vetpot van. Naar mijn weten zijn er nog nooit studies naar het economisch functioneren van dit soort tijdschriften en de daarmee verband houdende formele en informele organisatiestructuren gedaan. Wel is het duidelijk dat samenwerking in een collectief bestaande uit zowel betaalde krachten als vrijwilligers, altijd een bron van irritatie en wrijving is. Zowel Hitweek als Aloha hebben een bijzondere plaats in het landschap van de alternatieve tijdschriftencultuur in Nederland. Met name Hitweek, dat in het begin de veroorzaker van een beweging is en later in positie verschuift en meer over die beweging schrijft dan er deel van uit te maken.
Maar eerst terug naar hetzelfde jaar 1965 waarin Hitweek opgericht werd en uit een ander engagement Provo ontstaat. Alhoewel dat door de al eerder aangehaalde Frits Boer in 1966 in twijfel getrokken wordt als hij voor het blad Demokrater schrijft dat iemand opmerkte 'dat het goede resultaat [van rookbommen voor gouden koets op 10 maart 1966] minder het gevolg was van de activiteiten van PROVO dan die van HITWEEK.' 'Het is jammer', verzucht hij, 'dat deze [linkse] mensen niet in konden zien dat deze demonstraties alleen maar konden slagen door de nieuwe hippe mentaliteit van de twieners.'(26) Laten we beter Rob Stolk over Provo aan het woord laten.
PROVO 1965-1967 ->
Ik ben niet op de grafische school geweest dus ik had helemaal niet zo'n overzicht van wat de mogelijkheden waren voor het uitgeven van pamfletten. Als je daar niet mee te maken hebt wordt je vooral door één ding gefixeerd en dat zijn de kosten. Als je drukwerk wilt gaan uitgeven en je hebt een idealistische achtergrond, bijvoorbeeld een pamflet tegen de oorlog, dan komt het er meestal op neer dat je het geld niet terug verdient. Toen ik voor het eerst een pamfletje maakte was dat als gevolg van activiteiten die wij ontwikkelden als pacifistisch socialistische jongeren. We maakten dan gebruik van een stencilmachine van een kameraad van de PSP die had er eentje staan op de Westzijde in Zaandam. Dat ding was stokoud, daar kon je met de hand mee stencilen. En als er iets moois moest, een illustratie, dan lieten we een fotostencil maken. Zo'n apparaat (voor fotostencils) hebben wij nooit gehad. Zo'n stencil kostte toen zevenenhalve gulden per stuk, voor die tijd een behoorlijk bedrag. In Amsterdam lieten wij het bij een bedrijf in de Spuistraat doen.
Toen wij het eerste nummer van Provo hebben gestencild, kregen wij de beschikking over de stencilmachine van een abonnee van Recht voor Allen, mijnheer De Groot, die stond nog bij hem op zolder. Wij waren daar tot diep in de nacht aan het drukken. Die man vond het heel leuk dat hij daar nog een bijdrage aan had kunnen leveren. Hij had altijd de hoop gehad dat de jeugd de idealen die hij had gekoesterd zou omarmen.
Het eerste nummer van Provo is gestencild in een oplage van vijfhonderd exemplaren waarvan er iets van honderd in omloop zijn gekomen. De rest is in beslag genomen door de politie omdat er een verhaal in stond over hoe je bommen moest maken, een soort negentiende eeuwse onzin voorzien van een klappertje.
Het betekende dat er meteen een enorme vraag was naar het tweede nummer. We hebben er tweeduizend gestencild. Dat was een gigantisch karwei. Een deel van die oplage hebben we toen bij Roneo in de Spuistraat laten stencilen. Stonden in keurige pakken en grijze stofjassen mannen tussen die kantoormachines ons blad te drukken.
Op een gegeven moment hebben we onze eigen stencilmachine weggehaald. Er was steeds trammelant over pamfletten die in beslag werden genomen wegens belediging van de koningin en dat soort grappen. We werden er mobiel mee, stonden we een nummer van Provo te stencilen in een kamertje van anderhalve meter bij vier meter in de Staatsliedenbuurt bij een mevrouw die absoluut niet wist waar het over ging, maar het zou wel leuk zijn want haar zoon was er mee bezig. Ik was de hele tijd met koffers en stencilpapier aan het slepen, niemand wist waar het ding stond behalve ik.
Het was al heel snel duidelijk dat de verspreiding van het blad Provo alleen maar hing op onze mogelijkheid om het te produceren. De vraag was enorm. Eigenlijk wist niemand waar het over ging en dan blijken die jongens ook nog een boekie te hebben, dat was een grote verrassing als je het vergelijkt met het beeld van daarvoor van Pleiners en Dijkers en nozems, lastige jongens, waarvan niemand begreep wat ze nu eigenlijk bezielden. Maar die Provo's waren in dat opzicht toch heel anders die, gaven nog een blaadje uit.
Wij hebben toen een offsetpers gekocht en in een klein keldertje geïnstalleerd. Dat was bij Henk Raaf in de Bloemstraat, die had daar een reisbureautje. Het zal in februari 1966 zijn geweest. Na tien maart werden wij allemaal gearresteerd. Op dat moment wist de politie ongeveer waar dat ding stond. Die waren in de stemming van als we dat ding vinden dan nemen we het in beslag, dan is tenminste dat gezeur afgelopen. Zo werd er destijds over gedacht. Dat dat ding nou in een keurig pandje zou staan in het souterrain van een reisbureau dat hadden ze nog nooit vermoed. Ze observeerden alleen maar mensen met lang haar die met pakken drukwerk de deur in of uitgingen, maar dat bij een reisbureau allerlei drukwerk in en uit gaat is natuurlijk volslagen normaal. Ze hebben dat ding toen niet gevonden.
Met de latere nummers zaten we al op tienduizend. Die werden maar gedeeltelijk afgerekend. Als er een nieuwe Provo uit was kwamen al die jongelui het met bossen halen. Dan kregen ze van Lou (van Nimwegen) vijfentwintig van die dingen mee. Ze kregen zeventig cent of zo voor zo'n nummer en dan moesten ze een deel daarvan afdragen. Sommigen zag je niet meer terug, maar anderen bleven verkopen. Er waren jongens die op zo'n dag een paar honderd van die dingen verkochten, die hadden dan voor een maand geld op zak. Dat was eigenlijk ook het probleem, er was eigenlijk te weinig winstprikkel om de boel draaiende te houden. We zijn nog bezig geweest om het via Van Gelder in verkoop te brengen. Misschien was dat wel het succes, dat het aanbod nooit de vraag heeft overtroffen zodat het altijd iets curieus bleef. Als je er een had was het al bijzonder. Het is nooit professioneel opgezet in de sfeer van distributie.
Het fabriceren van tekst als je dat snel wilt doen is een moeizaam verhaal. Het was altijd een kwestie van op zoek naar de schrijfmachine met de beste letter. Zodat je, als je snel wilde reageren, niet hoefde terug te vallen op leveranciers van professionele typografie. Op het gebied van vormgeving kom je dan natuurlijk heel makkelijk in de knoei. Maar aan de andere kant was het daarmee ook de vormgeving van een bepaald soort cultuur. Het zette zich af tegen de commerciële vormgeving die in heel veel drukgoed verwerkt zat en alleen maar uitermate saai en vervelend was. Je ziet dat er (bij de provobeweging) ook ontwerpers waren, die in een andere sfeer heel veel mooie dingen maakten, kostbare produkties waaraan dit soort publikaties zich absoluut niet konden meten. Wij hadden ook niet de pretentie ons daar aan te meten. Het revolutionaire drukwerk was niet erg mooi als je het zo bekijkt.
Ik heb toen altijd geopereerd vanuit een absoluut minimum aan middelen en geld. De mensen die aan die publikaties meewerkten die hadden geen stuiver te makke. De opzet was ook het zo goedkoop mogelijk te houden om het een populaire spreiding te kunnen geven. Je ziet dan juist in die tijd ook bij Hitweek vormgeving opkomen die heel erg los staat van wat dan bij reclamebureaus gebeurd. Je ziet ook met de opkomst van het offsetwerk dat eigenlijk niet meer de zetter of de zetterij wel even iets maakt voor de klant op instructie, maar dat eigenlijk het hele vak van vormgeven los komt te staan van de drukkerij. Die offsetplaten zijn beelddragers die in principe kunnen worden samengesteld met beelden en een typografie die niets te maken heeft met in het bedrijf aanwezige zetkast.
Ik heb een keer een boekje gemaakt met Chris Haan met foto's van Koen Wessing (over het oproer bij het huwelijk van Beatrix). Heel slap gedrukt offset, maar dat kwam omdat het een heel klein offsetpersje was met onvoldoende mogelijkheid om voldoende inkt op te brengen. We hebben toen voor die tijd hele redelijke rasters laten maken, alleen die machine was er niet toe in staat. Dat drukten we ook per A4 velletje. Voor toen was het een hele aardige publikatie. Maar ook daarvan verdwenen de kosten ten opzichte van de opbrengst in het niet. Het werd niet goed beheerd om weer een aanzet te geven tot het volgende. Dat is natuurlijk altijd met politieke stromingen, de afzet is alleen maar afgestemd om het bij zoveel mogelijk mensen te krijgen, maar niet op hoe het geld terugkomt.
Hitweek was gewoon een commercieel succes, daar werd nagedacht over de kosten, kantooruren, de telefoonrekening betaald. Als wij op die manier het blad Provo hadden vormgegeven hadden we een groter bereik gehad, ook als we de muziek er meer in hadden betrokken. Maar er waren ook een hoop mensen bij die daar absoluut niet van gediend waren. Roel van Duijn was nou bepaald niet een fan van de Beatles.
Zo'n blad is toch een samenzwering van mensen die er samen een stempel op drukken en als de mensen ergens niet over eens zijn dan ontstaat toch de neiging om die dingen er juist niet in te zetten. Want samenwerking bestaat uit datgene wat je sámen doet...
Het hing er ook van af wie op zo'n moment het blad samenstelde. Dat ging ook wel van hand tot hand. In het begin hield Roel zich daar voornamelijk mee bezig, maar dan werd het toch weer uit zijn handen getrokken omdat hij het echt als een hoofdredacteur naar zijn hand zette. Dan onthield hij weer zijn medewerking aan de volgende redactie waardoor het een volslagen andere samenstelling werd van de kopij.
Ik heb altijd de beschikking willen hebben over eigen drukpersapparatuur omdat ik altijd dingen wou kunnen uitgeven, ook zoiets als later het Bethaniennieuws of Nieuwsmarkt. Dat soort initiatieven acht ik alleen maar denkbaar uit het feit dat jezelf de beschikking hebt over een drukpers.
Als je met dat soort kosten, dat soort oplagen dat soort initiatieven moet nemen, dan houdt dat na een of twee nummers op, dan is dat gewoon niet te doen. Uiteindelijk konden wij het alleen maar continueren door er geld mee te gaan verdienen, namen wij opdrachten aan. Wij hadden ook het geld van de verkoop van het Provoarchief. Wij beschikten over enig kapitaal om dat te kunnen continueren.(27) Het blijft toch een hele strijd, dat zie je ook later bij de uitgave van Bluf, dat het heel moeilijk is om op basis van vrijwilligheid iets uit te blijven geven.
Over het ontstaan van gezeefdrukte affiches met name door de groep rond het blad Ontbijt op Bed uit Maastricht:
Ik vond dat van een schoonheid,...fantastisch, prachtig, niet tekort. Dus ik ben toen ook met minder inzicht en minder middelen als Kees Graaf met het zeefdrukken begonnen. Maar het is altijd een groot probleem, waar leef je van..
Over de in die tijd ook ontstane produktie van psychedelische affiches:
Daar stonden wij buiten, die sfeer van 'alternatieve cultuur' dat waren gewoon handelsartikelen. Wij deden eigenlijk alles om die sfeer te vermijden. Ik ging in die tijd ook stucen bijvoorbeeld, op karwei met Ronnie en met Otto, omdat ik het onzin vond om met drukken geld te verdienen...dat was toen iets dat ik toch een soort van heilig vond. Het is mijn wapen, een mogelijkheid om je te manifesteren en verwarring te stichten. Ik wou niet meer op de voorgrond staan met de activiteiten waar ik deel aan had. Dat zou ook heel contraproduktief zijn geweest, zo van 'het zijn altijd dezelfde jongens'. Provo was op een gegeven moment ook contraproduktief in dat opzicht.
Alles wat zich na Provo kon manifesteren was eigenlijk makkelijker omdat dat enorme gat viel. Het was opgehouden, de ideeën waren er, de kranten gingen er anders mee om, er was een stem die ervoor in de kranten niet te vinden was. Ook mensen die geen officiële functie hadden werden gehoord. Je hoefde maar een comité op te richten of actiegroep of je was nieuws. Mensen waren boos over dit of dat en dat kwam dan in de krant. Dat was daarvoor ondenkbaar.
Los van bedrijven die niet aangesloten waren bij het Koninklijk Verbond van Drukkerijen en kunstenaars die zich van een of andere drukmethode bedienden was de drukkerij van Provo na de oorlog een van de eersten die zich als doel iets anders had gesteld dan geëxploiteerd te worden als drukkerij. Daar is enorm veel navolging in geweest.(28) Wij hebben toen op een gegeven moment na de opheffing van Provo die drukkerij overgedaan, voor geloof ik zesduizend gulden, dat was het bedrag aan openstaande rekeningen bij een paar papierleveranciers, aan de ASVA. Die hebben toen de SSP, Stichting Studentenpers opgericht. Het bedrijf bestaat nog als zodanig maar ik geloof niet meer dat het bij de ASVA is.
Die hele tegencultuur van drukkers heeft in Nederland vooral een politieke en veel minder een culturele achtergrond. Het was toen ook vrij eenvoudig om goedkoop redelijk functionerende machines op de kop te tikken. Die drempel om een bedrijf te beginnen was niet zo hoog, een paar duizend gulden en dan had je een knappe rotaprintmachine. De opdrachtgevers stelden er ook niet zo veel eisen aan, dus je kon ook met betrekkelijk geringe middelen iets maken.
Als je een produkt levert wat een ander aan je vraagt, dan vraagt die ander jou aan een norm te beantwoorden waarbinnen hij die opdracht uitgevoerd wil zien. Dat is iets heel anders als je zelf het initiatief neemt om iets uit te geven en zegt dat is niet persé belangrijk, waar het om gaat staat er in. In een tijd waarin iedereen alles ter hand neemt om maar te zien wat er in staat, is het ook helemaal niet nodig om dat smakelijk en ingewikkeld op te dienen, nee dan is het noodzaak om zo veel mogelijk en zo snel mogelijk naar buiten te brengen.
Ik ben nog steeds van mening dat de meest simpele tekst belangrijker kan zijn dan het meest mooi vormgegeven boek. Je kan iets vreselijks origineels verwoorden zonder dat het goed gedrukt is. Je moet ook wel door die vormgeving heen kunnen kijken.
Je kan duidelijk stellen dat als er geen vrije pers is, het ook een klote land is voor de meeste mensen om in te wonen, want dat verhult dan ook alles. Als de mensen de mogelijkheid hebben om zich in vrijheid te organiseren, zich uit te drukken, uiting te geven aan wat ze ontdekken of wat ze vinden dan draait de samenleving gewoon altijd beter. Ik ben er heilig van overtuigd dat dat een van de belangrijkste zaken is waardoor de menselijke samenleving zich ontwikkeld.
EEN STEM DIE ERVOOR NIET TE VINDEN WAS
In Amsterdam zelf kwam naast Provo [1965-1967] nog het blad Image uit dat enkel in 1966 verscheen en God Nederland & Oranje. In 1965 schommelde het oplage cijfer van Provo nog tussen de twee en vierduizend om in 1966 tot een maximale oplage van 20.000 te stijgen. In 1967 zakte dit weer tot een aantal van 10.000 exemplaren terug. Het Amsterdamse blad Provo had 35 gelijkgezinde bladen in Nederland en 6 in België. Buiten Amsterdam was dat in 17 plaatsen in de periode 1965-1967 met een enkel blad dat nog tot in 1968 uitkwam. In het totaal zijn ongeveer 130 afzonderlijke nummers van provotijdschriften uitgekomen in de de periode 1965-1968.(29) In zijn boek Provo, de geschiedenis van de provotarische beweging schrijft Roel van Duijn over het in het najaar van 1965 overslaan van de 'provolutie naar allerlei dorpen en steden in het Nederlands taalgebied'. De titel van het betreffende hoofdstuk 'Eksport van de provolutie' suggereert teveel dat het om navolgers gaat, terwijl het in sommige gevallen handelt om al in 1965 bestaande blaadjes, waarin op geheel eigen wijze aan de provogedachte vorm gegeven wordt, of ideeën en inspiraties vrijwel gelijktijdig opkomen.
