Tijdschrift

voor

Sociale

Geschiedenis


 

24e jaargang 1998, nummer 4 

 

Artikelen

Hans Meijer `Door Ellende Tot Armoe'. De DETA-jongens als kwartiermakers op Nieuw-Guinea (1950 - 1962)

Ad Knotter Gezinsarmoede - gezinsarbeid. De invloed van de gezinscyclus op de inkomsten van losse (haven)arbeiders in Amsterdam in de eerste helft van de twintigste eeuw

Willem van den Berg, Marco H.D. van Leeuwen en Clé Lesger Reisdentiële segregatie in Hollandse steden. Theorie, methodologie en empirische bevindingen voor Alkmaar en Amsterdam, 16e - 19e eeuw

 

Debat

Barbara Henkes De betekenis van kennis. Vragen bij de vreugde van het tellen 

 

Recensies en aankondigingen 

Kroniek

Personalia 

Abstracts 


Kroniek 

 TvSG op het internet 

Informatie over de verschijningsdatum van het TvSG, de inhoud van nieuwe nummers, maar ook de inhoudsopgaven van de afgelopen jaargangen met abstracts van artikelen zijn te vinden op het internet http://www.iisg.nl/guestnl.php.

Met ingang van nummer 3 van deze jaargang worden als nieuwe service daar ook de tabellen en de cijfers op basis waarvan de grafieken gemaakt zijn, geplaatst. Deze gegevens worden eveneens gedeponeerd bij het Nederlands Historisch Data Archief. (NHDA), dat een onderdeel is van het NIWI zodat ze voor secundaire analyse beschikbaar blijven. Gebruik van deze gegevens blijft onderworpen aan de normale copyrightregels die voor het TvSG gelden.

 

IISG-nieuws 

Work in progress-lezingen 

23 februari 1999 Erik Zürcher, Het bezoek van de Osmaanse sultan aan Kosovo in 1911

30 maart 1999 Richard Unger, Markets and market Forces around the North and Baltic Seas in the Era of Dutch Hegemony: 1500-1800

7 april 1999 Bert Altena, Vergelijkend historisch onderzoek naar anarchisme en syndicalisme 

Alle lezingen beginnen om 12.15 uur en vinden plaats op het IISG.

Third European Social Science History Conference ,Amsterdam, the Netherlands, 12-15 April 2000, Call for papers

 The Third European Social Science History Conference will be held in the town of Amsterdam, on 12 - 15 April 2000. The ESSHC aims at bringing together scholars interested in explaining historical phenomena using the methods of the social sciences. The conference is characterized by a lively exchange in many small groups, rather than by formal plenary sessions. The Conference welcomes papers and sessions on any topic and any historical period. It is organised in a large number of networks which cover a certain topic (e.g. criminal justice, family, social inequality, economics).

This Conference fee will be dfl. 300 (at present this is about US $ 150). The deadline for sending in an abstract is 30 April 1999. Further information about the European Social Science History Conference can be obtained from the Conference Internet site at http://www.iisg.nl/ESSHC, or from the conference secretariat: European Social Science History Conference 2000, c/o International Institute of Social History, Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam, Netherlands; Telephone: +31.20.6685866; Fax: +31.20.6654181; E-mail: ESSHC@iisg.NL

  

Congressen, bijeenkomsten, `call for papers’ 

De Historische Steekproef Nederland als bron van demografische kennis: opzet en eerste resultaten 

Op 22 januari 1999 wordt in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam van 13.30 – 16.30 uur een studiemiddag georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Demografie in samenwerking met de projectgroep Historische Steekproef Nederland en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis over de Historische Steekproef Nederlandse bevolking (HSN). De HSN is een database die uitstekende mogelijkheden biedt ter verdieping van onze kennis over de demografische ontwikkelingen in Nederland sinds het begin van de vorige eeuw. Doel van deze studiemiddag is om dit te illustreren met behulp van enkele voorbeelden van onderzoek naar de demografische kernprocessen van geboorte, sterfte en migratie. Tevens zullen de doelstellingen en de opzet van de HSN nader worden toegelicht.

