Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999Inhoud | Hoofdstuk 9
[9] Tegen de stroom inOndanks de interne conflicten en verdergaande radicalisering van delen van de beweging eind jaren tachtig gaat het kraken gewoon door. De voortgaande legaliseringsprocedures rond oude kraakpanden bestendigen de bestaande infrastructuur en steeds weer nieuwe panden vormen de uitvalsbases voor acties van een opkomende generatie. Het in werking treden van nieuwe anti-kraakwetgeving drukt de laatste lichting krakers echter met de neus op het feit dat de hoogtijdagen van de beweging verleden tijd zijn. De invoering van de Leegstandwet op 1 januari 1987 1 is een zware klap voor de kraakbeweging. Al vanaf het begin van de jaren zeventig waren er door de wetgever pogingen gedaan het kraken aan banden te leggen. De Anti-Kraakwet kwam echter nooit door de Eerste Kamer, omdat de leegstand buiten schot bleef en dat ging in een tijd van grote woningnood de senaat te ver. De Leegstandwet, waarvoor al begin 1979 de eerste ontwerpen aan de Tweede Kamer werden voorgelegd, moest zorgen voor meer balans tussen het bestrijden van het kraken aan de ene en het aanpakken van de leegstand aan de andere kant. Van het beoogde evenwicht komt echter niets terecht. Hoewel er in de uiteindelijke wettekst nog uitdrukkelijk staat dat de wet bedoeld is 'ter bestrijding van ongerechtvaardigde leegstand van woningen en andere gebouwen', zijn alle voorgenomen maatregelen die hier een bijdrage aan zouden moeten leveren, geschrapt. Van zowel het leegstandsregister en de daaraan gekoppelde strafbaarstelling van eigenaren die hun leegstaande panden niet melden aan de gemeente, als van de ruimere financiële middelen voor gemeentes om zulke panden te vorderen is, vanwege de hoge kosten die dit met zich mee zou brengen, geen sprake meer. Het enige wat door de jaren heen wel gehandhaafd is, is het anti-kraakgedeelte. Eigenaren krijgen van de wetgever een enorme steun in de rug: zonder allerlei juridische trucs te hoeven toepassen kunnen krakers anoniem gedagvaard worden. 4 maart 1987, krakers demonstreren bij het Paleis van Justitie in Amsterdam tegen de Leegstandwet. Het kraken zelf wordt met de Leegstandwet nog steeds niet strafbaar gesteld. Er kan dus gewoon doorgekraakt worden, maar de kans om voor langere tijd ongemoeid te worden gelaten neemt zienderogen af. Krakers worden overspoeld met dagvaardingen en het ene na het andere pand wordt ontruimd. De uitzichtloze situatie waarin het kraken terecht lijkt te zijn gekomen, is voor sommigen aanleiding voor een soort afscheidstournee. Met een geheel nieuwe strijdmethode vieren krakers hun onmacht bot: ontruimingen worden niet langer lijdzaam afgewacht, maar met hevige geweldsuitbarstingen geprovoceerd. Alsof ze willen benadrukken dat het enige waar krakers nog invloed op kunnen uitoefenen de datum van hun ontruiming is. Op het moment dat heel Europa in de herfst van 1989 in de ban is van de omwentelingen in het Oostblok, stellen krakers in Amsterdam een ontruimingsdatum vast voor hun twee gekraakte panden in de Tesselschadestraat. Het is een reactie op een besluit van de gemeente om, na een aanvankelijk terughoudende opstelling, zelf ook krakers anoniem te dagvaarden met behulp van de Leegstandwet. Kregen de bezetters van de Tesselschadestraat nog een vrije aftocht, op zoveel clementie van de autoriteiten hoeven de krakers aan het slot van hun afscheidstournee, een halfjaar later in Groningen, niet meer te rekenen. Het Wolters-Noordhoff Complex (WNC) staat op de nominatie voor ontruiming. Opnieuw besluiten de bewoners in een uitzichtloze situatie hun pand dan maar zelf op te offeren. Grote groepen krakers uit het hele land staan hun Groningse collega's bij als in het weekend van 26 en 27 mei 1990 het centrum van Groningen het toneel wordt van een kleine 