Een voorbeeld hiervan is het door radicale scholieren gemaakte blaadje uit Aerdenhout dat een ? als titel heeft. Er staat een interview in dat Bart van Heerikhuizen in het najaar van 1965 met Constant Nieuwenhuis gemaakt heeft: 'Constant gaat er van uit dat de kreativiteit voor elk mens een levensbehoefte is (Lautréamont: "La poésie ne doit pas être faite par un, mais par tous"). Elk mens is een schepper, iedereen kán kunstenaar zijn. () De toenemende mechanisering en automatisering, de invloed van machines en computers, de ontwikkeling van de cybernetica zullen de wereld veranderen. De vijfdaagse werkweek zal, daar zijn alle deskundigen het over eens, een vierdaagse, driedaagse, tweedaagse, eendaagse werkweek kunnen worden.'(30) Deels oude stellingen die Constant zeventien jaar eerder in zijn manifest in het kunstenaarstijdschrift Reflex formuleerde: 'De beschouwer, wiens rol tot nu toe in onze cultuur uitsluitend een passieve was, wordt van nu af aan zelf betrokken in het scheppingsproces.'(31) Maar voor scholieren van zo'n blaadje waren die ideeën uit 1948 schitterend nieuw. In 1964 had Constant die gedachten, die teruggrepen op Dada, het Franse surrealisme van voor de oorlog en de beweging van situationisten uit de vijftiger jaren, nog eens uitgewerkt in een uitgebreid artikel in het literaire tijdschrift Randstad onder de titel 'Opkomst en ondergang van de avantgarde': 'In haar streven nieuwe gedragspatronen te ontwikkelen komt de jonge generatie in voortdurende in botsing met de versleten normen van de bestaande maatschappij'. Constant verwijst dan naar 'het overal ter wereld optredende verschijnsel' van 'hipsters, teddy-boys, rockers, mods, halbstarken, blousons noirs, beatniks' en de 'stiljagi' uit de Sovjet Unie. Hij voorspelt dat deze 'massajeugd' door een niet in toom te houden 'dadendrang' in opstand zal komen en niet zal rusten voor de 'superstructuur' van de 'utilitaristische maatschappij' vernietigd is. Een 'grote non-stop-happening' wordt door hem verwacht die het 'tijdperk van de homo-ludens' zal inluiden.(32)
In het vierde nummer van Provo, najaar 1965, wordt eveneens uitgebreid aandacht aan de ideeën van Constant besteed. Een jaar ervoor was er al een manifestatie met Constant Nieuwenhuys in Maastricht gehouden door de Artishock groep, die in die tijd het Limburgse schokte met presentaties van het werk van schrijvers als Simon Vinkenoog en beeldend kunstenaars als Pieter Engels. Uit deze kringen komt het aan Provo gelieerde blad Ontbijt op Bed voort, dat opvalt door haar experimentele vormgeving. Hier vindt veel meer dan bij Hitweek een revolutie in de layout plaats. Dat heeft te maken met de achtergrond van de mensen die in de Ontbijt op Bed groep actief zijn en hoe paradoxaal ook, eveneens met de beperkingen van de door hen gebruikte technische middelen. Kees Graaf en Paul Bartels hierover aan het woord.
ONTBIJT OP BED 1966-1967 ->
Graaf: We waren wel geschoold, hadden heel veel gezien er ook voor geleerd. Allemaal academieopleidingen, het kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Het lag gelijktijdig ook op het breekpunt van na Cobra, na Zero, de Experimentelen. Ze hebben altijd van mij gezegd ook op de middelbare school, al je bent een soort kleine knoeicommissaris. Ik zat altijd alles vol te tekenen. Ik ging toen naar de opleiding tekenleraren in Amsterdam. Dat was toen een fantastische opleiding daar zat Roelofs, Lammers, Ab Sob, Kolthoff dat soort mensen. Dat was een grandioze tijd. Ik heb het eindexamen nooit gedaan, daar ging het mij ook helemaal niet om. Al die jongetjes en meisjes die daar gelijktijdig met mij waren zijn allemaal kunstenaar geworden, Aat Veldhoen en dat soort mensen. Toen moest ik in dienst. Op een gegeven moment kwam iemand mij vragen of ik lettertjes wilde zetten voor een affiche iets voor brand of zo en toen werd er vrij snel een hoekje voor mij ingeruimd.
Later ga ik naar Limburg, waar het allemaal heel traditioneel was. Schilders als Frans Nols en Sjef Eggen, ze grepen dood serieus terug op professor zus en zo waar ze nog in Amsterdam les van hadden gehad, zoiets als Der Kinderen. Charles Eyck was bij wijze van spreken behoorlijk experimenteel. Artishock was toch een soort van schandaaltje. Binnen Artishock begon een soort van onderstroom te ontstaan, je had die jongens van de Jan van Eyck Academie, die willen tot nu vandaag de nette schilder uithangen. En dan Ger Brouwer en Hans Mol en ik, eigenlijk waren wij de enigen die wat anders wilden, dat was erg weinig.
Het was natuurlijk een beetje mallotig. Als schilder werd je gevraagd om bij Artisshock mee te doen: 'je hebt toch die spullen kan je dan niet ook een affiche maken'. Je deed ondertussen vijf dingen tegelijk want je moet en vergaderen over schilderijen maken en de tent schoonmaken vervolgens de affiche drukken. Je kan zeggen die zeefdruk zat toen in het slop, die werd voor affiches nauwelijks gebruikt. Op de Academie was geen zeefdrukafdeling dat bestond helemaal niet daar haalde iedereen zijn neus voor op. Litho was er wel, want dat was zeer artistiek. De Jong had je en Clement, dat was heel chique. Zeefdruk telde niet mee, dat was industrieel.
Ik had toen een atelier in een echte Limburgse boerderij, in Beeren, met een toren in het midden. Ik zag het leeg staan en ben toen naar de huisbaas gegaan en vroeg hem kan ik dat huren en hij zei 'nou ja die barak als je dat persé wil huren'. Maar het was prachtig, ongelofelijk. Het ging heel makkelijk, maar het was toch allemaal heel gewoon in die tijd. Ruimtes voor enorme ateliers natuurlijk en een geweldige ambiance buiten, je kon lekker uit de weg. Toen ik in dat huis kwam wonen was ik 29. Het leuke was je hebt een groot atelier en ondertussen zat je te ontwerpen en te werken en mensen die langs kwamen nog op de vensterbanken zittend, dat was vreselijk artistiek toen.
Het was geen vorm van rommelig drukken, de zogenaamde subversieve drukkerij. Het was keurig atelier werk.
Ik heb altijd verdedigd dat het niet serie-grafiek in die zin is. Het zijn zoveel eenlingen die achter elkaar staan, als ik hier een ding hang en daar en daar en daar, dat moet samen dat ene doel dienen, onderdelen van een geheel. Het was een 'multiepel' (multiple). Dat is heel wat anders als van hier ligt zo'n stapel gedrukte vellen. Ik had er ook een godsgruwelijke hekel aan als die dingen achter in een auto bleven liggen als er teveel waren, godverdorie dat kostte mij wel mijn tijd.
Het witte borden plan hebben we op een gegeven moment bedongen. Want je werd achtervolgd met dat plakken ... je mocht namelijk nergens plakken of er zat wel politie achter je aan.
Wij hebben later ook een offset gekocht, daar zijn we toch weer mee gestopt, want dat is heel ordinair papier dat gewoon bedrukt is. Die kleinere oplagen kon je net zo goed zeven. Je moet het niet vergelijken met de offset van vandaag...
Bartels: Die offset kwam van de mijnwerkersbond , echt een hele grote
Graaf: Daar kon je grote oplagen mee maken. Dat was een van de laatste dingen in 1968, 1969. Drukkerij Buitenzorg heette het, ook nog SUM (Socialistische Uitgeverij Maastricht) hebben we gehanteerd, dat was iets van Rob Damwijk.
Graaf: We hadden allemaal van die activiteitjes. Je had Ontbijt op bed dat was een activiteit dat was meer dan dat blaadje, Instant Art (typisch Ger Brouwer), Luuks, dat waren een beetje tegenhangers van flower power.
Dat was toch wat anders, dat waren slotfases de welvaartsfases, terwijl voor mij die armoedsfases veel interessanter zijn. Die crisistijd waarin de dingen nog een beetje aan elkaar hangen en nog geen vorm gekregen hebben, nog geen begrip geworden zijn.
Het moet voor mij op papier een ding worden maar de situaties waarin het gebeurd vind ik op zichzelf niet interessant. Ik vind niet dat het gelikt hoeft te worden. Het moet allemaal met een houten drukraampje kunnen, het moet hanteerbaar blijven voor mij. Ik moet elk moment kunnen switchen. Zoals bij die grote affiche (die groene) die als Ontbijt op bed is uitgegeven.(33) Je moet heel snel kunnen beslissen dat je zo'n groot ding gaat maken van de ene dag op de andere, of op dezelfde avond nog even een groot drukraam in elkaar hensen dat moet opgespannen worden. Morgen ben je aan het drukken.
Het feit dat een tijdschrift een eerste aanzet was, zoals Ontbijt op bed, dat je wat met dat ding gaat doen. Ieder nummer moest weer helemaal anders zijn. Gaten er in boren, stukken er af knippen.
Het ging zo gebrekkig als je het in termen van vandaag bedenkt. Nu is er een printertje daar komt een leuk tekstje uitrollen. Vroeger moest dat geschreven worden. Het was geen opzet dat schrijven het was gewoon armoe. Als je ziet hoe andere mensen met grafiek werken, dat wordt dan allemaal gefotografeerd, dan zei ik laat maar dan teken ik het wel effe gauw, bovendien werd het veel leuker en spontaner, veel mooier.
Het schabloon dat gedrukt moest worden, het diapositief dat zag er fantastisch uit. Ger Brouwer zei altijd die moet je exposeren.
Zeefdrukken is een fantastische techniek, want je kan er alles mee doen. Toen was alles vlak en een strakke letter en dat was het dan eigenlijk. Dekkende kleuren, de een boem naast de ander. Geel rood groen werd gedrukt, boem daar stond het dan. Ik heb toen als eerste gevraagd naar transparante inkten. Zo'n beetje over elkaar drukken, omdat je schilder bent van huis uit.
Ik had een achterdeur, die kon ik zo af en toe wel eens wat vragen. Dat is het redmiddel geweest voor een heleboel dingen denk ik. Het huis was goedkoop want het begon met 25 gulden op het eind van de periode was het geloof ik 125 gulden per maand.
Verder had je nooit tijd, je was eigenlijk 24 uur per dag bezig. 's Morgens gingen de kinderen naar school daarna naar het atelier. Je was om half 9 al aan het werk en dat duurde tot half drie 's nachts, want je had een vergaderinkje, je moest nog wat plakken...Je maakte ook wel voor vaste klanten zaken zoals een uitnodiging voor Stichting Atelier Beeldende Kunst en daar kreeg je dan 85 gulden voor en dat kwam dan weer keurig binnen.
Wat je had ingekocht voor het een, kon je het andere weer mee doen. Ontbijt op bed bracht natuurlijk wel geld op. Dat was een gulden per stuk geloof ik.
Al die dingen die kunnen liggen of hangen zijn toch typisch kunst die tijd is voorbij denk ik, dat is inhalen, nu vind ik dat je pas op de plaats moet maken, een hele tijd. Laat andere mensen maar eens inhalen, ik zie het niet gebeuren, maar geef ze in godsnaam de kans om in te halen.
LEUKER, SPONTANER EN MOOIER
In december 1966 geeft Ontbijt op Bed een op een reusachtig formaat gezeefdrukt manifest uit dat naast kritiek op de oude orde bruist van een positieve dadendrang: 'De oude omgeving is op, uitgeraasd, werkeloos, uitgeput. Wij vervelen er ons in. Voor die nieuwe omgeving moeten vormen ontwikkeld worden. () Het uitproberen vindt plaats in het luuks laboratorium. () Luuks is afrekenen met frustraties als de grote gevoelens, de onbegrepene, het genie. Luuks is het verven van asfaltstraten, het volplakken van schuttingen, is een groot overdekt plein zonder auto's...Luuks is het belachelijk maken van de clichémannetjes, van de leiders, van de artiesten' (34) Het manifest spreekt in termen van de toen populaire Marshall McLuhan over 'hulpmiddelen die de mogelijkheden van het lichaam vergroten: 'beweegbare bollen', 'witte fietsen', 'glijbanen', 'met heliumgas gevulde broeken', 'klaaskompjoeters en speespakken'.
Het is vlak voor het ontstaan van de als een golf over Noord Amerika en Europa slaande hippie- en 'flower power' beweging in het voorjaar van 1967. Het Tilburgse popblaadje Psychedelic Sound geeft een goede indruk hoe dat in die tijd in Nederland overkwam: 'Freak-out heeft alles te maken met Psychedelic Sound en Love-in. Het is een geestestoestand die je krijgt bij het beluisteren en bezichtigen van klanken en kleuren die in grote hoeveelheden en met een duizelingwekkende snelheid vanaf het podium op je worden afgevuurd. Het is onmogelijk om al deze klanken- en kleureffecten te verwerken. Niet de romantische liefde maar de massale liefde, iedereen houdt van iedereen, geen haat, geen oorlog, niet neerzitten bij de negatieve aspecten van het leven maar proberen overal de goede positieve kanten van te zien en deze ook te benutten.'(35)
In navolging van Engeland en de Verenigde Staten ontstaan overal in Nederland een nieuw soort tijdschriften, de 'culturele underground bladen', die zich onderdeel van een 'cosmisch circuit' van geestverwanten voelen. Kenmerkend voor deze bladen is de diversiteit aan onderwerpen en de visueel attractieve wijze waarop dat gepresenteerd wordt. Muziek, politiek, drugs en spiritualiteit. Naast internationale berichtgeving ook aandacht voor de lokale 'scene'. In 1967 zijn er nog maar 4 van zulke underground bladen, een jaar later is het aantal tot 19 gegroeid. Een trend die tot 1972 blijft voortduren.(36) Daarna treedt het van het begin af aan sluimerend schisma tussen het politieke en spirituele naar buiten en in 1975 zijn er nog maar drie tijdschriften die nog enigszins in deze categorie passen. Opvallend is dat de regionale spreiding van de undergroundbladen groter is dan bij Provo. Kwamen provobladen in de periode 1965-1968 nog in 18 verschillende plaatsen uit, de 'culturele underground' manifesteert zich in 25 verschillende plaatsen. Ook het (geschatte) aantal afzonderlijke nummers is hoger. Zoals al vermeldt 130 bij Provo en 500 bij de Nederlandse undergroundbeweging.
Ook hier pikt de commercie een graantje mee. Al in 1966 lanceert het Muziek Expressconcern, nog steeds onder leiding van Paul Acket, het 'full colour' blad Tiq, dat met de formule 'mode, sex en beat' haar marktdeel opeist. Er wordt fors gestart met een oplage van 85.000 exemplaren. In tegenstelling tot Hitweek is bij Tiq sprake van een 'hoofdredactie', die bestaat uit André Goewie en de zich later als kritische leraar profilerende Anton Oskamp. 'Alles wat met de beatkultuur verband houdt willen wij weergeven. Wat tieners en twenners doen. Denken en willen. Waar ze de pest aan hebben.' is het credo in het eerste nummer. Toch kan het blad een zekere positieve verheffingsgedachte niet ontzegd worden. De saaie seksuele voorlichting van het blad Verstandig Ouderschap van de NVSH krijgt in Tiq onder het motto 'sex zonder zure bijsmaak' een verfrissende nieuwe vorm en politieke onderwerpen als de oorlog in Vietnam worden niet gemeden. In januari 1967 schrijft Anton Oskamp vier pagina's vol over 'De rechten van de mens/scholier', waarbij, exclusief voor Tiq trouwens, 'Provo's witte-scholenplan' gelanceerd wordt. Twaalf nummers lang, tot in 1968 blijft Tiq verschijnen. Het Handboek van de Nederlandse Pers vermeldt dan een oplage van 110.000 exemplaren, maar of die allemaal verkocht zijn valt te betwijfelen. Door de mogelijkheden van de kleurendruk loopt het blad trouwens ook voorop met het in Nederland introduceren van wat later als hippiestijl aangemerkt wordt. Zo tekent Marijke Koger op haar atelier in Londen een zoet paradijselijk tafereel 'in vele kleuren, een beetje jugendstil' dat op de voorplaat voor het maart 1967 nummer van Tiq terechtkomt.