De HSN is een initiatief van een aantal onderzoekers uit verschillende disciplines binnen de sociale en historische wetenschappen. Het kerndoel van de activiteiten van de HSN is het opbouwen en beheren van een representatieve database voor de bevolking van Nederland in de 19e en eerste helft van de 20e eeuw. De basis van dit bestand wordt gevormd door een steekproef uit de geboorteakten. In totaal gaat het daarbij om ongeveer 80.000 personen. Aan de gegevens uit de geboorteakte worden zoveel mogelijk gegevens uit andere archieven toegevoegd, om onderzoek mogelijk te maken naar de levensloop van diverse groepen Nederlanders. Op basis van een door NWO toegekende investeringssubsidie wordt het HSN¬basisbestand dat reeds bestond voor de provincie Utrecht en Zeeland uitgebreid tot heel Nederland. Hierbij worden naast geboorteakten ook overlijdensakten en persoonskaarten ingevoerd.

Behalve als een belangrijke bron van onderzoek en als een controlebestand te gebruiken bij de analyse naar meer specifieke groepen (qua regionale of sociale herkomst) fungeert het HSN¬bestand ook als basis voor nieuw te verzamelen gegevens. Dit wordt in de praktijk gerealiseerd door a) een datastructuur te ontwerpen en te onderhouden waar een individuele onderzoeker gebruik van kan maken en b) de database steeds tot uitgangspunt te nemen voor nader onderzoek, zowel door een uitbreiding van het aantal opgenomen individuen (oversampling) als door een verdieping door middel van het opnemen van aanvullende gegevens van een bepaalde groep onderzoekspersonen. Momenteel bestaan er ook invoerprogramma's voor de huwelijksakten en de bevolkingsregisters. Op termijn wordt gedacht aan de ontwikkeling van programma's voor de invoer en verwerking van de militieregisters en het kadaster.

Sprekers zijn Kees Mandemakers, Luc Smits, Jan Kok en Frans van Poppel. Deze dag staat open voor belangstellenden, zowel van binnen als buiten de Nederlandse Vereniging voor Demografie. Het IISG verleent gastvrijheid en de toegang is gratis. Wel wordt het op prijs gesteld indien u van te voren uw komst telefonisch of schriftelijk aanmeldt op het secretariaat van de: NVD,Postbus 11650. 2502 AR Den Haag. tel. 070¬3565230, fax 070¬3647187, e¬mail: nvd@nidi.nl.

 

Gender en klasse in de twintigste eeuw

 Van 27-30 april 1999 wordt te Gent het internationale colloquium Gender en Klasse in de twintigste eeuw georganiseerd door AMSAB en MIAT in samenwerking met het Centrum voor Genderstudies, de vakgroep Nieuwste Geschiedenis van de Universiteit Gent en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

Recentelijk is veel discussie ontstaan over de relatie tussen klasse, gender en seksualiteit. Het colloquium `Gender en Klasse’brengt een aantal provocatieve bijdragen over twee thema’s die elkaar voortdurend zullen kruisen. Centraal staan daarin de definitie van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de arbeiderswereld in termen van uitsluitings- en controlemechanismen in de politieke arena, de arbeid, de sociale sekseverhoudingen, het seksueel leven, in de kunst en in de informatie. Die problematieken worden doorkruist door de evolutie van de vrouwen in België in de twintigste eeuw vanuit historische, sociologische en psychodynamische invalshoeken.

Het programma is verkrijgbaar bij Brigitte de Mulder, Amsab, Bagattenstraat 174, 9000 Gent, België. Tel.: 09-2240079; e-mail: amsab@skynet.be; internetsite: http://www.iisg.nl/womhist/collog.html

 

Call for papers. The Health of Nations. De samenleving als medisch ontleedbaar object in menswetenschap, cultuur en politiek Nederland en België, 1860-1914

Het colloquium), The Health of Nations, (Leuven, 19-22 november 2000 wil vanuit een ideeënhistorisch perspectief bestuderen hoe een medische kijk op de samenleving tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw in een groeiend aantal domeinen van menswetenschap, cultuur en politiek ingang vond. De herkomst, draagwijdte, de eventuele evolutie, de grenzen en de implicaties van deze klinische houding zullen worden onderzocht. De lezingen kunnen betrekking hebben op de intellectuele constructie van de medisch ontleedbare samenleving in wetenschap en cultuur (geneeskunde, sociologie, politieke theorie, economie, historische cultuurkritiek en literatuur), maar ook op het meer praktijkgerichte discours over de preventieve zorg om de gezondheid van maatschappelijke groepen (de bevolking in het algemeen, de arbeider, het kind, de vrouw) en over de diagnose en behandeling van zogenaamd zieke groepen (geesteszieken, criminelen, vreemde rassen). Hierbij staat de vraag centraal in hoever het gebruik van biologische en medische metaforen - die al dan niet een parallel vonden in de ontwikkeling van de geneeskunde zelf - ook daadwerkelijk een andere visie op de samenleving impliceerde en nieuwe politieke problemen en oplossingen op de agenda bracht. De bijdragen tot het colloquium hebben zoveel mogelijk betrekking op zowel de Nederlandse als de Belgische situatie.