'stadsoorlog'. Op zaterdag weten de krakers van achter de barricades de ME met een stenenregen op afstand te houden, terwijl ze ondertussen al plunderend de directe omgeving onveilig maken. Een dag later geven alle 139 in het pand aanwezige krakers zich over. Het merendeel blijft wekenlang in voorarrest; ze worden op grond van artikel 140 stuk voor stuk beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie. Anders dan bij de Mariënburcht haalt het Openbaar Ministerie uiteindelijk bakzeil: artikel 140 wordt niet van toepassing geacht op de WNCwnc-arrestanten. Behalve de krakers die tijdens de wekenlange verhoren belastende verklaringen over zichzelf hebben afgelegd, en zij die er door de verklaringen van anderen bij gelapt zijn, wordt iedereen vrijgesproken. 27 mei 1990, krakers die zich in het Groningse WNC-complex verschanst hebben, geven zich over. De meeste van de krakers die het voortouw namen rond de Mariënburcht, de Tesselschadestraat en het WNCwnc, maakten deel uit van een generatie die de hoogtijdagen van 1980 niet had meegemaakt. Door hun voormalige medekrakers, maar ook door de relbeluste media kregen ze voortdurend ingepeperd dat hun activiteiten van nu niet zoveel meer voorstelden. Vroeger, toen was het groots en meeslepend. Vooral voor de krakers die eind jaren tachtig, begin jaren negentig actief zijn vormt het roemruchte verleden van de kraakbeweging een blok aan het been. Ze willen wel, maar verscherpte wetgeving en een toegenomen repressie beperken de bewegingsruimte tot een minimum. Wie nu denkt dat vanaf het eind van de jaren tachtig de beweging met rasse schreden haar eigen ondergang tegemoetgaat, komt bedrogen uit. Veel krakers beëindigen weliswaar hun activiteiten, maar hun plaatsen worden net zo gemakkelijk ingenomen door anderen, vaak nieuw in het vak. Met elkaar houden ze zo goed en zo kwaad als het gaat het grootste gedeelte van de omvangrijke infrastructuur overeind. Enkele weken na de laatste Bluf! verschijnt de eerste NN. Het is een afkorting van Nomen Nescio; alle actievoerders die gearresteerd worden en hun naam verzwijgen, krijgen dit etiket plus een nummer opgeplakt. Hoewel dit tweewekelijks actiemagazine, vanaf 1996 omgedoopt in Ravage, kampt met immer slinkende oplages - rond de achthonderd in 1999 - weet het het hoofd tot 2006 boven water te houden. Aan het eind van de jaren negentig is Ravage een van de weinige overgebleven actiebladen uit de rijke bladencultuur van de beweging.5 Kleinere, meer plaatsgebonden uitgaven die lange tijd bleven verschijnen , maar inmiddels ter ziele zijn gegaan, zijn de Amsterdamse Grachtenkrant (1980 - 2006), Springstof (1980 - 2006) in Utrecht en Kleintje Muurkrant (1977 - digitaal vanaf 2002) uit Den Bosch. Deze blaadjes konden overleven dankzij de regelmatige financiële bijdragen van oud-krakers. Aan het eind van de jaren negentig speelt de strijd van de kraakbeweging zich voornamelijk af in de beslotenheid van de rechtszaal of op het stadhuis waar raadsadressen worden toegelicht. Van een keiharde politieke confrontatie met de gevestigde orde is geen sprake meer, laat staan dat gewelddadige uitbarstingen nog een rol van betekenis spelen. Voor de aloude demonstratie is de 'streetrave' in de plaats gekomen, waarbij actievoerders zich onder begeleiding van strakke houseritmes de straat toe-eigenen. Als een fysieke verdediging nog een rol speelt dan enkel en alleen omdat het er nu eenmaal bij hoort. Tot diep in de jaren negentig sloven krakers zich soms maanden achtereen uit om met ontruiming bedreigde panden hermetisch te barricaderen. Vervolgens sluiten ze zich ergens in de zelf aangelegde bunker op en tellen, als het moment van de ontruiming aangebroken is, af hoe lang de me nodig heeft om ze te vinden. Behalve wat rituele relvertoningen op straat door medekrakers verloopt alles