Het wrange is dat de bladen, die werkelijk behoren tot de kleurrijke underground- en hippiecultuur, zelf met de grootst mogelijke moeite een kleurtje in hun blad kunnen verwerken. Hen ontbreekt het aan de financiële middelen daarvoor. Jaloers worden sommige produkten van de bij het Underground Press Syndicate aangesloten bladen uit de Verenigde Staten en Engeland bekeken. Daar is de markt groter en kunnen de oplagen hoger zijn. Hier in Nederland mag je al blij zijn als je een extra steunkleurtje voor elkaar kan krijgen. Die beperkingen leiden echter ook tot creatieve oplossingen, juist door het feit dat de middelen minimaal zijn.
In het tot 'Global Village of Peace and Pleasure' omgedoopte Eindhoven verschijnt in die jaren zo'n Nederlands undergroundblad, De Andere Krant. De Andere Krant publiceert ook een manifest waarin weer de boodschap van Constant Nieuwenhuys uit 1948 nagalmt en invloeden van het Maastrichtse Ontbijt op Bed te herkennen zijn: 'De straat is van u, van jou van ons, van mij. Ook kunst en kultuur is van iedereen. Als er kunstenaars bestaan ben jij er ook een en dat mag iedereen horen, zien en merken.' Maar één regel verder wordt de strekking van dit zo compromisloze revolutionaire statement plotseling nauw ingeperkt: 'Dat kan voorlopig het beste op straat gebeuren, totdat er een openbare speelplaats, zgn. luukssentrum in het sentrum van Eindhoven komt.'(37)
Het is begin 1968 en niet meer geheel duidelijk of de autoriteiten nu de opstandige jeugd in weten te kapselen door hen 'eigen centra' te geven, of de jeugd, door harde strijd, zelf die centra van de overheid afdwingt.
Natuurlijk zien de dialectische geschoolde marxisten uit die tijd er een samenzwering in, zoals Eric de Lange in het blad van de Socialistische Jeugd in november 1967: 'Het zich afzonderen van maatschappelijke problemen, zoals de hippies doen, is zo'n vlucht uit de realiteit. De ons vijandige klasse is dit bijzonder welkom. Ze zien liever dat jongelui zich met bloemen tooien en aardig zijn voor oom agent, dan dat ze het Amerikaanse konsulaat bestormen, of Van Heutz opblazen. Welbegrepen eigenbelang heeft tot gevolg, dat aan de Love-in volledige medewerking wordt verleend door de gemeente Amsterdam (Hai in de RAI). Het is onze taak de hippies duidelijk te maken, dat een mens pas werkelijk zichzelf kan zijn in een socialistische maatschappij.'(38)
Van dat laatste zijn de predikers van de 'lieve revoluutsie' nu niet zo overtuigd. Nog lijkt het ver-van-m'n-bed-socialisme als dat van Cuba en China ideaal en is er zelfs hoop dat dichterbij de feilloze partij zichzelf weet te hervormen. Het is nog maar enkele maanden voor de Russische inval in Tsjechoslowakije en niet alleen in Praag is het lente. Tijd om Kees Neeteson, één van de oprichters van Eindhovens De Andere Krant aan het woord te laten.
DE ANDERE KRANT 1968-1970 ->
Kees: 'Het is heel gericht gegaan. Het voorbeeld was de Bossche Andere Krant van Hans Vlek en Peter van Lieshout. Zij hadden in die tijd de eerste Andere Krant in Den Bosch opgericht. Geheel in de geest van die tijd, een prachtige visie om een netwerk van dat soort kranten in Nederland op te zetten. In Eindhoven waren wij een vergelijkbare groep en met name Paul de Nooyer en ik pakten dat op.(39)
Wij vonden het een heel goed idee wat Den Bosch deed. Dat was op een zo goedkoop mogelijke manier relevante informatie verspreiden, die met name maatschappijkrities was en aanhaakt bij de 'undergroundkultuur'...
We waren geïnteresseerd in die leefstijl, we hadden ook heel duidelijk een alternatieve levenswijze.
Bij mezelf ontstond dat eerst bij mijn voorliefde voor jazzmuziek en daar kwam toen rock en roll bij. Het ging om een meer spanningsvolle levenswijze dan mijn ouders hadden, dan de meeste mensen die ik toen kende. Het ging niet ineens, het was een geleidelijk proces van: zo'n soort leven wil ik niet en een ander leven wel en dat met name toch in deviante verschijnselen. Bepaalde horecabedrijven, de scene van pooiers en hoeren en Amerikaanse militairen die vanuit Duitsland kwamen stappen in Eindhoven. Je had de White Horse Bar met Amerikaanse militairen en hoerencafés zoals De Lichtstad. De Poort van Cleef kwam toen in de picture omdat daar de Eindhovense Jazz Sociëteit werd opgericht. Achteraf hoorde ik dat er toen al een paar mensen bij de jazzmuzikanten waren die cannabis rookten, dat was in 1956.
Peter Koelewijn (en zijn rockers), daar heb ik heel in het begin ook nog muziek mee gemaakt. Ik speelde klarinet en dat ging wat moeilijk met rock en roll. Toen moest ik een saxofoon kopen van hem, want anders nam hij een ander. Mijn ouders, ik was toen vijftien, vonden dat pedagogisch niet zo'n juiste keuze, in een rock en roll groep. Die carrière is toen langs me heen gegaan.
Ik zat op een kakschool, Het Lorentz Lyceum in Eindhoven, daar kreeg je veel met kultuur te maken en met mensen die de hogere waarden daar van aanprezen. Klassieke muziek en schilderkunst. Ik had literaire belangstelling. Voor deze periode van underground had ik in literaire tijdschriftjes gezeten. Ik zat bij Werk en Woord, was toen zeventien. Bleek die hoofdredacteur Gerard van der Ven nogal neonazistische sympathieën te hebben, maar politiek was ik toen volstrekt een leek. Het feit dat mijn adolescente verzen in een gestencild blad werden gepubliceerd was voor mij heel wat. Ik heb later wel ruzie gekregen over zijn opvattingen, dat er artikelen in kwamen van Vlaamse nationalisten die rare opvattingen hadden, ook discrimineerden. Toen heb ik een artikel geschreven over 'wij en de neo-nazies', ik weet het nog goed, want het mocht niet gepubliceerd worden door de hoofdredacteur.
Het Bossche blad Punt is in die tijd opgericht daar ben ik ook nog in de redactie van geweest. Henri Titselaer als beeldend kunstenaar en een zoon van een drukker in Den Bosch. Hans Vlek was ook steeds betrokken, hij was één van weinige talenten in die tijd.
Tj: Had je vanuit die jazz moeite met de popmuziek ?
Kees: Ik had moeite met de Stones en dat soort groepen omdat ik die nogal primitief vond. De Beatles vond ik prachtig. Ik had ook geen moeite met Bill Hailey omdat het rhytme en bluesachtig was en ritme was voor mij één van de pijlers waarop ik die opwinding verkreeg.
Tj: Las je ook blaadjes daarover in de vijftiger jaren ?
Kees: Op de middelbare school begon dat.. Tuney Tunes en Rhytme. In de Jazzsociëteit was het ook wel op de leestafel. Dat zocht ik ook wel dat soort periodieken. Mijn vader nam nog eens, toen hij naar Amerika moest voor Philips, een blad voor me mee over Elvis Presley.
Ik liep niet met een vetkuif rond, ik was meer een ideoloog. Ik verkondigde wel de boodschap, intellectueel en verbaal. Muziek verbond ik toen met ideologie. Literatuur was in die tijd verliefdheid en adolescentie, romantische dingen. Op het moment dat ik maatschappijkritisch werd heb ik ook literatuur afgezworen echt bewust, van dat kan niet meer, dat is decadent. Het was rond De Andere krant, in die periode ik had een pseudoniem, Pascal Le Bleu voor gedichten en die heb ik ook in De Andere Krant laten overlijden. Verontruste scholieren gingen daarop de redactie van De Andere Krant bellen over dat 'ie zo jong gestorven was'.
Wij werkten toen bij De Gruyter in Den Bosch op de reclameafdeling in Den Bosch en daar hadden ze ook een eigen drukkerij. Het hoofd van de drukkerij daar konden we nogal goed mee over weg, die vond het wel aardig wat wij deden. Dat betekende eigenlijk dat daar clandestien de Andere Krant werd gedrukt, dat het ons niks kostte. Daardoor konden we het voor de fenomenale prijs van vijfentwintig cent op straat verkopen. Dat kostte ons nog niks, maar dat hebben we natuurlijk nooit gezegd, omdat dat niet mocht uitkomen.
We stonden in te laaien, in het Renaultjebestel van Paul, voor de raad van bestuur-kamer in Den Bosch. Dat ging echt stiekem en wij vonden dat ook echt 'underground', want Frank Zappa had gezegd, als je niet er buiten staat, dan kun je van binnenuit het systeem veranderen. Wij dachten ja dat klopt, dan was ook het werk dat je deed gerechtvaardigd en toch was je betrokken bij 'de beweging'. Die eerste nummers zijn dus gedrukt in de huisdrukkerij van N.V. P. de Gruyter in Den Bosch.
Ik ben toen bij de (nieuwe vestiging) van de Bijenkorf in Eindhoven gaan werken en kon dat toen niet meer. We moesten naar Eindhoven met het drukken. We hebben toen Van Elderen opgezocht [een drukker die eerder een dichtbundel van Kees Neeteson had gedrukt]. Hij was een prima medewerker, vond alles best, zelfs als het tegen Philips gericht was. Hij had nergens moeite mee en was goedkoop. Ik denk wel dat de prijs toen iets gestegen is omdat we de kosten moesten gaan betalen.
Tj: wat waren de oplagen ... enige idee?
Kees: Het ligt tussen de tweehonderd en de duizend.
Tj: Maar duizend was heel veel voor die tijd ...
Kees: Dat was heel veel, ojee, dat was niet gewoon.
Tj: Maar raakte je die allemaal kwijt?
Kees: De meesten zijn we kwijt geraakt en die verkochten ook later nog wel. We kregen ook verspreidingspunten in kiosken, boekhandels. We zijn toen zelf andere bladen en affiches gaan importeren lieten ze ook drukken. Die verkochten we dan weer via die verkooppunten. Zolang we dat zelf deden was dat overzichtelijk. Wij waren wel zo dat als ik thuis een stapel had liggen, of Paul, dan was het 'hé we moeten nog de straat op'. We vonden het ook wel leuk denk ik, dat wat je bedacht en liet drukken dat je dat ook zelf verkocht. Je had toen allerlei teach-ins en popfestivals en dat soort gelegenheden, daar hadden we altijd wel een kraampje waar dan wel mensen voor ons achter stonden.
Ik had gewoon een vast inkomen en dat scheelde veel. Ik kon zo nu en dan eens wat opvangen, hoewel we wel het principe hadden 'we moeten proberen het selfsupporting te maken', dat hele Andere Krant-gebeuren.
In 1968 is (in Eindhoven) een openingsmanifestatie van de Bijenkorf geweest. In eerste tijd na de opening zijn er aardig wat popgroepen geweest en modeshows en een hele underground-actie met troep, belletjes en sieraden. Er is toen ontzettend veel gejat. Er werden ook underground-filmpjes vertoond. Daarbij werden mijn know-how en contacten gebruikt. Bij De Gruyter hebben we ook allerlei van dat soort contacten gemaakt. De popgroep Tee Set hebben we toen nog gebruikt voor een theecampagne.(40) Dat paste een beetje in elkaar, we waren best zakelijk in die zin. Dat is me door bepaalde mensen, met name uit de marxistische hoek, wel verweten.(41) Wat ik me erg aantrok, want ik wilde integer zijn. Dat verdween toch wel toen die mensen later kwamen bedelen om vakantiewerk bij de Bijenkorf en volledig integreerden, zeg maar, na een week.
SELF SUPPORTING MAKEN
In 1969 ontstaat de Kabouterbeweging die de periode van de 'culturele underground' gedeeltelijk overlapt. Begonnen met 2 tijdschriften groeit het aantal in het succesvolle verkiezingsjaar 1970 kortstondig tot 16 verschillende bladen die na enkele jaren, in 1973, allen weer ter ziele zijn. Achtentwintig verschillende tijdschrifttitels over de periode 1969-1973, die met de Kabouters te maken hebben in 10 verschillende steden.(42)
Tegelijk wordt het hippietijdperk afgezworen zoals in het Amsterdamse blad Lemuria van het in de plaats van de jeugdtempel Fantasio gekomen meditatiecentrum De Kosmos: 'De verwachtingen waren en zijn vooralsnog veel te hooggespannen en de verwarring en de teleurstelling is voor sommigen te groot geweest. Zij zijn de zonderlingen, de eenzamen, de verslaafden, de gekken geworden die we om ons heen hebben zien groeien. () Fantasio of iets wat daar op lijkt komt nooit meer terug. Het is uit met de pret, knip je haren maar af, trek mensenkleren aan, scheer je en gooi die rommel die om je nek hangt maar weg. Het slaat nergens meer op de tijd is voorbij.' Lemuria wijst de nieuwe weg: 'Bewustzijn blijft het belangrijkste..'. Nu eenmaal door het gebruik van geestverruimende middelen en contact met het spirituele 'een groot aantal jongeren een blik op de Kosmos in zichzelf geworpen' heeft kan deze weg, volgens Lemuria, alleen maar vervolgd worden door 'pogingen te doen aan zichzelf te werken.'(43)
Een iets andere invalshoek heeft de in 1969 opgerichte Werkgroep Jongerenpers van de Nederlandse Jeugdgemeenschap. In hun in 1973 uitgekomen 'handboek jongerenpers' blikken ze terug:
'De hausse in alternatieve jongerenkrantjes sinds Provo schijnt voorbij. Aloha heeft zichzelf overleefd. Propria Cures beschrijft al wankelend het moderne levensgevoel. Student is niet meer wat het geweest is. Het literaire jongerenblad Soma stopt bij gebrek aan goede kopij en waar leven in de brouwerij is, zoals bij de muurkrant in Utrecht, worden de persen inbeslaggenomen. Ja het is tobben met de jeugdbeweging. De pop is op. Met drugs haal je de treurnis in je lijf. Als jezusfreak stuit je op een muur van onverschilligheid en politieke acties leggen het af tegen christelijke redelijkheid en liberaal eigen belang. Ga dan maar weer eens een alternatief krantje maken. Je zult wel gek wezen. Toch gebeurt het.'(44)
Het is de tijd van buurtacties en het opkomen van de kraakbeweging. Bewegingen die weliswaar voor een groot deel door jongeren bevolkt worden, maar in eerste instantie geen directe culturele uitdrukkingsvorm ontwikkelt die nu specifiek tot 'jongerencultuur' te rekenen valt.
In het begin zijn het vooral individuele huizen die gekraakt worden. Daar waar het om hele straten gaat, wordt aanvankelijk door de krakers doelbewust integratie binnen de bestaande buurtgemeenschap nagestreefd, zoals in het begin van de zeventiger jaren, in de Benedenstadbuurt in Nijmegen en de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam.
Het kraken van leegstaande kantoren en fabrieksgebouwen, midden zeventiger jaren, leidt tot meer activiteiten dan enkel wonen. Deze ruimtes creëren als het ware nieuwe behoeften en tegelijkertijd een andere wijze van beheer. Niet langer de betutteling van de met overheidshulp in stand gehouden jongerencentra uit de eind zestiger jaren, maar eigen 'autonome' centra. Alternatieve bedrijfjes, cafés en theaters ontstaan. Jeugdwerkloosheid, het hebben van een uitkering geeft veel 'vrije' tijd en toch een minimum aan geld. De kraakbeweging combineert deze factoren met ruimte. Het is de basis van een bloeiende beweging over een periode van ruim tien jaar. De hoogzwevende utopische ideeën over een alternatieve samenleving van de 'culturele underground' uit de zestiger jaren worden op deze laagbijdegrondse pragmatische wijze voor een deel in praktijk gebracht.
Steeds blijft het hebben van eigen media essentieel. Bij de kraakbeweging is dat bijzonder sterk. Het blaadje is vaak de organisatorische band die de over de stad verspreide krakers onderling bindt. Acties worden er in aangekaart en als 'de beweging' in malaise verkeert blijft door het verschijnen van een eigen blaadje toch een minimale organsatiestructuur in stand, als as waaruit de beweging weer als een phoenix kan herrijzen. In de periode 1971-1990 komen er 33 verschillende kraakkranten in 8 verschillende steden uit.(45) Vergeleken met de hiervoor genoemde bewegingen en hun kranten, is de continuïteit bij de kraakbeweging opvallend. Het hebben van een eigen ruimte is zo'n essentieel iets, dat alle meestal tot de ondergang leidende pogingen van ideologisering, leiderschap en overgestructureerde organsatievorming, mislukken.
