|
Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999
[6] Om meer dan woningnood alleen
Als begin 1981 de rookwolken zijn opgetrokken, kan de balans van een jaar onstuimig krakersverzet worden opgemaakt. In vergelijking met 1979 is het landschap drastisch gewijzigd. De door sommige fracties binnen de kraakbeweging nagestreefde confrontatie met de politiek heeft daadwerkelijk plaatsgevonden. En met succes, de woningnood onder jongeren is hoog op de politieke agenda terechtgekomen. Deze ontwikkeling heeft er tevens toe bijgedragen dat een nieuwe generatie krakers die vanaf 1980 de kraakbeweging instroomt, met open armen ontvangen kan worden. Een handjevol kraakpanden is in het afgelopen jaar met het nodige tumult ontruimd, maar ondertussen zijn er in heel Nederland honderden bijgekomen. Bovendien komen veel reeds langer gekraakte panden na een onrustig begin van ontruimingsdreigingen in wat kalmer vaarwater, doordat ze in een aankoopprocedure belanden.
De politieke confrontatie stuit echter in de ogen van steeds meer krakers op bepaalde grenzen. De opeenvolgende gebeurtenissen van 1980 hebben de strijd meer en meer verengd tot ad-hocverzet tegen het optreden van politie en justitie, en tegen politieke beslissingen die een directe bedreiging vormen voor de kraakbeweging. Het gevoel achter de feiten aan te lopen en meegesleurd te worden in een spiraal van geweld en tegengeweld, begint hoe langer hoe meer krakers tegen te staan. Langzaam maar zeker verliest de beproefde strategie haar aantrekkingskracht: de confrontatie om de confrontatie is geen perspectief waar het merendeel van de krakers warm voor loopt.
Een van de eerste stappen die de omslag inluiden is een initiatief van een groepje krakers uit de Nieuwmarkt /Burgwallenbuurt. Onder het motto 'Met de ME op de thee' zoeken ze eind 1980 contact met de manschappen van de Mobiele Eenheid: 'Voor ons en waarschijnlijk ook voor jullie is het heel eng en spannend met elkaar een gesprek aan te gaan. Wij hopen dat het leidt tot een beter inzicht in elkaars beweegredenen, een informatieuitwisseling en een vermindering van vooroordelen vanuit beide kanten.' Door de leiding van het Amsterdamse politiekorps worden zes ME'ers geselecteerd. Medewerkers van de Raad van Kerken en het Mozeshuis in Amsterdam bemiddelen bij de gesprekken, die in maart 1981 op gang komen. 'We willen hun in een gesprek duidelijk maken wat er achter onze agressie zit als we hen voor/op/achter onze barrikades tegenkomen,' aldus de krakers in een verslag in de Kraakkrant. De ME'ers leggen eveneens verantwoording af aan hun eigen achterban, want 'het is tenslotte niet niks dat de politie een gesprek aangaat met haar grootste ''tegenstanders'' van het afgelopen jaar'1. De insteek van de ME'ers bij de gesprekken is het terugdringen van de geweldsspiraal: 'De bewapenings- c.q. beschermingswedloop tussen politie en krakers heeft inderdaad een schokkende vorm aangenomen. Het lijkt inmiddels of iedere ME'er aan bodybuilding doet en de krakers zien er soms al even vervaarlijk uit.'2
Er worden zes gespreksronden gehouden en de serie wordt afgesloten met een speciale uitzending voor de ikon-televisie in het najaar. Veel levert het allemaal niet op. De me'ers verschuilen zich achter de beslissingen van het bevoegd gezag die de krakers juist ter discussie willen stellen. De verschillende posities lijken per definitie onoverbrugbaar. Maar er wordt tenminste gecommuniceerd, en wel direct, dat wil zeggen zonder de tussenkomst van de media.
Het is sowieso een nieuwe tendens dat de krakers zich in toenemende mate onafhankelijk maken van de gevestigde media. In de ogen van de krakers maken die zich schuldig aan 'sensatiezucht'; alleen als er tegels uit de straat worden gelicht, lijkt de pers nog in beweging te komen. De onvrede met de 'burgerlijke' media betreft vooral de serieuze en linkse pers; ter rechterzijde hebben de krakers nimmer op enig begrip hoeven rekenen. De welwillendheid waarmee aanvankelijk nog over de krakersgrieven geschreven wordt, slaat in de loop van 1980 steeds vaker om in een afstandelijke en kritische berichtgeving. Journalisten die het in de ogen van de krakers al te bont maken, komen op een zwarte lijst en worden geboycot; vooral verslaggevers van Het Parool treft dit lot.
Met het opzetten van eigen communicatiekanalen onderhouden de krakers zelf de lijnen naar de buitenwereld om hun kant van de zaak over het voetlicht te brengen. De presentatie, begin 1981, van de film 'In een tank kun je niet wonen' onderstreept deze strategie. In deze documentaire van een klein uur, gemaakt door het filmcollectief Dwarsfilm, wordt de eigen visie van de krakers getoond op de verwikkelingen rond het kraken vanaf 1978. De vertoning van de film vormt een vast onderdeel tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten die georganiseerd worden door de Stichting Voorlichting Kraken. Op aanvraag trekken de krakers het land door om zelf uit te leggen waarom ze kraken en wat er zoal bij komt kijken. Discussies over het geweldsgebruik worden hierbij niet uit de weg gegaan. Na 1980 geven de voorlichters tientallen keren acte de présence op scholen, in buurthuizen, voor plattelandsvrouwen en bij studentencorpora. Ook op uitnodigingen van politieacademies en de marechaussee wordt welwillend ingegaan. Vaste prik is elk jaar een optreden bij de introductie van nieuwe studenten. In samenwerking met de Universiteit van Amsterdam organiseren de krakers voor honderden studenten rondleidingen door gekraakt Amsterdam. Het levert elk jaar weer een gegarandeerde instroom van nieuwe krakers op.