Laat negentiende-eeuwse analyses van de samenleving hanteerden eigen metaforen. De vergelijking van de samenleving met een organisme was hier een van. Zij bood een brede waaier aan interpretatieve mogelijkheden, waarbij de aansluiting met het natuurwetenschappelijke denken verzekerd leek. Zij kon verwijzen naar de dynamiek van een samenleving en naar de grote onderlinge afhankelijkheid van de sociale groepen in een maatschappij. Deze metafoor was zeker niet nieuw en had diepe wortels, onder andere in de Romantiek. Het organistisch discours van de tweede helft van de negentiende eeuw onderscheidde zich van oudere vormen, niet alleen omdat het door nieuwe sociale gevoeligheden werd geïnspireerd, maar ook omdat het was ingekleurd door een modern medisch perspectief. Sociale critici observeerden en ontleedden het maatschappelijke lichaam, merkten zieke organen op, stelden diagnoses vast en schreven behandelingen voor. Op die manier kon corrigerend en genezend worden ingegrepen in het organisme. Deze nieuwe organische benadering bleek moeiteloos te kunnen samengaan met mechanische metaforen, waarin de sociale commentator een controlerende rol als ingenieur kreeg toebedeeld.

De vooruitgang in de medische kennis en de professionalisering van de geneeskunde waren niet vreemd aan het succes van de klinische kijk op de samenleving. In de geneeskunde was de verhouding tussen arts en patiënt trouwens gewijzigd: het lichaam van de zieke werd geobjectiveerd, en de arts duidde zonder inbreng van de patiënt de zieke plek aan. De dokter oordeelde volledig zelfstandig over ziekte en gezondheid. Meer dan vroeger voelde het medische corps zich ook geroepen uitspraken te doen over de gezondheid van de samenleving in haar geheel. De diagnose van de sociale gevaren - gaande van het gebrek aan een gezonde omgeving voor bepaalde bevolkingsgroepen tot de degeneratie van de maatschappij als geheel - en de voorgestelde therapieën werden in medische termen geformuleerd.

In de jonge menswetenschappen als de criminologie en de antropologie was de feitelijke impact van artsen, en dus ook de medische blik, onmiskenbaar. Ook waar de artsen minder aanwezig waren, zoals in de zich ontwikkelende sociologie, leverde de medische metafoor niet alleen een inhoudelijk interpretatiekader, maar tevens een legitimatie van het sociale nut van de discipline. Het werk van sociologen inspireerde dan weer politici van uiteenlopende signatuur bij het formuleren van hun visies op maatschappelijke problemen.

Het colloquium wordt georganiseerd door de professoren Emiel Lamberts, Jo Tollebeek, Geert Vanpaemel, en door Henk de Smaele en Kaat Wils. Voorstellen tot lezingen (750-1000 woorden, Nederlandstalig of Franstalig) kunnen worden ingediend tot 15 februari 1999. Voor meer inlichtingen, kan u contact opnemen met Henk de Smaele Henk.desmaele@arts.kuleuven.ac.be; 0032 (0)16 32 49 69) of Kaat Wils (Kaat.Wils@arts.kuleuven.ac.be; 0032 (0)16 32 49 71), departement Geschiedenis, KU Leuven, Blijde Inkomststraat 21/5, B-3000 Leuven.

  

Het Repertorium Online 

Het Repertorium van boeken en tijdschriftartikelen betreffende de geschiedenis van Nederland, dat sinds 1863 bestaat, is een bibliografie van Nederlandse en buitenlandse publicaties over de geschiedenis van Nederland, de voormalige kolonieën en de huidige Rijksdelen overzee. Om de bibliografische zoekmogelijkheden te vergroten en om aan te sluiten bij nationale en internationale onwikkelingen, wordt het Repertorium on line beschikbaar gesteld via Pica, centrum voor bibliotheek automatisering.

De databank bestaat uit twee gedeelten. Het bestand bevat allereerst de titels van publicaties in of na 1992 verschenen. Deze janren zijn in bewerking en nu gedeeltelijk beschikbaar. In de tweede plaats worden de titels uit de gedruk Repertorium-delen, 1940-1991 in fases aan de databank toegevoegd.