Uit deze in aanzet naar binnen gerichte kraakkranten komt ook het grootste deel van wat later 'vrije stadskranten' genoemd wordt voort. Eerste aanzetten hiertoe zijn er in Breda Oelaat (1969-1973), Bussum Bussum Alternatief (1970) en in Amsterdam het Amsterdams Weekblad (1972-1973). Het uit De Kraakkrant voortkomende Amsterdamse Bluf (1982-1988), later voortgezet als NN is een goed voorbeeld van deze ontwikkeling. Het hoogtepunt van deze 'vrije stadsbladen' ligt begin tachtiger jaren, toch hebben meerdere zich tot heden weten voort te zetten. In de periode 1969-1990 komen 45 van zulke stadskranten uit, in 25 verschillende plaatsen.(46)
In 1983 publiceert de Projektgroep Vrije Pers onder de titel Het nieuws in eigen hand een overzicht van (vrije) stadskranten in Nederland waaruit de verscheidenheid aan doelstellingen bij deze bladen blijkt: 'Voor de mensen die aan een stadskrant werken draait alles om de interpretatie van het begrip "een alternatief willen zijn voor de plaatselijke burgerlijke pers". De ene groep bedoelt: een alternatieve nieuwsbron voor de linkse beweging, de ander wil de lezers en lezeressen van de plaatselijke krant een betere nieuwsbron verschaffen. Een deel van de stadskrantmakers ziet de krant als propagandamiddel voor de actiegroepen, een ander deel als alternatief journalistiek produkt, bedoeld om de monopoliepositie van de gevestigde media te doorbreken.'
In het boek Media in Nederland schrijven Jan Bierhoff en Jo Bardoel over het functioneren van dit soort bladen: 'Waar de "grote" massamedia zich voornamelijk tevreden moeten stellen met passieve consumptie van hun aanbod -de televisie als huisbioscoop, de krant als bladerobject voor het ontbijt, de radio als muzikaal behang- kennen de kleinschalige media een veelzijdiger gebruik. () Niet alleen de verstrekte informatie, ook het medium zelf is bruikbaar; men kan de lokale drukmogelijkheden benutten voor eigen gekozen doeleinden. De communicatieve situatie die daarmee ontstaat, heeft de kenmerken van een circuit: makers en gebruikers kennen en beïnvloeden elkaar, hebben een gemeenschappelijke belangstelling, en kunnen desgewenst van positie wisselen.'(47)
Niet ten onrechte minimaliseren zij het effect van dit soort bladen: 'het blijft beperkt tot kleine groepen afnemers die, behalve met de media, ook de nodige moeite hebben met andere maatschappelijke instituties.' Maar deze onderzoekers blijven toch blind voor hoe de media in het veranderingsproces van de maatschappij functioneren. Kijkdichtheid, oplagecijfers, de herhaling van hetzelfde, is niet het enige waar aan 'effect' af te meten valt. Het beziet media en communicatie alleen in de zin van consumenten die passief een boodschap, welke dan ook, in ontvangst nemen. Belangrijker is wat eigenlijk het resultaat van die hele machinerie van de zogeheten massa-media is. Of die media tegelijkertijd niet een basis vormen voor een tegenovergesteld proces van wat ik 'de-massificatie' zou willen noemen.
DE-MASSIFICATIE
Aan de hand van ontwikkelingen bij de voornamelijk op jongeren gerichte muziekbladen in Nederland is een aspect van dat proces van 'de-massificatie' waar te nemen. Een enkel citaat van in 290.000-voud vermenigvuldigde peppraat ter introductie. Het blad Popfoto nu anderhalf decennium geleden: 'Welkom 1975! Popfoto gaat er verschrikkelijk tegen aan in dit nieuwe jaar. () we gaan prachtige kleurenreportages brengen. We gaan kwisjes brengen en uitgebreid aandacht besteden aan mode en cosmetica. We zullen je ook rijkelijk van hot-news voorzien, zodat jij, als Popfoto-lezer, volledig op de hoogte blijft van het wel en wee van al je favorieten.'
Een bestudering van de oplagecijfers van massa muziekbladen als Popfoto over de afgelopen vijftien jaar laat een duidelijk dalende lijn zien, met name in de tachtiger jaren. Het zou kunnen wijzen op een kritischer houding van het lezerspubliek en het onvermogen van deze popbladen zich aan de veranderende opvattingen en smaak aan te passen. In 1979 had Popfoto een top oplage van 310.000 om in 1990 tot een "bescheiden" aantal van 95.989 exemplaren gedaald te zijn. Muziek Expres dat in 1974 haar topjaar heeft met 375.000 exemplaren ziet eveneens in de tachtiger jaren een zeer sterke daling van 145.000 in 1980 tot 78.302 in 1990. Het blad Muziek Parade verdwijnt zelfs in 1985 nadat in tien jaar tijd de oplage van 131.800 zakte tot 75.000. De aanvankelijk in de voetsporen van Aloha tredende Muziekkrant Oor begint in 1971 met 30.000, heeft in de periode 1977-1978 haar top met 63.000 en schommelt in de tachtiger jaren met haar oplage tussen de 20 en 30 duizend.
De dalende trend wat betreft oplages is onmiskenbaar. Opvallend is ook dat in dezelfde periode het aantal afzonderlijke tijdschrifttitels in de muzieksector stijgt. Een telling van de in Het Handboek van de Nederlandse Pers gerubriceerde bladen leren dat er in 1975 76 geregistreerde muziekbladen zijn, in 1980 122, het hoogste aantal 166 in 1988 bereikt wordt en het in 1990 iets terugloopt tot 140 muziekbladen. Niet alle hier getelde titels hebben te maken met popmuziek, maar het overgrote deel wel. Het lijkt te wijzen op een behoefte aan een grotere verscheidenheid aan informatie op muziekgebied.
Een ander aspect van 'de-massificatie' dient zich in 1976 met het verschijnsel 'punk' aan. 'We wilden een situatie creëren waarbij 'de kids' minder geïnteresseerd zouden zijn om grammofoonplaten te kopen, dan voor zichzelf te spreken' zegt de bij de Engelse groep The Sex Pistols betrokken Malcolm McLaren.(48) En ook in Nederland leren de kids weer praten.
In de periode 1977-1989 zien maar liefst 133 verschillende punkblaadjes het daglicht. De regionale spreiding van deze blaadjes is groter dan ooit. In 58 verschillende plaatsen is er sprake van punkactiviteiten die een spoor in de archieven weten na te laten.(49) Na de eerste golf in 1983 schrijven Ed Kerkman en Rob van Zandvoort, twee studenten Nederlands een scriptie over dit verschijnsel: 'Dit zijn bladen die gemaakt worden uit een behoefte, die voor makers en lezers dezelfde is: een uitdrukkingsmiddel voor jezelf, omdat al het andere () je niets te bieden heeft, je nog meer tot een outcast maakt die je al was, en bovendien te duur is. () Daar kun je slechts één ding tegenoverstellen: je eigen manier van uitdrukken en je eigen medium () Dat medium is vanaf het begin van de punk de muziek geweest: punkmuziek wel te verstaan. Maar niet alleen de muziek, maar ook de teksten zijn binnen dat medium van groot belang. Vandaar dat er een steeds groter wordende behoefte ontstond aan het verspreiden van die teksten. () Bij muziekbladen als Hitkrant, Muziekexpres en zelfs Muziekkrant Oor kon men ook al niet terecht; die hielden zich bezig met de hitparades () en lieten het bij het afdrukken van oubollige verliefdheidtekstjes. Er bleef niets anders over dan die teksten zelf op papier te zetten en zelf te verspreiden.'(50)
'De Koekrant is een van de belangrijkste spreekbuizen geworden van de punk- en krakersbeweging in Amsterdam en het zou mij niets verbazen als de invloed van het blad op den duur even ingrijpend zal blijken te zijn als die van het tijdschrift Provo indertijd.' schrijft Hans Plomp in het Haarlems Dagblad van 3 november 1980. Waarbij hij de gebruikelijke vergissing met betrekking tot de titel van het blad maakt. Het blad heet, buiten regelmatig optreden spellingsvariaties die enkel bedoeld zijn om bibliothecarissen te pesten, Koekrand. 'De naam staat voor het aankoeksel in de toiletpot. Het allervuilste aan de rand van de maatschappij' legt één van de oprichters Hugo Kaagman uit in een interview, waarin hij het ook heeft over 'die rauwe vorm van niks verdoezelen en niks mooier maken dan strikt noodzakelijk' en 'een steeds weer terugkerende behoefte aan eenvoud die bij jonge stromingen leeft.'(51)
Vanuit een nog steeds overeind staand kraakpand in de Amsterdamse Sarphatistraat ontstaat dit blad;(52) dat is ook de plek waar ik samen met Hugo Kaagman en Diana Ozon terugblik in het jongste verleden.
KOEKRAND 1979-1989->
Tj: Jij bent begonnen met het maken van een schoolkrant..
Diana: Die schoolkrant die ik vroeger maakte was een antwoord op de officiële schoolkrant. Er waren wel eens rellen, dan stonden wij op de stoep die dingen aan iedereen uit te delen, of juist dat wat door de conrector weggecensureerd was er toch stiekem weer in te zetten. Ik tikte ook boekjes, oplage één, die ik met de naaimachine zelf bond, omdat ik wel begreep dat mijn gedichten niet verloren mochten gaan. Soms ook met doorslagpapier, oplage drie. Hugo heeft mij de fotokopieermachine laten kennen.
Hugo: Ik was dertien en kon mijn eerste pentekening verkopen aan de ouders van mijn vriendje. Ik ging naar de buurtbibliotheeek en maakte er een kopie van. Het origineel verkocht ik voor vijftien gulden, wat veel geld was. Ik had een kopie die net zo goed was als het origineel en toen dacht ik ineens: hé ... de kopie is mooier als het origineel. Minder beduimeld, mooi schoon. Dat is voor mij de ontdekking van de fotokopie.
Diana: We waren elkaar tegengekomen in onze gekte. Hij schreef. De eerste brief was raak, zoiets van hier ga ik mee door. Vaak ging het onder pseudoniem dat het niet duidelijk was wie de afzender was ...
Hugo: Experimenten met briefkoppen in elkaar puzzelen, het er heel officieel uit laten zien, terwijl het gewoon fake is.
Diana: Dat is in je studententijd... Die mail-art correspondentie, die jij met mij deed, in de vroege jaren zeventig was in de tijd dat je bezig was met Fluxus, Dada en Wim Schippers. Je was blij dat er eindelijk weer iets van elektriciteit in de samenleving ontstond. Het is natuurlijk wel leuk om grollen te maken, maar iemand moet er om kunnen lachen, je moet een publiek hebben.
Hugo: Die Barend Servet Show vond ik kostelijk. Toen las ik een boekje over 'Het Barend Servet effect' met een voorwoordje van Frans Haks en die verwees naar Fluxus.
We begonnen met Christiaan Kandstadt hier krantjes te maken. Eerst een huisbulletin, dat werd later de Koekrand.
Christiaan was in die tijd naar Engeland geweest en had Engelse punkfanzines meegenomen, met kleurenfotokopie omslag, dat had je daar toen al, dat was gesponsord. In Engeland had je eerder fotokopieshops dan in Nederland. We hadden een vriendje bij de witte paters in Santpoort, daar konden we voor een dubbeltje kopiëren. Het was toen overal een kwartje, vijftig cent, daar hebben we twee nummers gemaakt. Christiaan had in die tijd de Artomaat, die stonden bij Athenaeum, de Brakke Grond en Café Scheltema.
Diana: Die Artomaat daar zitten sigarettendoosjes in, daar werden die gefotokopieerde krantjes in opgevouwen, dat was ook een van de beste redenen voor Xerox om het te sponsoren, dat was natuurlijk een publiekstrekker...
Hugo: Omdat ik nog een beetje jong was en ondernemend heb ik Xerox gebeld en een afspraak gemaakt voor een sponsorschap. We hebben daar anderhalf, twee jaar kunnen kopiëren op de personeelsmachine. Ik weet dat we van fotokopie naar stencil gingen omdat de oplaag omhoog moest.
Tj: Wat was de oplaag met fotokopie?
Hugo: Eerst twintig en toen vijftig, toen werd het honderdvijftig en gingen we stencilen.
Diana: Er was een jongen in dit kraakpand, die drukte time-tables bij Schiphol en daar zijn die grote gele nummers van het blad Blondie ontstaan.
Hugo: Die ragte dat er 's nachts tussendoor.
Diana: Ja dat waren van die grote vellen ... we hebben nooit mogen zien hoe hij dat deed, maar hij kwam met een heel pak heet papier midden in de nacht aanzetten.
Hugo: We hebben het vier keer gedaan, toen is hij betrapt en was dat afgelopen.
Tj: Hoe werden jullie krantjes nu verspreid ...
Hugo: Die Koekrand is ook een hommage aan, afgekeken van, Piet Schreuders met zijn Poezenkrant. Ik had een interview met hem gelezen, dat hij op de fiets naar Athenaeum Boekhandel ging en daar dan een consignatiebonnetje voor zijn blaadje kreeg. Ik dacht hee ook proberen en toen dat lukte, zo van kom maar over een maand terug voor je geld, probeerden we meerdere dingen. Er waren ook andere winkels waar het kon, zoals Het Fort van Sjakoo en Van Gennep, bij Pegasus weer niet.
Diana: Daarnaast was er nog dat freak boekhandeltje Ins & Outs en de kelder van het Literair Café, dat was een perfect archief, na een maand kon je de hele stapel bestoft weer terug halen.
Hugo: Ins & Outs was leuk, die gaven meteen geld ...
Diana: Dan kon je dat daar meteen weer in andere blaadjes omzetten.
Diana: We zijn toen we naar Afrika gegaan en kwamen via Londen terug. Kwamen we bij Rough Trade, zeiden ze 'fanzines ?', whap ... een hele kamer vol.
Hugo: We hebben de heftigste meegenomen. In 1979 begon Galerie Anus, hier beneden. We wisten niet precies hoe dat moest een winkel opzetten, maar wel hadden we de derde wereldmethode gezien van 'je doet het gewoon'. Plotseling moesten we een enorme stroom drukwerk verwerken. Wij waren een distributiecentrum geworden voor mensen die van elders in Nederland dingen meenamen.
Tj: Hoe wisten die mensen dat?
Diana: Er was weer een verhaal tegen graffiti in de krant in de tijd dat wij via Dr. Rat een 'grand prix de graffiti' ingesteld hadden. Daar kwamen een heleboel graffiti-jongetjes op af. Toen las ik die boze brief van die zure ouwe columnist (Werkman) in Het Parool. Wij reageerden daar op met dat het onzin was, dat het de graffitiërs niet waren die die huisjes stuk maakten en telefooncellen molden. Daarop kwam Frans Kotterer van de kunstredactie van Het Parool ons interviewen. Zo kwam op 7 augustus 1979 een groot artikel in de krant. Daar kwamen heel veel reacties op. Dat was in augustus en in december waren we er zo moe van, dat we er weer mee ophielden.
Hugo: Je moet het zo zien, we hadden geen dope gedeald, we hebben het puur op tijdschriften gehouden en we hadden geen uitkering in dat jaar. We hebben daar hard voor gewerkt, gesappelt, twintig gulden per dag.
Diana: 's Ochtends maakte ik wc's schoon in jeugdherbergen, dat soort uitzendbaantjes.
Hugo: Af en toe bijklussen als er geen hond kwam, toen begonnen we ook met T-shirtjes waardoor het wat meer liep. We hebben toen zo'n klein stencilmachientje beneden neergezet. Dat hadden we geleend van dat meisje van een band uit Haarlem. Die machine stond daar en Johan die het blad Toilet had kwam hier stencilen. We zagen dat hij heel gedreven bezig was en wij zeiden waarom noem jij het ook geen Koekrand. Ivor maakte al zijn Koekrand, die was zo dwars en autonoom, dat we zeiden 'jij maakt jou nummers', Christiaan deed dat ook en zo splitsten we dat uit. Dan ging het lekker snel, we wilden op naar de honderd nummers...
Diana: De krant moest regelmatig uitkomen. De stencilinkt zat nog onder je nagels en dan kwamen mensen al weer vragen, wanneer komt de nieuwe Koekrand uit. Dan wees je op wat je net geraapt had, maar dat hadden ze gisteren net al aangeschaft. Klanten als van Jezus en de Gospelfuckers, allemaal een beetje heavy guys die kwamen hier een beetje vervelen. No Fun had je ook, daar hing iedereen rond. Dat werd gesloten, kwam iedereen bij ons. We lieten al die heavy boys rapen, allemaal om een tafel heenrennen.
Dat stencilen deden we op de stencilzolder bij Koffiebar Roodmerk. Zo'n oplaag ging door tot zevenhonderdenvijftig, dat was de top, meer kan je ook niet drukken want dan is het stencil op. Ik heb nog wel eens een gat door een stencil heen gestencild.