verder zonder slag of stoot. Het enige wat ze er achteraf aan overhouden is een schamper complimentje van de dienstdoende ME-commandant over de degelijke kwaliteit van de barricaderingen. Om de mythe van de gelukzalige eenwording van Europa door te prikken doen onder anderen de Autonomen weer eens van zich spreken. Met een opruiend pamflet worden naar Duits voorbeeld tijdens de Eurotop de 'Chaosdagen' uitgeroepen. Het programma bestaat voornamelijk uit plundertochten langs banken en warenhuizen. Als door een horzel gestoken reageren de autoriteiten met massa-arrestaties. Meer dan zevenhonderd actievoerders en voorbijgangers worden rond de Eurotop opgepakt op grond van artikel 140. Schrale troost voor de betrokkenen is dat het Openbaar Ministerie opnieuw door de rechter werd teruggefloten en dat alle aanklachten moeten worden ingetrokken.7 De berekening van het totale aantal krakers gedurende de hele geschiedenis is een hachelijke onderneming. Harde gegevens op basis van nauwkeurig onderzoek zijn niet voorhanden. Opgaven van de krakers zelf blijken maar al te vaak aan de hoge kant. De autoriteiten daarentegen hebben van nature de neiging om de omvang van de oppositie te bagatelliseren. Er zijn in de geschiedenis slechts twee serieuze peilingen geweest, die min of meer onbevooroordeeld en onafhankelijk tot stand zijn gekomen, hoewel ook deze grotendeels gebaseerd zijn op schattingen. De eerste is van de Raad van Kerken uit 1977, de tweede van de Roelof Keller Stichting uit 1981. Deze cijfers dienen hier als uitgangspunt voor een nadere bepaling van de totale omvang. Los van de krakers zelf is er gedurende de hele geschiedenis sprake geweest van een niet onaanzienlijk aantal mensen dat zich zo betrokken voelde bij de beweging dat ze op allerlei gebied nauw met de krakers samenwerkten of mee demonstreerden. Nog groter is de groep die met de kraakbeweging in aanraking kwam tijdens de vele feesten, optredens, tentoonstellingen, manifestaties et cetera. Ten slotte heeft de kraakbeweging lange tijd kunnen rekenen op massale steun vanuit de bevolking. Tijdens de hoogtijdagen tussen 1978 en 1982 stond in ieder geval een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking positief tegenover kraken.10 Hoe meer echter de beeldvorming over de kraakbeweging in de media overheerst werd door het geweld, des te meer deze steun afbrokkelde. De laatste jaren lijkt het imago echter weer wat te verbeteren. Eind jaren tachtig zou het ondenkbaar geweest zijn dat een grote bankonderneming een sympathiek overkomende kraker in een televisiespotje opvoert om klanten te winnen.11 Deze omslag heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat al tien jaar lang van grootscheepse ongeregeldheden geen sprake meer is. 16 juni 1998, in afwachting van de me wordt een ontruimingsontbijt georganiseerd in de Peperstraat, Amsterdam. Het opdelen van krakers in subgeneraties heeft te maken met de eerder aangegeven carrière van de actieve kraker, die gemiddeld vijf jaar duurt. Vooral in de jaren zeventig en begin jaren tachtig bestaat de kraakbeweging echter voor een groot deel uit mensen die zich niet of nauwelijks actief opstellen. De gemiddelde loopbaan van deze krakers is dan ook een stuk korter. Vooral in de sloopblokken is het verloop veel groter dan in de grotere bedrijfspanden. Over het algemeen is het zo dat naarmate krakers meer tijd moeten besteden aan het bewoonbaar maken van het gekraakte pand, ze intensiever bij de beweging betrokken raken. Tijdens de hoogtijdagen van de beweging, wanneer er nog op grote schaal in de oude wijken gekraakt wordt, ligt de omvang van de actieve kern van de kraakbeweging, dat wil zeggen degenen die de organisatie op zich nemen, betrokken zijn bij acties en de infrastructuur draaiende houden, een stuk lager dan het totale aantal krakers. Opnieuw