Het Repertorium is on line te raadplegen in blibliotheken en instellingen die via Pica een abonnement op het Repertorium nemen. Via de On line-Publiekscatalogus (OPC) of het Open Bilbiotheek Netwerk (OBN) is het bestand vervolgens te zien.

Voor informatie over het bestand kan men zich wenden tot: Repertorium betreffende de Geschiedenis van Nederland, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, postbus 2509 LT Den Haag, tel. 070 3156441, e-mail repertorium@inghist.nl.

Voor informatie over abonnementen op Pica-bestanden kan men contact opnemen met: Pica, Postbus 2300 AW Leiden, tel. 071 5246500; e-mail secretariaat@pica.nl.

 (Terug naar inhoudsopgaven van 1998-4)


Abstracts  

Hans Meijer, The DETA-workers in Dutch New Guinea, 1950-1962 

This articles deals with the DETA-workers; a group of 1.000 Eurasians who after Indonesian independence were hired by the Dutch government to disclose Dutch New Guinea for colonisation purposes. They saw themselves as pioneers of a new Eurasian homeland. New Guinea however was not suited for grand scale colonisation. Meanwhile the Dutch government promised the Papuans the right of selfdetermination and skipped the idea of an Eurasian homeland. Not able to return to Indonesia the Eurasians felt trapped. Frustrated and angry they became an anti-social element in the small colonial community and a nuisance to the authorities. While the government ignored their cry for help for years, at the end of the 1950's they were at last given financial aid to go to the Netherlands. (terug naar inhoudsopgave van 1998-4)

 

Ad Knotter, Poverty and family labour. The impact of the family cycle on the income of casual labourers’ families in Amsterdam in the first half of this century  

Based on data collected from the files of the municipal poor relief institutions, the incomes of Amsterdam casual (dock) labourers, their wives and children, poor relief and other sources of income are plotted against their family cycle. The patterns emerging confirm results arrived at in American, British and Belgian studies: married women worked for wages mainly in the first marriage period, when children were still too young to earn. For the same reason, families relied more on poor relief in this first period then in the next ones. Only in the second and third periods families could rely (more or less) on their own labour thanks to the substantial contribution made by children (from 14 years of age). Wives of these casual labourers worked more for wages (often as charwomen) then wives of skilled labourers. Obviously, norms and rules about wives’ duties in the home were strong enough to prevent women to aspire for a substantial, or even life time job, although only a few families in this sample could survive on the income of the male alone. (terug naar inhoudsopgave van 1998-4)

 

Willem van den Berg, Marco H.D. van Leeuwen and Clé Lesger, Residential segregation in Dutch towns: Theoretical notions and empirical findings for Alkmaar and Amsterdam, 16th-19th centuries 

Using detailed information on rents of houses in Alkmaar we were able to demonstrate that in the preindustrial epoch, neighbourhoods and even blocks of houses were socially mixed. This was, however, not the case for blocksides: in Alkmaar a string of costly residences ran along the east-west axis of the city. Contrary to what is often supposed this residential pattern did not result from the social structure of early modern society or the lack of intra-urban transport, but from a 'modern' force: accessibility and the value of urban land. We therefore question the widely held view that modernization and industrialization caused a fundamental change in the social structure of cities (and societies). Finally we expanded the scope of our research by including empirical evidence on Amsterdam and drawing the broad contours of a descriptive model for the study of urban growth and residential segregation.  (terug naar inhoudsopgave van 1998-4)

 

Barbara Henkes, Reaction to the article of Leo Lucassen en Gerard van der Harst in TvSG 23 (1998), third issue

 This is a polemicin the previous issue where they suggested that a systematic sample from the alienregisters contains general and neutral knowledge on immigrants. In my view however, the registration of newcommers by the police is not a neutral act, but is part of a political constellation that needs further consideration. Furthermore I object to their suggestion that the study of alienregisters will lead to a break with the - what they call - ‘exotic trend’ in favour of ‘ordinary’ immigrants within historical migrationstudies. Given their wish to pay more attention to processes of assimilation, the authors construct a disputable dichotomy between ‘ordinary’ (=easy to assimilate) and ‘exotic’(=hard to assimilate) immigrants. By doing so they seem to disregard the dynamic processes of in- and exclusion that take place under the influence of international political and economic developments. These developments can turn the ‘ordinary’ to ‘exotics’, like I proved with my study on German domectic servants in the Netherlands (1920-1950). (terug naar inhoudsopgave van 1998-4)


Terug naar de top

Terug naar overzicht van vorige  nummers en jaargangen

Home