Er zijn ook krantjes gemaakt op fotokopieerapparaten van vaders die hun kinderen helpen door stiekem in kantooruren die krantjes te drukken. Een iets makkelijker stap is het stencilapparaat op het plaatselijke jongerencentrum.
Tj: Jullie hadden geen eigen drukpers?
Hugo: We hebben stencilmachine gehad met een hoop gesodemieter. Met een eigen kopieermachine heb je het effect, dat als er wat stuk gaat je de lul bent. Als je ergens voor een paar dubbeltjes kopieert en het gaat kapot, nou dan neem je een andere machine. Rob Stolk heeft ook gezegd toen we daar aankwamen, je moet een eigen drukkerij beginnen. Ik wil helemaal geen drukkerij. Ik ben blij dat ik hier geen kapotte machines heb staan, vrijheid..!
Diana: Die layout van de Koekrand zou nooit zijn ontstaan als je niet had gekopieerd, gewoon met die losse dingetjes, uit kranten en een pritstift. [Tegen Hugo] Jij hebt nog steeds geen lichtbak, jij kunt niet eens rechtplakken en dat is je charme, daardoor is het handwerk.
Tj: Er was bij de punkbladen toch ook een scheiding der geesten, de vier P's: Punk is Pret of Punk is Politiek.
Hugo: Raket uit Rotterdam was, echt heel politiek. Zij waren communistisch, wij waren cultureel...
Diana: Ze kwamen met hun eerste kranten bij ons in Galerie Anus hier beneden. Ik wou vijfentwintig procent winkelkosten en ze waren daar boos over.
Hugo: Wij hadden geen uitkering en moesten daar van leven.. Die mensen van Raket begrepen dat survivalwereldje niet, want die hadden subsidie, een toegewezen pand en een uitkering.
Diana: Die groep de Rondo's, die daar bij hoorde, kwam uit Rotterdam, die hadden zoiets van solidair met de havenstakers. Wij zeiden, zijn die havenstakers ook solidair met jullie ? Dat betwijfelde ik ten zeerste, want in Amsterdam waren de arbeiders nog nooit solidair met ons geweest.
Hugo: Ik had een dichtbundel van Ras-Walda uitgebracht als Koekrand Special, dat ging naar Jamaica, Suriname, dat kwam overal. Toen hebben die mensen uit Rotterdam ons blaadje opgeknipt en in hun eigen krant een anti-rasta artikel gemaakt.
Tj: Wat was hun kritiek dan op de rasta?
Hugo: Haile Selasie was een dictator, die iedereen uitbuitte, religie maakt dom. Ze hadden optelsommetjes: A + B = C, religie + dollar is corrupt.
Diana: Ze gebruikten ook strips met zwijnachtige cartoonfiguren met kruisen om de nek.
Hugo: En het beeld van hamer en sikkeltje, dat was goed. Anyway zij keerden zich af van Amsterdam, dat waren rare blowers en zij waren straight.
Diana: Daarbij kweekten zij volgelingen en dat was iets waar we in Amsterdam helemaal niet mee bezig waren. We geloofden in het individualisme, iedereen mocht doen wat ie wilde. Het is heel gevaarlijk om honderden jongeren in de adolescente leeftijd alles te gaan vertellen hoe het moet, misschien val je weg, je mag geen leider spelen vind ik.
Diana: Wij hebben het nou over de gedrukte kranten van punk, maar veel belangrijker is de muzikale kant geweest. Als medium, als voertuig van het nieuws, is de muziek een belangrijk onderdeel. Daarom waren oefenruimtes ook zo ontzettend nodig. Ten opzichte van de blaadjes, is er waarschijnlijk het tienvoudige aan bandjes.
Hugo: Muziekkrant Oor die wou eind zeventig niets weten van punk. Voor hen was punk al afgelopen, dood.
T: Verziekkrant Geen Gehoor wordt het in een punkblaadje genoemd ...
Hugo: Wat was het nou, je vriendje heeft een band, om die band te gaan promoten moest je wel gaan grafitiën en een blaadje maken.
Diana: In die blaadjes was altijd weer de oproep om je niet dood te schrijven aan bandjes, omdat ze tijdelijk zijn, omdat ze vaak weinig te zeggen hebben.. Het ging voornamelijk om het samen naar buiten treden. Het was een zelfstandig gestichte jeugdclub zonder clubleiders of gogen. Omdat dat punkbandje nooit reclame in Amsterdam of Groningen kan maken, tenzij het daar optreedt, wordt er wel over dat bandje geschreven in de hoop dat er boekingen zullen volgen. Waarna de hele club weer in een gehuurd busje op pad gaat.
Hugo: Het gebeurde ook vaak dat die bands zo snel speelden, zo onverstaanbaar zongen dat ze die teksten uit moesten delen in de zaal. Dat was ook een reden om een blaadje uit te geven.
Hugo: Je kan zeggen dat dat eigen initiatief gestopt is sinds 1982.
Diana: Met die winkeltoestand, die overal ontstaan was, kregen sommige mensen te horen dat ze dat konden doen met behoud van uitkering, dat ze subsidies konden aanvragen bij de Sociale Dienst. Winkeltjes als Black Widow in Rotterdam en een klerenwinkeltje Uit Je Bol in Den Haag waar ook platen en fanzines verkocht worden.
Hugo: Elke stad heeft nu zo'n beetje z'n rastawinkel, waar je ook weer van die spullen kan kopen. In Amsterdam, Haarlem, Rotterdam, Groningen, punkwinkels zijn er niet echt meer.
Tj: Zijn liefdesgedichten taboe in punkbladen?
Hugo: De frustratie werd geuit in iets punks en dat was sociaal engagement. Het werd niet op het persoonlijke gespeeld, het werd op de maatschappij afgeketst.
Diana: Als er een gedicht over erotiek in stond dan ging dat meer over de opgejaagdheid als vrouw of over meidenproblemen. Een band die een liefdesliedje had liep het risico finaal uitgelachen te worden. Softgedoe mocht niet, dat was een reactie op jaren zestig love peace and happiness. Er mocht vooral niks van wat je dan klef noemde. Daar rustte een enorm taboe op. Daar komt mijn stelling vandaan: 'punks zijn preuts'. Dat is inmiddels veranderd door de vererotisering van punk en Madonna.
Hugo: Waar het wel over ging was het einde van de wereld idee. In 1979 had je allemaal van die dingen die uitkwamen, De Club van Rome, het milieu ging kapot en films die dat allemaal verbeelden The Day After, The Warriors, de bom en totale chaos. Mijn message was, kijk straks valt die bom, tot die tijd doe wat je doen wil, hebben we in ieder geval onze eigen graftekst geschreven.
Tj: Je dacht dat toch niet echt. Je nam dat aan als levensstijl?
Hugo: Door er mee te spelen kan je toch nog lol hebben. Je kan ook flippen óf het aannemen...
Diana: Er was een groot bezwaar in de punkbeweging tegen consumptiepunks, zoals die soms in Galerie Anus kwamen met hun zakgeld. Daar kochten zij fanzines en platen. Zij kochten altijd alles, ze hadden ook mooie sokken aan en voorgescheurde broeken, dat stuitte de gemiddelde punk tegen de borst. Weekendpunks heb je ook nog gehad, die hadden hun hele outfit op een knaapje in de kast hangen. Dat consumptiegedrag werd afgekeurd, dat was het ondersteunen van een verderfelijke maatschappij.
Hugo: Om punk te zijn was het niet voldoende om te zuipen, naar concerten te gaan en plaatjes kopen.
Diana: Fanzines stopten doordat ze alleen maar lezers hadden en geen bijdragen. In veel fanzines lees je dat ook steeds: 'Dit is het laatste nummer tenzij jullie nu eindelijk eens een bijdrage leveren'. Bandjes die zeiden 'we hebben er genoeg van de hele tijd voor zo'n zaal te staan, wij willen interactie'.
Tj: Die punkblaadjes ontstonden ook in kleinere plaatsen. Was er geen behoefte meer, zoals in de zestiger jaren, naar de grote stad te gaan?
Diana: Vanuit de Randstad werd er altijd op aangedrongen dat punks in het dorp bleven zitten. Wij zeiden: jullie zitten daar, dat was weer ons zieltjeswinnen, draag het uit. Ga nu niet met al je energieke krachten in die Randstad zitten, zo gebeurd er nooit iets in Groningen. Straks komen er daar nieuwe generaties en moet het weer vanaf de bodem opgebouwd worden.
De zieltjes werden langzaam gewonnen, veel kwamen er pas in 1982 -83 bij, toen de punkbeweging niet agressief meer was, niet meer provocatief. Er was ook internationale feed back, Polen had krantjes, Argentinië, Finland.
JE BEVRIJDEN VAN DE DRUKPERS
'Xerography - allemans hersendief - kondigt de tijd van het instant uitgeven aan. Iedereen kan nu zowel auteur als uitgever worden.' Schreef Marshall Mac Luhan al in 1966.(53) Zoals uit het gesprek met Diana Ozon en Hugo Kaagman blijkt, heeft het tien jaar geduurd voor dat het in Nederland echt in de praktijk gebracht werd.
'Hippies zetten zich af tegen de consumptiemaatschappij. Punks zetten zich af tegen de elektronische maatschappij. () Elke anti-beweging maakt weer wat verworvenheden los' zegt Hugo Kaagman in het al eerder aangehaalde interview uit 1983. Een wat verwarrend statement van iemand die uiteindelijk juist de verworvenheden van die elektronische maatschappij omarmt en er de mogelijkheden aan ontleent om zich uit te drukken. Terugblikkend lijkt het zo te zijn dat de hippies juist een uitdrukking van de consumptiemaatschappij waren en door zich ertegen af te zetten er nieuwe inhoud aan gaven.
'Cassettes.. koop een lege, verkoop een volle', het is al weer tien jaar geleden dat het Amsterdamse jongerenblad Oktaaf bands opriep om het gebruik van een medium als de bandrecorder om te draaien.(54) Van passieve reproduktie tot actieve produktie. 'Het hoeft geen dure aangelegenheid te zijn om zelf je cassette uit te brengen. Met twee cassetterecorders van redelijke kwaliteit kan je het gemakkelijk zelf kopiëren.' De industrie antwoord bijna gelijktijdig met het op de markt brengen van dubbeldeks cassetterecorders waarmee het nòg gemakkelijker gaat. Elektronische machines die niet noodzakelijkerwijs staan voor de massale verbreiding van hetzelfde, maar evenzeer de mogelijkheid van de vermenigvuldiging van wat verschillend is.
En deze ontwikkeling gaat door. Hoe hoog en onbereikbaar ook de professionele standaards van de media aanvankelijk lijken te zijn, de massale verbreiding, de versnelde vernieuwing, brengen ze binnen steeds kortere tijd binnen het bereik van velen. De trend is onmiskenbaar: van studio naar huiskamer, van zetterij naar 'desk top'. De hiervoor genoemde voorbeelden van 'illegaal' gebruik van produktiemiddelen in de zestiger en zeventiger jaren, hebben, met het veelvoud aan in omloop zijnde apparatuur in de negentiger jaren, een grote actualiteit. Illegaliteit hoeft geen doel in zichzelf te zijn, dat leidt meestal niet verder dan een uiteindelijk saai romantisch activisme.
Het recentelijk ontstaan van vrije radio en televisie is een goed voorbeeld van onstuitbaar veroveren van een eerst ontoegankelijke ruimte. De dagelijkse invulling vergt echter zoveel energie en creativiteit, dat over verloop van tijd enkel diegenen die dat ook weten op te brengen overblijven. Een tolerant gedoogbeleid van overheden, die formeel nog steeds een monopolie over deze ruimte uitoefenen, schept daarbij een vruchtbaar klimaat.
'Veel van onze instituties onderdrukken alle natuurlijke directe ervaringen van de jeugd, die met een verhelderend genoegen reageert op de poëzie en schoonheid van de nieuwe technologische omgeving, de ruimte van de populaire cultuur' schreef Marshall McLuhan in 1964.(55) Die ruimte heeft zich sindsdien stormachtig uitgebreid. Het concept van 'global village' is verre van modieus gebleken en nieuwe ruimtebegripen als 'cyber space' hebben zich aangediend, waarin vrijgevochten 'cyberpunks' gewapend met modems rondhacken.
Naast de papieren informatiedragers is een veelvoud aan nieuwe mogelijkheden gekomen, maar daarin kan ik nog steeds niet met McLuhan's opvatting 'the medium is the message' meegaan. 'The Medium' is meer dan haar eigen 'message'. Nieuwe technieken scheppen weliswaar nieuwe mogelijkheden en bepalen heel sterk de inhoud van wat overgebracht wordt, maar ergens moet er iemand zijn die ook wat te vertellen heeft. Drukpersen en ieder tuig dat tot vermenigvuldiging dient, zijn niet meer dan verlengstukken van onze zintuigen en daarmee verbreiders van onze gevoelens en ideeën. In die zin zullen wij ervoor moeten zorgen dat vermenigvuldigen geen doel in zichzelf wordt: ons steeds weer van de druk van de persen moeten bevrijden.
Bijlage
I: Statistiek jongerentijdschriften ->
Aantallen afzonderlijke tijdschrifttitels m.b.t. "De Jeugd" gepubliceerd in Nederland
Dit overzicht is vooral bedoeld om een inzicht te krijgen in groei en afname van de verscheidenheid van het titelaanbod op de tijdschriftenmarkt over de laatste vier decennia. Bron: Handboek van de Nederlandse Pers, edities 1947 t/m 1990, * edities 1948-50, 1953-55, 1957-59 niet aanwezig op UBA.
N.B. Niet alle titels in deze rubrieken van het "Handboek van de Nederlandse
Pers" zijn altijd relevant, met name in de rubriek muziek treedt in de
loop der jaren een duidelijke verschuiving op van koor-, zang-, accordeon-
en dergelijke naar voornamelijk popmuziekbladen. Schoolkranten hebben zich
in veel gevallen niet 'laten' registreren, aantallen kunnen hier dus beduidend
hoger zijn. Een mogelijke bron voor nader onderzoek zou het archief van
de Nederlandse Schoolpers Unie (NSU) over de periode 1958-1978 kunnen zijn
(zie Mies Campfens, De Nederlandse archieven van het Internationaal
Instituut voor Sociale Geschiedenis, p.100).
... | Jeugd | Muziek | School | Studenten | Seks |
1947 | 79 | 15 | - | 20 | - |
1948 | * | * | * | * | * |
1949 | * | * | * | * | * |
1950 | * | * | * | * | * |
1951 | 121 | 35 | 31 | 35 | - |
1952 | 126 | 44 | 19 | 40 | - |
1953 | * | * | * | * | * |
1954 | * | * | * | * | * |
1955 | * | * | * | * | * |
1956 | 125 | 46 | 34 | 49 | - |
1957 | * | * | * | * | * |
1958 | * | * | * | * | * |
1959 | * | * | * | * | * |
1960 | 83 | 47 | 214 | 45 | - |
1961 | 76 | 42 | 207 | 42 | - |
1962 | 78 | 41 | 279 | 46 | - |
1963 | 82 | 39 | 245 | 46 | - |
1964 | 85 | 46 | 262 | 46 | - |
... | Jeugd | Muziek | School | Studenten | Seks |
1965 | 89 | 52 | 252 | 58 | - |
1966 | 102 | 55 | 266 | 62 | 5 |
1967 | 99 | 67 | 278 | 66 | 4 |
1968 | 107 | 67 | 278 | 64 | 5 |
1969 | 93 | 75 | 268 | 64 | 5 |
1970 | 93 | 63 | 246 | 60 | 8 |
1971 | 114 | 79 | 211 | 58 | 10 |
1972 | 85 | 78 | 189 | 52 | 11 |
1973 | 88 | 77 | 178 | 49 | 13 |
1974 | 91 | 74 | 178 | 46 | 15 |
1975 | 87 | 76 | 149 | 45 | 17 |
1976 | 79 | 79 | 146 | 41 | 17 |
1977 | 77 | 88 | 144 | 44 | 33 |
1978 | 87 | 104 | 143 | 41 | 38 |
1979 | 88 | 112 | 146 | 42 | 33 |
1980 | 100 | 122 | 132 | 44 | 34 |
1981 | 102 | 126 | 108 | 41 | 44 |
1982 | 111 | 135 | 133 | 45 | 36 |
1983 | 113 | 142 | 134 | 47 | 29 |
1984 | 112 | 147 | 136 | 53 | 29 |
1985 | 106 | 163 | 133 | 55 | 30 |
1986 | 107 | 164 | 135 | 56 | 29 |
1987 | 109 | 163 | 135 | 58 | 12 |
1988 | 104 | 166 | 133 | 62 | 11 |
1989 | 105 | 145 | 90 | 66 | 9 |
1990 | 103 | 140 | 87 | 65 | 9 |
Gegevens over rubrieken in het Handboek van de Nederlandse Pers; - = rubriek komt in dat jaar nog niet voor
Het Amsterdamse blad Provo had 35 'zusterbladen' en 'navolgers' in Nederland
en 6 in België. Buiten Amsterdam was dat in 17 plaatsen in de periode
1965 - 1967 met een enkel blad dat nog tot in 1968 uitkwam. In het totaal
zijn ongeveer 130 afzonderlijke nummers van provotijdschriften uitgekomen
in de de periode 1965 - 1968. In de volgende opsomming staat steeds het
vroegste en laatste jaar van uitgeversactiviteiten van provo in de genoemde
plaatsen tussen rechte haken. Van sommige bladen zijn slechts enkele nummers
bewaard gebleven, anderen zijn compleet (door al dan niet combineren van
de verzamelingen van Universiteits Bibliotheek Amsterdam (UBA; de signatuur
uba: CSD verwijst naar de afdeling Documentatie Sociale Bewegingen van
de UBA die sinds 1990 ondergebracht is bij het IISG), Internationaal Instituut
voor Sociale Geschiedenis (IISG) en Persmuseum (signatuur begint met PM,
deze collectie is ondergebracht bij het IISG). Van de * gemerkte titels
zijn tot nog toe geen exemplaren teruggevonden.