is het moeilijk hier een inschatting van te maken. In het begin en aan het einde van de geschiedenis ligt de actieve betrokkenheid relatief veel hoger dan gedurende de 'top'-jaren. Binnen een grotere beweging is er nu eenmaal meer ruimte voor meelopers die zich afzijdig willen houden. Buiten Amsterdam kunnen krakers minder gemakkelijk in de beweging onderduiken zonder op te vallen, omdat het kraken daar nu eenmaal op veel kleinere schaal plaatsvindt. Hoe kleiner de gemeente waar gekraakt wordt, des te groter, relatief genomen, de actieve kern. Grofweg geschat heeft ongeveer de helft van de Amsterdamse krakers zich in de loop der jaren met het kraken beziggehouden op een niveau dat hun onmiddellijke eigenbelang oversteeg. Buiten Amsterdam ligt dit percentage aanzienlijk hoger en zal rond de 75% schommelen. Op basis van de eerder vastgestelde fiftyfiftyverhouding tussen Amsterdam en de rest van Nederland komen we dan uit op ruim twintigduizend actieve krakers. Kraken was niet iets wat je erbij deed, maar waar je met je hele ziel en zaligheid in opging. Je hele leven speelde zich af binnen het krakersuniversum. Je kwam elkaar niet alleen elke dag overal tegen, er bestonden ook hechte vriendenclubs, die na de kraaktijd vaak in stand bleven. Behalve voor de gelegenheidskrakers en onderduikers is de terugtocht uit het hectische en altijd maar doordraaiende krakersbestaan een geleidelijk proces geweest dat soms jaren in beslag nam. Het kwam zelden voor dat iemand na een actieve loopbaan van de ene op de andere dag zijn biezen pakte en de hele beweging vaarwel zei. Hoewel de onderlinge banden ook wel eens knelden, betekende het leven in de kraakbeweging zoveel, dat een onmiddellijke breuk zou leiden tot een acute identiteitscrisis. Desalniettemin zijn alle krakers van lieverlede teruggekeerd in de burgermaatschappij. Het moge duidelijk zijn dat het een ondoenlijke taak is om hier aan te geven wat er uiteindelijk van het omvangrijke en zeer gemêleerde kraakgezelschap terechtgekomen is. Volstaan wordt met het aangeven van een paar opvallende tendensen. Representanten van de protestgeneratie uit de jaren zestig wordt nog wel eens voor de voeten geworpen dat ze op de door hen bemachtigde beleidsbepalende posities al snel hun vroegere idealen verkwanselden. Voormalige krakers zullen veel minder met hun verleden achtervolgd worden. De aloude kloof tussen theorie en praktijk werd binnen de kraakbeweging opgeheven. Krakers zijn nooit zo hemelbestormend geweest als hun voorgangers. Ze geloofden niet in de grote, revolutionaire verhalen en waren veel praktischer ingesteld. Geldt voor vele idealen van de protestgeneratie, zoals een diep ingrijpende democratisering en een radicale herverdeling van bezit, dat ze verder weg lijken dan ooit, de ex-krakers kunnen zich vastklampen aan het feit dat bijna alles is bereikt waar in en om de kraakbeweging voor gestreden is. De kraakbeweging draaide echter niet alleen om de jongerenhuisvestingsproblematiek. Krakers opereerden, zoals we gezien hebben, op tal van actieterreinen. Ook deze zijn langzamerhand voor een groot deel op de achtergrond geraakt, omdat het doel geheel of gedeeltelijk bereikt is. De Centrumpartij en de Centrumdemocraten zijn inmiddels uit alle vertegenwoordigende lichamen weggevaagd, de sluiting van de twee Nederlandse kerncentrales in Dodewaard en Borssele is nog slechts een kwestie van tijd, en de apartheid in Zuid-Afrika behoort officieel tot het verleden. Op andere terreinen is vanuit het perspectief van de voormalige actievoerders een enorme stap voorwaarts gezet. Dat er sinds de jaren zeventig een onstuitbare opmars van vrouwen in het openbare leven heeft plaatsgevonden, zal door weinigen ontkend worden. Voor jonge vrouwen is die felbevochten zelfstandigheid tegenwoordig niet meer dan vanzelfsprekend. En wat de militaristische tendensen binnen de samenleving aangaat, sinds het einde van de koude oorlog is de dienstplicht afgeschaft en houdt het leger zich alleen nog bezig met 'vredestaken'. 