Aerdenhout [1965-1966]:
? (de titel is vraagteken) (uba: TS2416)
Degeneratie (uba: TS2337)
Provo Bulletin (uba:TS1134)
De Wekker (iisg: ZK33354; uba: TS2474)
Iets (iisg: ZF60842; uba: KR1207)
Lynx (iisg: ZO31126; uba: KR1198)
Provoke (uba: TS2562)
GNOT (iisg: ZK35351; uba: TS2049)
Maare (uba: ts2387)
Mot (iisg: ZK 36303; uba: ZZ4500)
Wij (uba: CSD)
Witte Bezem (iisg: ZDO30255; uba: TS2475)
Luca (uba: TS2572)
Scandal (iisg: ZK37262; uba: TS2568)
Pssst (uba: TS2570)
Nieuwe Stad (uba: TS2105)
Dingetje *
Por (iisg: ZK36858; uba: TS2569)
Lynx (iisg: ZK36106, uba: TS2395)
Ontbijt op Bed (iisg: ZO31330; uba: CSD)
Piranha (uba: TS2571)
Provox (uba: KR1117)
Boeh (uba: KR1101)
Desperado (iisg: ZK30870; uba: ZZ4513)
Nieuwe Generatie (uba: TS2934)
Henri Volte Poludiek (uba: KR1114)
Volte (iisg: ZDO31786; uba: ZZ4497)
Kejje nagaan *
Barst (iisg: ZDO30235; uba: TS2341) (een directe voorloper van het blad Provo)
Provo [1965-1967] (iisg: ZDO31386, ZK32516, PM15092, uba: CSD)
en
God Nederland & Oranje (iisg: ZK31246, PM17041; uba: TS6932, CSD)
Image (iisg: ZK31335, uba: ZZ4512, CSD)
Inept (uba: Z8305)
Nix (uba: TS2919)
Teleraaf (iisg: ZF62387; uba: Z8307, CSD)
Welstaat (uba: VV2567)
Provotijdschriften: totaal aantal verschenen afzonderlijke nummers
per jaar
1965 | 1966 | 1967 | 1968 | 1969 |
7 | 87 | 49 | 31 | 1 |
Provotijdschriften: geschatte totale jaaroplage van deze nummers
1965 | 1966 | 1967 | 1968 | 1969 |
2.500 | 35.000 | 90.000 | 4.000 | 500 |
Provotijdschriften: geschat aantal lezers per jaar
Samenvattend gaat het om omgeveer 135.000 nummers van Provoblaadjes die in Nederland verspreid zijn over een periode van 5 jaar. Met een geschat gemiddeld lezersaantal van 3 personen per blad en rekening houdend met inbeslagname, slechte verspreiding en een grote groep van mensen die enkel incidenteel een provoblaadje in handen kreeg, kom ik op een ruwe schatting van 50.000 lezers.
Bijlage
III: Culturele underground 1967-1975 ->
In de periode 1967-1975 worden 53 verschillende tijdschrifttitels gepubliceerd met een totaal van ongeveer 500 verschillende nummers. Buiten Amsterdam gebeurt dat in
25 verschillende plaatsen. Aangezien nogal wat van deze tijdschriften
tijdens hun korte bestaan meerdere malen van titel veranderen en niet altijd
duidelijk is of het hier een voortzetting van hetzelfde blad of een geheel
nieuwe titel betereft, zijn de werkelijke aantallen afzonderlijke tijdschriften
iets lager.
Alkmaar [1968-1971]:
Fizz (iisg: ZK31116; uba: TS2831)
Zin (uba: KR1061)
5A3 (uba: KR1120)
Aloha (iisg: ZF30049, ZK30103; uba ZZ7056)
Barefoot (uba: KR1102)
Cormallen (iisg: ZK30799; uba: ZZ2044)
Cosmic Paper (iisg: ZK 32312, PM16759; uba: TS2480)
Dam Hapt (iisg: ZK34833; uba: KR1097)
De Ei (uba: TS2381)
Fanatic (uba: KR1321)
Fantasiobulletin/krant (iisg: ZF60621; uba: KR1199)
Fox (Paradiso Fox)(iisg: ZF61416, PM13333; uba: KR1095)
Hitweek (iisg: ZF30430, uba: ZZ7505, CSD)
Holland Hapt (iisg: ZK31289, PM8409; uba: KR795)
Kabouterkolonel (iisg: ZK35832; uba: KR1124)
Lemuria (iisg: ZK35996; uba: TS4181)
Om (iisg: ZF61341; uba: KR1139)
Paradisoblad (iisg: PM16298)
Paradisobulletin (uba: TS2431)
Real Free Press (iisg: ZF61549; uba: KR1277)
Shit (iisg: ZK37339; uba: TS2439)
Spy In (iisg: ZF61857; uba: KR1206)
Witzend (uba: TS3371)
De Witte Krant (iisg: ZF30533, PM17160; uba: KR457)
De Wekker (iisg: ZK33354; uba: TS2474)
Tis (uba: TS2328)
Bah (uba: KR1394)
Bussum Alternatief (uba: TS2345)
De Andere Krant (uba: TS2139)
Iets (iisg: ZF60842; uba: KR1207)
Kommune (iisg: ZK31657; uba: TS1984)
The Ox (uba: KR1127)
Free Village Newspaper (iisg: PM13486; uba: TS2354)
De Andere Krant (iisg: ZK31686; uba: Z6813, KR771)
Cosmiximsoc (uba: TS2762)
3x Bellen (uba: TS2336)
Globaal (iisg: ZK35352; uba: KR1053)
Luca (uba: TS2572)
Tuigschrift (uba: TS2329)
B37 (uba: TS2650)
Eet Smakelijk (uba: TS2427)
Stick (uba: TS2448)
Cockatoo (iisg: ZK34624; uba: KR1137)
Magistrale zon (uba: TS3659)
Dit (uba: TS2353)
Futile (uba: KR1099)
Smurk (uba: TS2443)
Sstick (uba: TS2448)
Diggerbulletin (uba: KR1113)
New Underground Document (uba: KR1112)
Antibeo (uba: TS2140)
Fou of Fools (uba: TS2872)
Het Schaap (uba: KR1192)
Bijlage
IV: Kabouter 1969-1974 ->
In de periode 1969-1974 worden er door de kabouterbeweging 28 verschillende
tijdschrifttitels gepubliceerd met ongeveer 130 verschillende nummers.
Buiten Amsterdam was dat in 10 verschillende plaatsen.
Alkmaar [1970-1971]:
Kabouterkrant (uba: TS2406)
Aloha (iisg: ZF30049, ZK30103; uba: ZZ7056)
Congo (iisg: 117/182; uba: XA4033:6)
Informatiebulletin Amsterdam Kabouterstad (uba: TS2468)
Informatiebulletin Oranje Vrijstaat (uba: ZZ1838)
Kabouder (uba: TS2493)
Kabouter Kolonel (iisg: ZK35832; uba: KR1124)
Kabouter prik krant (iisg: ZK35831)
Kabouterkrant (iisg: ZF30508, PM12697; uba: KR1122, CSD)
National gazette (uba: KR1063)
Nieuws van het Westelijk Front (iisg: ZK36509; uba: KR1062)
De Zaaier (uba: TS2011)
Tis (uba: TS2328)
Kabouterkrant (uba: KR1311)
Oelaat (uba: TS2136)
Publikasie (uba: TS3660)
's Gravenhage kabouterblad (iisg: PM16761; uba: TS2386)
Kaboutermuurkrant (uba: KR1154)
Kabouterblad (iisg: PM16761; uba: TS3485)
Kabouterbulletin (uba: TS2912)
Staatscourant (iisg: Bro 494/fol; uba: TS3751)
Zwarte Kabouterkrant (uba: TS2897)
Het Blijde Volk (uba: KR1104)
De Magiese Paddestoel (uba: KR1312)
Okulus (uba: TS2095)
Blijde Boodschap (uba: TS2340)
Paniekbericht (uba: TS3749)
Kabouterkrant Oud-Rose-Vrijstaat (uba: KR1310)
Bijlage
V: Kraakkranten 1971-1990 ->
In 8 verschillende steden verschijnen kraakkranten, in het totaal 33
verschillende titels. Deze aantallen zouden bij het verwerken van verzamelingen
van de kraakbeweging wel wat hoger kunen worden. Ook is het in veel gevallen
moeilijk een duidelijke grens te trekken tussen wat een 'kraakkrant' en
wat een 'buurtactie' blaadje is.
Amsterdam [1971-1990]
Bluf (iisg:; uba: VV9073, CSD)
De Grachtenkrant (iisg: ZK44087, PM16254; uba: ZZ9008)
Kraakkrant (iisg: ZK31681; uba: VV8966)
Kraakkrant Indische Buurt (uba: ZZ9639)
Kraakstaat (uba: VV9150)
Krakend Zuid (uba: TS2466)
Laatste Waarschuwing (iisg: ZF40405; uba: KR865)
Nieuwmarkt Nieuwskrant (iisg: ZK36498; uba: CSD)
Nieuwmarkt Weekblad (iisg: ZK36499; uba: CSD)
Nieuwmarktbulletin (iisg: ZK34274; uba: TS3273)
Nieuwmarktdagblad (iisg: ZK34832; uba: KR1189)
Nieuwsmarkt (iisg: ZK35498; uba:)
Nummer (uba: TS2289)
Stadsnieuws (uba: TS3312)
Verzet (iisg: ZK41553, PM16399; uba: ZZ9938)
Vlugtig Weerzien (iisg: PM16253; uba: ZZ8895)
Wyerskrant (uba: KR902)
De Blaauwe Kraker (uba: TS2273)
De Editie (TS5031)
Grondarchief (iisg: ZK41177; uba: ZZ9526)
Aanzet (uba: TS2897)
Basisgroepen Info (uba: ZZ8250)
Kraakkrant van Groningen (uba: TS2897, TS2410)
De Voet tussen de Deur (uba: TS2578)
Astvalt (uba: ZZ7951)
Kraakblaadje (uba: VV9209)
Nijmeegse Kraakkrant (uba: VV9209, CSD)
Westlandbode (uba: KR1348)
BAH (uba: ZZ7342)
Kraakbondkrant (iisg: ZK35937)
Krak (iisg: ZK41501; uba: ZZ9644)
Springstof (uba: CSD)
Kraakkrant Zaanstad (uba: TS484)
Bijlage
VI: Vrije Stadskranten 1969-1990 ->
In 25 verschillende steden verschenen/verschijnen 'vrije stadskranten',
in het totaal gaat het om 45 afzonderlijke titels. De met * gemerkte gegevens
zijn (gedeeltelijk) ontleend aan 'Het Nieuws in Eigen Hand -stadskranten
in Nederland' uitgegeven door de 'Projektgroep Vrije Pers' in 1983, jammer
genoeg ontbraken daarbij gegevens over de periode gedurende welke deze
kranten verschenen, ik heb op die plaats het jaar van uitgave van deze
publikatie, 1983 + een '*' genoteerd:
Amersfoort [1983 *]
De Keivreter
Amsterdams Weekblad (iisg: ZO32176, PM8420; uba: TS765)
Bluf (iisg: ZF40415, PM16252; uba: VV9073, CSD)
Nieuw Amsterdams Peil (iisg: ZK40581, PM15467; uba: KR1149)
NN (iisg: ZK41815, ZF40714; uba: KR1671)
Vrouwenweekblad (iisg: ZK41873, PM16179; uba: VV9205)
De Vrije Apeldoorner (uba: KR1029)
Stadskrant (iisg: ZF40467, ZF40436; uba: TS244, ZZ8158)
De Vrije Arnhemmer (iisg: ZK41488)
Breda in Aktie (iisg: ZK40099; uba: VV9163)
Oelaat (uba: TS2136)
Bussum Alternatief (uba: TS2345)
De Lastige Bussummer (iisg: ZK30637; uba :TS3008)
Walden (iisg: ZK33323; uba: TS2592)
De Kuilenburger
Blauwdruk (uba: KR838)
Bossche Globe (iisg: PM16989; uba: ZZ9334)
Kleintje Muurkrant (iisg: ZF40392, ZK42296; uba: ZZ8007)
De Zwarte (iisg: ZK41291, PM17088; uba: ZZ9051)
Aanzet (uba: TS2897)
De Lawine (iisg: ZF40427; uba: KR803)
Martini Koerier (iisg: ZK40536; uba: KR1152)
Met Sicht Op.. (uba: ZZ9628)
Pinox (uba: VV9207)
De Echte Opregte (iisg: ZK36647; uba: KR1395)
Omslag (iisg: ZF40488, PM16715; uba: KR1001)
De Nije (iisg: ZF40412, PM16108; uba: KR826)
De Krant (iisg: CSD ZDK30205; uba: TS1584)
Stadskrant Leiden (iisg: ZF40411)
Citroentje
Brik
Flam (uba: TS3656)
Nijmeegse Stadskrant (iisg: ZF40524; uba: KR1520)
Roermondse Aktiekrant
Peteroliehaven (iisg: ZK33484; uba: ZZ9435)
Rampenplan
Muurkrant (uba: ZZ9850)
Tilburgse Aktiekrant
Stadsnieuws (iisg: PM13855)
Drift (iisg: PM16500; uba: ZZ9043)
Muurkrant (model van) (iisg: ZF40182; uba: KR1204)
De Onderste Steen (iisg: ZK40623, PM14802; uba: VV9206)
De Veense
Aktiekrant IJmuiden
Grensch (uba: TS5017)
Bijlage
VII: Punkfanzines 1977-1990 ->
Punkfanzines: 133 verschillende blaadjes in 58 verschillende plaatsen.
Deze lijst is zeker nog niet volledig. Een internationale database van
'punkfanzines' wordt op dit moment door de afdeling Documentatie Sociale
Bewegingen van het IISG opgezet. Aanvullingen zijn welkom. Wat berteft
de aanwezigheid in openbaar toegankelijke verzamelingen kan opgemerkt worden
dat deze blaadjes vaak niet per stuk beschreven worden maar als 'documentatiemateriaal'
gropesgewijs opgebrogen worden. De afdeling Documentatie Sociale Bewegingen
van het IISG heeft van een groot deel van de hieronder genoemde titels,
exemplaren (ook al worden er geen plaatsingssignaturen vermeld).
Plaats onbekend:
De Brakende Bever (uba: TS4113)
Geef Nooit Op
Godverdegodver
Gzztôh
Hard core
Koxt
Nix Aan
No 1.
Zoölogisch Denken
Kippenkrant
Kleintje
U235 ((uba:TS1448)
Dwarsligger (uba: TS1472)
Amstelveen:
Armageddon
Lastpost
Ratrace
Razorblade
422
Argwaan
Artholes
Attack
Beeld
De Grap
Everybody's Happy Nowadays
Facts
Gelul
Glue Lagoon (uba: TS4758)
Gonzo
Ha Fijn (uba: ZZ7026)
Hersenspinsels (uba: TS2707)
Kalashnikou
Kanibaal Journaal
Kippenkammen en Hanengaas
Klep
Koe(c)krand (iisg: ZK41448, ZK40696; uba: ZZ7349)
Kots en Braak
Mammie
Nieuwe Koekrand (iisg: ZK41448, PM16431; uba: ZZ7349)
Oktaaf (uba: ZZ8807)
Oppoze
Rebel Comix
S.C.
Het Schandaal
SKG (Stads Kunst Guerilla)
TNT
Trashkrant (uba: TS1454)
Vögelspin
W.A.R.S.
Zebra (uba: TS3654)
Zebra Psychedelica (uba: TS4470)
Nooit Meer (uba: TS4529)
Zelfkant
Baal
Kotskompas
Sterf
File bij Vianen
Anargooz
Ranja
Schaamstreek
Pleepraet (uba: TS4616)
Clichee
Overstapje
Punktualia
Watch Out
Fanzines
Prafda Magazine (uba: ZZ8750)
Punkofoon
Names Don't Matter (uba: TS1578)
Verziekkrant Geen Gehoor (uba: TS5069)
Ratdraaierz
0292-98767
Shock
Explosie
Aambeeld
Afgrijs
Blok
Kitskedin (uba: TS4405)
Louter Vreugde
Plagiaat
Welvaartsstaat
A Wall
Gifkikker (uba: TS2459)
Unite & Fight
Watch Out
Storing
Blok 5 (iisg: PM16449)
Chaos Creator Fanzine
The Perfect Nihilist Man
Vrije Boleet
Onbegonnen Werk
Intensified Chaos (uba: TS1924)
Neurot
Kaboem (iisg: CSD ZDO 31945; uba: TS1917)
Pin
Power Flower
Brandt (uba: TS537)
Simplistische Story Destroyer (uba: ZZ7344)
BOH (Binnenlandse Ontwikkelingshulp)
Het Blad van Eduard
De Staatsvijand
Provoke (uba: TS5250)
Westerse Beschaming
Wild Vlees
P or A (uba: TS1979)
Oorpijn
Art in Revolution
Throw
Als Moeder Sterft
Buikloop (uba: TS1385)
Hanibal Apollo
(Heel) Hard Liegen (uba: TS994)
Raket (uba: TS3378)
Voices
Kunstluis
Blad
Melkboer Strikes Back (uba: TS514, CSD)
Destructief Jong N.L.
Revolte
Riezistuns
Tivoli
Piss Off (iisg: CSD ZDO 31919, PM16433; uba: TS1481, CSD)
Vögelgenot
Riezistuns
De Pedaalemmer
Waakheer (uba: TS1941)
Weerhaak (iisg: CSD ZDO 35016; uba: TS5068, TS346)
Klukkluk
Parasiet
Strijdzweet (uba: TS4621)
Orgie (uba: TS267)
Strijdzweet
Kutluur
Sallands (uba: TS1932)
Fanclubs * | 1963 | 36 tijdschriften | 14 plaatsen |
Provo | 1965-1968 | 24 tijdschriften | 14 plaatsen |
Kabouter | 1969-1974 | 20 tijdschriften | 10 plaatsen |
Culturele underground | 1967-1975 | 48 tijdschriften | 20 plaatsen |
Kraakbeweging | 1971-1990 | 25 tijdschriften | 9 plaatsen |
Vrije stadskranten | 1969-1990 | 42 tijdschriften | 25 plaatsen |
Punk | 1977-1989 | 78 tijdschriften | 42 plaatsen |
Totaal | 1965-1990 | 237 tijdschriften | - |
* Gegevens op basis van blad Teenage Idool, waarin een lijst met Fanclubs staat. De meesten van deze clubs hadden ook een eigen blaadje.
Bijlage
IX: Aantallen tijdschriftentitels per jaar
->
Geschat aantal afzonderlijke tijdschrifttitels per jaar
... | Provo | Kabouter | Underground |
1965 | 3 | - | - |
1966 | 16 | - | - |
1967 | 14 | - | 4 |
1968 | 3 | - | 19 |
1969 | - | 2 | 13 |
1970 | - | 16 | 19 |
1971 | - | 5 | 13 |
1972 | - | 3 | 5 |
1973 | - | 2 | 6 |
1974 | - | 1 | 4 |
1975 | - | - | 3 |
N.B.De 'stadsbladen' zijn nog onvoldoende compleet verzameld en geïnventariseerd om in dit overzicht op te nemen. Hetzelfde geldt voor de kraak en punkbladen. De laatste categorie onttrekt zich in veel gevallen aan de traditionele vorm van het tijdschrift: jaar en plaats van uitgave ontbreken dikwijls, titels zijn aan speelse veranderingen onderhevig, waardoor de gegevens moeilijk in een saaie en strakke kolommen te vatten zijn. Wel is de verschijningsperiode duidelijk: tussen 1977 en 1987, met enkele laatbloeiers tot in de 90-er jaren.
Bijlage X:
Literatuurlijst ->
Overige genoemde bronnen
Onderstaande titels zijn ontleend aan de openbare publiekscatalogus (OPC) van de Universiteits Bibliotheek Amsterdam, met daarbij in voorkomende gevallen eveneens de plaatsingssignaturen van dezelfde titels bij Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. De plaatsnummers zijn te vinden na *. De afkorting Inst. verwijst naar één van de instituten van de Universiteit van Amsterdam. Nadere informatie daarover via de Universiteits Bibliotheek, Singel 425, 1011 WP Amsterdam. Instituut 178 verwijst naar het IISG (afdeling Documentatie Sociale Bewegingen).
ADRESBOEK
Adresboek van de Nederlandse pers. -- Den Haag. -- 20 cm. Voortgez.
als: Handboek van de Nederlandse pers.
* BV 2384a:3-4: 3.1950, 4.1951
* Inst.155: 3.1950, 4.1951
* IISG: ZJK325
AJC
De AJC ... dat waren wij: herinneringen van oud-leden/ onder redactie
van Jan Meilof e.a. -- Haarlem: Stichting Onderzoek AJC, 1985. -- 253p;
21cm. Stichting onderzoek AJC.
* H 86-4025
* IISG: 315/4
ARTISHOCK
Artishock. -- Maastricht. -- 30 cm. Stichting Artishock.
* TS 2350: 3.1965, 4<.1966>
BESTE (Het) uit provo
DUYN, Roel van
Het beste uit Provo: een bloemlezing uit alle verschenen nummers van
het tijdschrift Provo/ samengest. en ingel. door Roel van Duyn. --
<Amsterdam: De Bezige Bij, 1967>. -- 257p: ill; 30cm. Zonder titelblad.
Koptitel.
* PG 67-227
* Inst.178: CSD
* Inst.156:
* IISG: 26/149 fol.
BLUF! 't moet kunnen
EVEL, <pseud.>
Bluf! 't moet kunnen: een skriptie over een bewegingsgebonden alternatief
weekblad/ Evel, Geert. -- Amsterdam, <19>83. -- 250p: ill; 30cm. Zonder
titelbl. Omslagtitel.
* HG 89-283
* Inst.178: CSD
COBRA
Cobra 1948-1951. -- <Repr.>. -- Amsterdam: Van Gennep, 1980. --
ill; 33cm. -- (Collection des r:eimpressions des revues d'avant-garde,
20.) Reprod. van alle verschenen nummers van "Cobra", "Petit Cobra" en
"Tout petit Cobra".
isbn 9060124685
* XB 1843 : 20
DE
De plomb, d'encre & de lumi:ere: essai sur la typographie et la
communication :ecrite, pr:ef. de Charles Peignot; postf. de Georges
Bonnin. -- Paris: Imprimerie Nationale, 1982. -- 342p: ill; 28cm. Centre
d':etude et de recherche typographiques. In cassette.
isbn 2110807814
* Zaal Boekh: VG 84:15
DEMOKRATER
Demokrater/ orgaan van de Werkstudenten-Liga. -- Amsterdam enz. --
8:. Niet verder verschenen.
* Z 9809: 1.no.1,3-6.1959/60, 2.no.1-4.1961/62, 3.no.1-3.1962/63, 4.no.1-3.1963/64
* Inst.141: 1.1959/60 - 4.1963/64
DEMOKRATER
Demokrater: studenten opinieblad. -- Amsterdam. -- f:.
Niet verder verschenen. Het ex. Inst.141 met: Demokratisch manifest
: het standpunt van de Nederlandse Studentenvakbeweging (sept.1963).
* Kr.482: 1.1963/64, 2.no.1-9,11,12,14,15.1964/65, 3.no.1-11.1965/66,
4.no.9,10.1966/67, 5.no.2,4,7,9,11.1967/68, 6.no.3-8a.1968/69
* Inst.141: 1.1963/64 - 7.no.1.1969
* IISG: ZO30572; PM11746
GE:ILLUSTREERD
Ge:illustreerd Bethani:ennieuws. -- Amsterdam. -- 30 cm-f:.
Hierin opgenomen: De lastige Amsterdammer. Voortzetting opgenomen in: Nieuwsmarkt.
* Kr.465: 1.no.2,3.1968, 2.no.1.1969, 3.no.5,6.1970
* IISG: ZF60079
HANDBOEK
Handboek van de Nederlandse pers en publiciteit. -- Schiedam: Nijgh
periodieken. -- 20 cm. Voortz. van: Handboek van de Nederlandse pers, t.e.m.
41.1974, EN: Adresboek van de Nederlandse pers.
* V.V.7241: <31.>1969- ...
* V.V.7425: 33.1970- ...
* BV Kast.29E: 1.1952, 1953/54, 1955 - 1957, 1960 - 38.1972, 43.1975-
* Inst.155: 1.1952, 1956, 1965- ...
* Inst.215: 71.1989
* Inst.323: 67.1987
* IISG: ZJK325; PM Kamer
HIDDEN (The) persuaders
PACKARD, Vance
The hidden persuaders/ Vance Packard. -- <1st> Cardinal ed.; 2nd
printing. -- New York: Pocket Books, 1958. -- 242p; 17cm. -- (Cardinal
edition, 288.) 1e dr. van deze uitg. eveneens 1958. Oorspr. uitg.: 1957.
* 1135 H 6
HITWEEK (1965-1969)
BRON DIK, Jan
Hitweek (1965-1969): analyse van een jongerenblad/ Jan Bron Dik, Kees
Toering. -- <Groningen, 1978>. -- 23p; 30c.
Zonder titelbl. Omslagtitel.
* C.Soc.Doc. (= IISG/CSD)
JEUGD
Jeugd en samenleving/ maandblad uitgeg. door de Stichting Jeugd en
Samenleving. -- Utrecht. -- 24 cm. Voortz. van: Blauwdruk, EN: Dux, EN:
Fase, EN: Gaandeweg.
* Inst.166: 1.1971- ...
* Inst.167: 3.1973- ...
* Inst.184: 1.1971- ...
* Inst.276: 6.1976- ...
* V.V.7398: 1.1971 - 17.1987
* IISG: ZO40814
KAAS
"Kaas & Brood" en "Bikkelacht": ongeregelde studentenschrifturen,
1953-1966/ <redactiecommissie: Leo Langeveld, Egbert Warries e.a.>.
-- Baarn: Erven Thomas Rap, <1981>. -- 139p: ill; 21cm.
isbn 9060051718
* C.Soc.Doc. (= IISG/CSD)
* Inst.141
* Inst.177
* IISG: 261/70
LIPSTICK traces
MARCUS, Greil
Lipstick traces: a secret history of the twentieth century
London, 1989. -- 496p; ill; 24 cm. -- (Secker & Warburg)
isbn 0436273381
* IISG: CSD 1991/4714
LULLIGSTE (Het) uit Hitweek
OETS, Pim
Het lulligste uit Hitweek/ samenstelling: Pim Oets, vormgeving: Willem
de Ridder; montage Coby Vleggaar. -- Amsterdam: Thomas Rap, 1968. --
206p: ill; 30cm.
* Zaal SDCN
* Inst.155
* Inst.318
* Inst.178: CSD (= IISG)
* IISG: 4/168 fol
M
M: krant voor jonge mensen. -- Heerlen. -- f:.
Titel-var.: Jongerenkrant M, 1965.no.8.
* Kr.1047: 1965.no.8, 1966.no.1,3-11, 3.no.2-10,12-15/16.1967, 4.no.1-5.1968
* IISG: ZF61108
MEDIA
Media in Nederland/ Jo Bardoel e.a., red. -- Amsterdam: Van Gennep,
1981. -- 2dln; 20cm. -- (Van Gennep Nederlandse praktijk.) I.Omroep, film,
nieuwe media, invloed. II.Pers, boeken, informatiestromen, reclame.
* FM 155 : 2
* Inst.125
* Inst.155
* Inst.318
* IISG: NRW 8/B/15/1/11
MEDIUM (The) is the massage
MCLUHAN, Herbert Marshall
The medium is the massage/ Marshall McLuhan <and> Quentin Fiore,
co-ordinated by Jerome Agel. -- New York etc.: Bantam Books, 1967. -- 159p:
ill; 18 cm. -- (Bantam books. R, 3348.) In hetzelfde jaar verscheen een
Engelse uitgave.
* FK 4051
* Inst.125:
MUZIEK
Muziek expres. -- Den Haag. -- 30 cm.
Tevens doorlopende nummering.
* TS 1526: 15.no.173.1970
* IISG: PM12657
MUZIEK
Muziek parade: maandblad voor amusementsmuziek, jazz, film, radio en
televisie. -- Hilversum. -- 4:.
* Inst.130: 3.no.26.1959 - 4.no.43.1960, 179.<1971>
MUZIEKKRANT
Muziekkrant oor. -- Rijswijk enz. -- f:, 4:.
Voortz. van: Oor, 1.1971-2.no.10.1972. Voortgez. als: Oor.
* Kr.773: 1.1971 - 13.no.5.1984
* Inst.130: 8.1978 - 13.no.5.1984
NIEUWS
Het nieuws in eigen hand/ Projektgroep Vrije Pers. -- Utrecht: Trezoor,
1983. -- 86p: ill; 19cm. -- (Vrije pers, 1.) Projektgroep
Vrije Pers.
isbn 9067440019
* HK 84-1040
* IISG: 284/329
OOR
Oor/ verschijnt 2-wekelijks. -- Amsterdam: Folio-Groep. -- 28 cm. Voortz.
van: Muziekkrant oor. Met bijlage(n): Live, EN: Oor klassiek.
Hierbij: Speciale bijl. bij no.7.1989.
Hierbij: Het beste uit 20 jaar Oor, jubileumuitg. 1991.
* Kr.773: 1984.no.6- ... <lopende jrg. op TS-zaal>
* Inst.130: 1984.no.6- ...
* IISG: PM15112
OPSTAND van de homo ludens
CONSTANT, <= Constant A. Nieuwenhuys>
Opstand van de homo ludens: een bundel voordrachten en artikelen/ Constant.
-- Bussum: Paul Brand, 1969. -- 147p: ill; 8:. -- (Serie "Bij wijze
van eksperiment".)
* P 69-6425
* Inst.128: 1900 ALG. (Cons)
* Inst.126: 673.008
* IISG: 15/240, 8/363
OSCAR
Oscar: maandblad voor jonge mensen. -- Hilversum enz.: de Boer. --
28 cm.
* TS 2385: 4,5.1961
* IISG: PM13345
OVER
de samenstelling van het gezamenlijke "Provo" archief van het Seminarium
voor Massapsychologie, openbare mening en propaganda en de Universiteitsbibliotheek
GINNEKEN, Jaap van, *1943/ stageverslag: Jaap van Ginneken. --
<Amsterdam>, s.a. -- Ongepag.; 32cm. Seminarium voor Massapsychologie,
openbare mening en propaganda. Zonder titelbl. Omslagtitel. Losse bladen.
* Inst.143: VII.3.4.2.
* Instit.178: CSD (= IISG)
* IISG: Bro.12817 fol.
PROVO
DUIJN, Roel van
Provo: de geschiedenis van de provotarische beweging, 1965 - 1967/
tekst en samenstelling Roel van Duijn, foto's Cor Jaring -- Amsterdam,
1985. -- 247p; ill; 24 cm. -- (Meulenhoff)
isbn 9029016183
* IISG: 310/17
PSYCHEDELIC
Psychedelic sound. -- Tilburg. -- 22 cm. Op het tijdschr. (ook) afgekort
als: PS. Hierin opgenomen: Fanclub Les Cruches.
* TS 2797: 1967.no.2
PUNKZINES & punkpo:ezie
KERKMAN, Ed
Punkzines & punkpo:ezie/ Ed Kerkman <en> Rob van Zandvoort.
-- Amsterdam, 1983. -- Ongepag.: ill; 32cm. Instituut
voor Neerlandistiek, Vakgroep moderne letterkunde, Universiteit van
Amsterdam. Losse bladen.
* C.Soc.Doc. (= IISG/CSD)
PUNT
Punt: tweemaandelijks literair tijdschrift. -- 's-Hertogenbosch. --
8:.