19 september 1981, demonstrant delft het onderspit bij de blokkadeactie van de kerncentrale in Dodewaard. Al jarenlang wordt het einde van de kraakbeweging aangekondigd. Menige ontruiming gaat gedurende de jaren negentig in de media gepaard met de mededeling dat het hier toch echt het 'laatste bolwerk' betreft. Maar keer op keer blijken krakers zich verschanst te hebben in weer een volgend bastion. Ondanks het getoonde vermogen te volharden in de meest kraakonvriendelijke omstandigheden, lijkt op de drempel van het nieuwe millennium aan de odyssee der krakers toch een definitief einde te komen. 18 juli 1988, de woonwerkpanden in de Conradstraat worden ontruimd. Al in 1984 was voor de kraakbeweging de oprukkende cityvorming een van de belangrijkste redenen om zich te verzetten tegen de ontruiming van het woonwerkpand Wijers. Sinds de krakers op straat zijn gezet, is een hele reeks nieuwe woonwerkpanden gekraakt, soms gelegaliseerd, maar meestal weer ontruimd. De laatst overgebleven panden waren eind jaren negentig gelegen aan de oevers van het IJ. Toen ook hier het ontruimingsspook weer opdoemde, verenigden deze panden zich samen met enkele andere grote kraakpanden in het 'Gilde van Woonwerkgebouwen aan het IJ' en bestookten ze de gemeenteraad met adressen om hun zaak te bepleiten. En met redelijk succes, zoals het zich begin 2000 laat aanzien. Er staat een waar broedplaatsenbeleid op stapel. Miljoenen euro's zullen in de komende jaren door de gemeente Amsterdam geïnvesteerd worden om nog iets van de binnen de kraakbeweging tot stand gekomen woonwerkcultuur te behouden.17 Sommige bestaande woonwerkpanden zullen gelegaliseerd worden, andere door de gemeente zelf gecreëerd. Naast de anti-kraakwetgeving en het aanstaande broedplaatsenbeleid is er nog een derde factor in het spel die zo goed als uitsluit dat het ineenschrompelen van de kraakbeweging een halt kan worden toegeroepen. Om hier de vinger op te leggen keren we terug naar de roemruchte jaren zestig. Als een vloedgolf overspoelde indertijd een nieuwe naoorlogse generatie het sociale, politieke en culturele landschap. Grote groepen nieuwkomers eisten hun plaats in de samenleving op. Die eis bestond niet simpelweg uit een integratie in de bestaande structuren, maar ging gepaard met de roep om vergaande maatschappelijke veranderingen. Aan het begin van het nieuwe millennium lijkt de fakkel van verzet die vanaf de jaren zestig van generatie op generatie is doorgegeven, uit te doven. Hoewel vanuit de laatste kraakpanden het vuur af en toe nog opflakkert wanneer ze als uitvalsbasis dienen voor een of andere actie, fungeren ze vooral als vluchthaven tegen de al te opdringerige buitenwereld. Veel kans dat er nog nieuwe panden bij komen waarin krakers de gelegenheid krijgen zich voor langere tijd te nestelen, is er niet meer. De nieuw gekraakte onderkomens bieden vaak hooguit nog maar voor een paar maanden huisvesting, waarna het kraakvolk, al dan niet van hogerhand gesommeerd, weer verder trekt. Het aantal kraken waarbij nog met de nodige ophef aan de buurt wordt verkondigd dat en waarom er gekraakt wordt, neemt dan ook zienderogen af. Het is steeds meer in het belang van de overgebleven krakers zo weinig mogelijk ruchtbaarheid te geven aan de kraak. In die zin is de beweging weer terug bij af. Ook in de jaren zestig zochten de toenmalige clandestiene bewoners vooral vergeten en vervallen woningen op, in de hoop er zo lang mogelijk met rust te worden gelaten. Noten [9] Tegen de stroom in 1. Officieel werd de Leegstandwet van kracht op 1 januari 1986, maar de inwerkingtreding van het anti-kraakgedeelte volgde pas een jaar later. |