* Z 7218: 1.no.3.1964
RANDSTAD
Randstad/ driemaandelijks. -- Amsterdam enz.: De Bezige Bij. -- 20
cm. -- (Literaire reuzenpocket.) Niet verder verschenen. Van
het ex. C.Soc.Doc. is no.2 incompleet.
* XX 2583: 1.1961 - 13.1969
* C.Soc.Doc. (= IISG/CSD): 2.1962, 11/12.1966
* Inst.107: 6.1964
* Inst.113: 1.1961 - 13.1969
* Inst.128: 11/12.1966
REFLEX
Reflex: orgaan van de experimentele groep in Holland. -- Amsterdam:
Rooskens. -- 4:.
* Zaal ZKW: 1.1948, 2.1949
RUIM
Ruim baan: tijdschrift voor de Nederlandse jongeren. -- Amsterdam:
De Bezige Bij. -- 4:. Niet verder verschenen. Ondertitel varieert.
* Y 8458: 1.no.1-4,6,7,9,14-26.1945/46, 2.no.1,2,4-8.1946
* IISG: ZK37219, PM10474
TEENAGE
Teenage idool. -- Amsterdam. -- 23 cm.
* TS 2327: 7.no.2,3,4<.1966>
* IISG: PM14248
TUNEY
Tuney tunes: bevat de teksten der nieuwste en beste songs van radio
en film. -- Eindhoven. -- 26 cm. Ondertitel varieert.
* TS 1580: 60,61,64,68.1949 - 74,78,81-83.1950, 86,87,89,90,93.1951
- 96,99,101,102,105.1952, 109,110,113-118.1953,120-124,126-128,130,131.1954,
146.1956
* Inst.130: 182-186,189-191.1959
* IISG: PM15231
TWEN
Twen. -- Koeln. -- 4:.
* ZZ 4639: 4.no.3.1962
TWEN, 1.1960
TABOE
Taboe: blad voor jonge mensen. -- Amsterdam. -- 4:.
Titel-var.: Twen, 1.1960.
Niet verder verschenen.
* Y 9014: 1.1960 - 4.1961
* IISG: PM14450
TWEN/TABOE
Twen/Taboe. -- Amsterdam. -- 27 cm.
Fotomech. herdr. Amsterdam, Peter van der Velden 1981.
* Inst.141: 1.1960 - 4.1961
UNDERSTANDING media
MCLUHAN, Herbert Marshall
Understanding media: the extensions of man/ Marshall McLuhan. -- London,
1964. -- 359p; 8:.
* 1433 B 2
* IISG: 1989/4048
VERBORGEN (De) verleiders
PACKARD, Vance
De verborgen verleiders. -- Amsterdam: Paris, 1958. -- 287p; 22cm.
Vertaling van : The hidden persuaders.
* Inst.143: XV.4.5.
* Inst.155: 659.1 PAC
VOORWAARTS
Voorwaarts/ maandblad van de Socialistische Jeugd van Nederland. --
Amsterdam. -- 8:, 4:. Hierin opgenomen: Politeia (Amsterdam), 44.no.251.1967
(opgenomen in voorwaarts).
* ZZ 4506: 5.no.10.1965, 6.no.4-6,8,9,extra no.1966, 7.no.1-9.1966/67,
8.no.1.1968
* Inst.141: 8.no.1.1968
* IISG: ZK33290
1. -Tuney Tunes: een fascinerende selektie uit de jaargangen 1944-1964; Laren: Skarabee, 1974.
-Twen/Taboe; Amsterdam; Fotomech. herdr. Amsterdam, Peter van der Velden 1981. nr. 1.1960 - 4.1961.
-"Kaas & Brood" en "Bikkelacht": ongeregelde studentenschrifturen, 1953-1966/ <redactiecommissie: Leo Langeveld, Egbert Warries e.a.; Baarn: Erven Thomas Rap, 1981.
-Het beste uit Provo: een bloemlezing uit alle verschenen nummers van het tijdschrift Provo/ samengest. en ingel. door Roel van Duyn; Amsterdam: De Bezige Bij, 1967.
-Het lulligste uit Hitweek/ samenstelling: Pim Oets, vormgeving: Willem de Ridder; montage Coby Vleggaar.; Amsterdam: Thomas Rap, 1968.
-Uit Gandalf goed voor u: een keuze uit vier jaar Gandalf door Martin Ros en Guus Dijkhuizen; Amsterdam: De Arbeiderspers, 1968. ->
2. -Over de samenstelling van het gezamenlijke "Provo" archief van het Seminarium voor Massapsychologie, openbare mening en propaganda en de Universiteitsbibliotheek/ stageverslag: Jaap van Ginneken; (1969). ->
-Provo, Hitweek en de literatuur: een onderzoek naar de aandacht voor de ideeën over literatuur van de jongerenbeweging in de jaren '60 (...); S.J. IJbma; Amsterdam: (doctoraalscriptie letterkunde UvA), 1980.
-Hitweek (1965-1969): analyse van een jongerenblad; Jan Bron Dik en Kees Toering; Groningen, 1978.
-Bluf! 't moet kunnen: een skriptie over een bewegingsgebonden alternatief weekblad; Geert Evel (pseud); Amsterdam, 1983.
-Het Nieuws in eigen hand: stadskranten in Nederland; Projektgroep Vrije Pers; Utrecht: Stichting Trezoor, 1983.
3. 'De Eenvoud van veelvoud'..... ->
4. Deze bibliografie is 'on line' toegankelijk op de geautomatiseerde openbare publiekscatalogus van de Universiteits Bibliotheek Amsterdam en omvat 500 titels, die met meerdere te combineren zoeksleutels raadpleegbaar is. Raadpleging via het zoekscherm voor vakreferenten, de afdeling Bibliografische Informatie, code 1s.987 $xpnr1. ->
5. De gesprekken zijn allen op de band opgenomen in januari 1991 en voor het gebruik in dit artikel sterk ingekort en geredigeerd. De originele bandopnamen berusten bij de Afdeling Documentatie Sociale Bewegingen op het IISG te Amsterdam. ->
6. Het Poparchief Nederland () probeert de laatste jaren deze leemte op te vullen en heeft verschillende van de 'massabladen' alsnog weten te bemachtigen. ->
7. De gegevens over de massabladen komen grotendeels uit de jaargangen van het Handboek van de Nederlandse Pers. De cijfers m.b.t. provobeweging, culturele underground, kabouterbeweging, kraakbeweging en vrije stadskranten zijn vrijwel geheel ontleend aan de bibliografie die ik voor de Universiteits Bibliotheek Amsterdam, afdeling Documentatie Sociale Bewegingen, maakte. Zie noot 3. In Bijlage I staat een overzicht van aantallen verschenen tijdschrifttitels die relevant zijn m.b.t. jongeren over de periode 1947-1990. ->
8. Sprekende Jeugd, 3e jaargang nummer 7, 15 October 1945 (IISG). ->
9. Brochure Waarom vrije jeugdbeweging, 1947 (IISG). ->
10. Moderne Jeugd Raad, nummer 1, augustus 1948 (IISG). ->
11. Paul Groenendaal in Voorwaarts, jaargang 5 nummer. 10, oktober 1965. ->
12. Bijdrage onder de titel 'Een oude wereld droegen wij' van Jan Meilof in De AJC... dat waren wij, herinneringen van oud-leden, uitgave van de Stichting Onderzoek AJC uit 1985, p.72-73, 75. ->
13. In 1968 overgegaan in de 'Federatie van Open Jongeren Centra'. Het IISG Amsterdam bezit een nog niet geëxploiteerd archief van deze organisatie. ->
14. Uit Provo, nummer 1, 12 juli 1965: 'Inleiding tot het provocerend denken'. ->
15. In Twen nummer 1, artikel van Cees Nooteboom met foto's van Eddy Posthuma de Boer. ->
16. Tuney Tunes, nummer 214, november 1961. ->
17. Het Handboek van de Nederlandse Pers vermeldt pas in 1966 een oplagecijfer voor dit blaadje: 150. Het is waarschijnlijk dat dit getal twee jaar er voor gelijk was. ->
18. F(rits) B(oer) in Demokrater, 23 april 1966. ->
19. ibid. ->
20. In blad Teenage Idool worden 36 Nederlandse Fanclubs opgesomd gevestigd in 14 verschillende plaatsen zoals 'Elvis Presley Fanclub' uit Hoogeveen, 'Harry Belafonte Fanclub' uit Den Haag, 'Fats Domino Fanklub' uit Hoorn, 'Chubby Checker Fanklub' uit Tilburg, 'Vance Taylor Fanclub' en 'Officiële Brenda Lee Fanklub' uit Amsterdam. Er is dan ook al sprake van een 'Federatie van Nederlandse Fanclubs' met als vestigingsplaats Tilburg. ->
21. Jeugd en Samenleving special, 'Jeugdcultuur en popmuziek', jrg. 15nr. 8/9. ->
22. Procédé van wrijfletters Letraset (1963) het vergemakkelijkte het werk van grafici. Zij hadden wel geleerd letters met inkt te tekenen en kenden de regels voor spatiëring. Dit veranderde echter al snel door de introductie van de wrijfletter: 'heel snel al bevrijdde de leerlingen van de kunstacademies zich van de moeilijk aan te leren lettering, dit was in hun ogen niet langer meer nodig omdat je toch die transfertvellen had. Dit hield tegelijkertijd het vaarwel zeggen aan de optische regels van de spatiëring in, die ze nauwelijks meer kenden. Maar het ergste moest nog komen toen de wrijfletterfabrikanten prijsvragen voor het "ontdekken" van nieuw talent openden. Vroeger kostte het maken van een font veel geld. De lettergieterijen schonken enkel aandacht aan uiterst doordachte en tot in laatste in details uitgewerkte lettertypen. () En al die verschrikkingen die in die overvoerde wrijflettercatalogi van deze fabrikanten te zien zijn kosten niet meer dan de prijs van een beetje fotografie, wat plastic en zeefdruk.
[vrij naar: De plomb, d'encre & de lumière: essai sur la typographie et la communication écrite, Parijs 1982] ->
23. Hitweek, jrg.2 nr.13. ->
24. Aangehaald door S.J. IJbema in Provo Hitweek en de literatuur uit een artikel van Heerma van Voss over Hitweek in de Haagse Post, 1972 nr.37. ->
25. Pamflet op 26 augustus 1970 uitgegeven aanwezig in pamflettencollectie van CSD/IISG map, waarschijnlijk van de hand van Steef Davidson en Hans Tuynman. ->
26. Frits Boer, Demokrater, jrg.3 nr.7, 26 maart 1966. ->
27. In 1969 werd voor dertienduizend gulden het archief van de provobeweging aan de Universiteits Bibliotheek Amsterdam verkocht. Het geld werd ondergebracht in de Stichting voor een Goed en goedkoop Leven die door Rob Stolk en Lou van Nimwegen beheerd werd. Hier zaten niet de bij Roel van Duijn onder beheer zijnde stukken bij, deze werden pas enkele jaren later verkocht, eveneens aan de Universiteits Bibliotheek. ->
28. Vrijwel gelijktijdig met Provo begon de PSP met drukkerij 'Bevrijding'.In Amsterdam volgden er velen, o.m.: Appelbloesempers, De Brandweervrouw, Luna, Mirakel, Op de Kloof, Parapres, PET, Prima Vera, Raddraaier, Stencilzolder, Roodmerk, Tegendruk, Vrouwendrukkerij Virginia. Ook in andere steden als: Alkmaar: Tijl Uilenspiegel; Arnhem: Arnhemse Stadsdrukkerij; Breda: Salsedo; Den Haag: Woelrat; Eindhoven: San Sevieria; Haarlem: Drukhuis; Leiden: STAG Drukkerij; Nijmegen: Vrije Druk; Rotterdam: Argus, Ordeman; Zwolle: Werktuig. Gegevens via Justus van der Kamp. ->
29. Zie Bijlage II voor lijst met titels. ->
30. Interview met Constant Nieuwenhuys, gemaakt vlak voordat Provo iets over Constant publiceerde gemaakt door Bart van Heerikhuizen, Heemstede 14-12-65. ->
31. In Reflex, orgaan van de experimentele groep in Holland, 1948. ->
32. Tekst herdrukt in Opstand van de Homo Ludens, een bundel voordrachten en artikelen, Paul Brand, Bussum 1969. ->
33. Ontbijt op bed, nr. 7, december 1966. ->
34. Manifest uitgegeven als nummer 7 van het tijdschrift Ontbijt op Bed, december 1966. ->
35. Psychedelic Sound, Tilburg november 1967 nr. 2. ->
36. Zie Bijlage III voor een lijst met titels van deze underground bladen. ->
37. Een tekst van de 'Free Community' over een Luukssentrum voor Eindhoven gelanceerd in De Andere Krant, nr.4 . De oorspronkelijke tekst uit 1967 is van Paul Panhuijzen. ->
38. In Voorwaarts, Amsterdam september 1967. ->
39. Naast Eindhoven wordt er in De Andere Krant Den Bosch nummer 3 melding gemaakt van onderhandelingen in Breda, Dordrecht, Nijmegen en Maastricht. ->
40. 'Heb je al gezien dat de Gruyter op een schandalige manier misbruik maakt van onze love-kultuur. koren op de molen van de skwairs. zij zien de hippies als provoos, die zich de tanden hebben uitgetrokken.' Rien van den Heuvel in M 67, jrg.3 nr. 14, 1 november 1967. ->
41. 'Uit Eindhoven stamt het verhaal dat dit soort puriteinse types niet schroomt om je op hoge toon te onderhouden over zoiets triviaals als het bourgeoisbezit van een Rolling Stones-collectie; die kan maar beter vervangen door de niet-om-aan-te-horen Chines opera.'
Frans Derksen en Daan Dijksman, 'n Hollandse stadsguerilla, terugblik op de Rode Jeugd, uitgeverij Balans 1988. ->
42. Zie Bijlage IV voor een lijst met titels van kabouterbladen. ->
43. Lemuria, Amsterdam, nr.1 (1969). ->
44. Het handboek dat verschijnt onder de titel De eenvoud van veelvoud bestaat naast een praktische handleiding voor drukken en verspreiden van krantjes uit een enquête onder ruim honderd tijdschriften, waarop iets minder dan de helft reageerde . Het handboek beschrijft wat door hen 'de ideële jongerenpers' genoemd wordt. Het maakt een onderscheid tussen drie soorten: 1) 'jongerenbladen: jongeren schrijven voor jongeren', 2) 'jeugdbladen: ouderen schrijven voor jongeren' en 3) 'school- en culturele jeugdpaspoortbladen: jongeren schrijven voor jongeren onder toezicht van ouderen'. Bij het doorlopen van de lijst valt echter op dat de helft van de genoemde tijdschriften uitgaven zijn van zich beroepsmatig met de jeugd bezighoudende landelijke traditioneel verzuilde organisaties. Meerdere van deze bladen zouden beter gedefinieerd zijn als bladen waarin ouderen schrijven voor ouderen óver jongeren. De behandelde periode reikt trouwens niet verder dan de periode 1970-1972. ->
45. Zie Bijlage V met een lijst van titels van kraakbladen. ->
46. De in 1983 gevormde 'Projektgroep Vrije Pers' geeft in datzelfde jaar het boekje Het nieuws in eigen hand, stadskranten in Nederland uit, waarin gesteld wordt: 'De geschiedschrijving van de vrije stadskrant zoals we die nu kennen begint pas halverwege de jaren zeventig.' Dit is onjuist het begin ligt vijf jaar vroeger. Verder geeft dit boekje een uitstekend en uniek overzicht. Zie Bijlage VI voor een lijst met titels van vrije stadsbladen. ->
47. Jan Bierhoff en Jo Bardoel Media in Nederland, deel 2 hoofdstuk 'Journalistiek op de vierkante meter, de kleinschalige pers', 1981. ->
48. Lipstick traces, a secret history of the twentieth century van Greil Marcus, p.437, Secker & Warburg, London 1989. ->
49. Zie Bijlage VII voor een lijst met titels van punkbladen. ->
50. Ed Kerkman en Rob van Zandvoort Punkzines & punkpoëzie, 1983. ->
51. Interview door Ed Kerkman en Rob van Zandvoort opgenomen in Punkzines & punkpoëzie, 1983. ->
52. Het tijdschrift is later als Nieuwe Koekrand voortgezet door 'De Konkurent' en verschijnt nog steeds. Het is inmiddels in haar 14e jaargang, een periode waarin ruim 80 nummers verschenen. ->
53. Marshall Mcluhan, The Medium is the message, an inventory of effects, Bantam Books New York, 1966. ->
54. Oktaaf, nr. 5. ->
55. Marshall McLuhan, Understanding media, the extensions of man, Londen 1964. ->
Ga naar: andere teksten van Tjebbe van Tijen | homepage IISG