Voor de analyses en achtergrondverhalen, die bij de gevestigde media geen gehoor vinden, is er uitgeverij Lont. Vanaf 1981 verschijnt een aantal boeken om het in de media geschetste karikaturale beeld van de kraker als nietsontziende relschopper te corrigeren. Het zijn onder andere Het hek van de Dam, een terugblik op de kroningsrellen van 30 april; Als je leven je lief is, een serie diepte-interviews met krakers; en Lens om Lens, over de rol van foto's in de berichtgeving over krakers. Huisdrukker van de kraakbeweging in Amsterdam is begin jaren tachtig het collectief 'De Raddraaier'. De persen draaien op volle toeren, niet alleen voor de meer op de buitenwacht gerichte uitgaven, ook de interne communicatie beleeft een duidelijke opleving.
Wie begin 1981 het kraaklandschap overziet en het vergelijkt met de tijd voordat de grote opstanden uitbraken, valt meteen de explosieve groei van de eigen media op. In een jaar tijd is er een groot aantal radiostations, muur- en buurtkranten, vlugschriften en periodieken bij gekomen.
Kennen eind jaren zeventig alleen Amsterdam, Den Haag (De Blaauwe Kraker), Den Bosch (Kleintje Muurkrant), Nijmegen (Kraakblaadje) en Arnhem (Arnhems Huisvuil) een eigen blad voor kraaknieuws, in 1980 krijgen ze uit alle uithoeken van het land gezelschap, zoals uit Rotterdam (Skwat), Delft (Delfts Zwart), Leiden (Kraakhelder), Groningen, Utrecht (Krak), Dordrecht (Krakende Stemmen), Haarlem (De voet tussen de deur). Veel Brabantse kraakgroepen sluiten zich aan bij de aan de Landelijk Organisatie Belangengroepen Huisvesting (LOBH) gelieerde 'Brabantse Aktiegroepen Huisvesting' (BAH). De BAH geeft een eigen blad uit, de Bah-Bla. In het Amsterdamse zijn de grotere kraakbuurten overgegaan tot de uitgave van aparte buurtkranten. De Staatsliedenbuurt (Kraakstaat) en de Indische Buurt waren eind jaren zeventig de eerste, maar vinden in 1980 navolging in de Grachtengordel en Jordaan (Grachtenkrant, met een speciale editie voor de Jordaan), de Pijp en Zuid (Krakend Zuid) en de Nieuwmarkt-/Burgwallenbuurt (Burgwallenkrant). Er komen bovendien aparte uitgaven voor specifieke doelgroepen: De Stoeptegel speciaal voor kinderen, een Kraakkrant in het Engels voor buitenlanders, aparte huiskranten in de grotere kraakpanden (bijvoorbeeld NAP (Nieuw Amsterdams Persbureau) in het Handelsbladgebouw) en last but not least De Intiem, met de laatste roddels uit de scene. De Laatste Waarschuwing verschijnt vanaf februari 1980 als wekelijks bulletin om krakers in de stad snel op de hoogte te kunnen brengen van de actuele stand van zaken. Het is een aanvulling op de Kraakkrant die vanwege zijn maandelijkse frequentie de stroom gebeurtenissen niet meer kan bijhouden.
Degenen voor wie al deze periodieken nog niet genoeg zijn, brengen gewoon zelf een pamflet of een krantje in omloop. Het voert te ver om in dit kader een overzicht te geven van de grote verscheidenheid aan publicaties. Gemeenschappelijk hebben al deze blaadjes, die vaak verwant zijn aan de in de punkscene her en der opduikende 'fanzines', dat ze in elkaar gezet worden door één persoon en vaak niet meer dan één , hooguit twee- of driemaal verschijnen.
Verschillende regio's hebben verder de beschikking over eigen piratenradiostations; naast Amsterdam (De Vrije Keijser) en Nijmegen (Rataplan) zijn dat onder andere Utrecht (Gladiool) en Den Bosch (Radio Vrij Den Bosch). Kroon op het medianetwerk is de ontwikkeling van eigen televisiezenders. Nadat eind 1980, begin 1981 langzamerhand alle Amsterdammers op het nieuwe kabelnet zijn aangesloten, verschijnen er na sluitingstijd van de reguliere programma's allerlei vrijbuiters op televisie, die hun programma voornamelijk vullen met goedkope pornofilms en advertenties voor tapijthallen, sportscholen en de slager op de hoek. Al snel komt ook in krakers(kunstenaars)kringen het idee van de grond voor een eigen televisieprogramma, maar dan met videokunst, muziek en actienieuws. Het kraken van het kabelnetwerk is een fluitje van een cent. Met behulp van een kleine zender wordt ingestraald op de centrale schotelantenne van de kabelmaatschappij, die vooralsnog het opgevangen signaal gewoon doorgeeft. Aan het eind van de zomer van 1981 experimenteert een clubje rond de kunstenaars Maarten Ploeg en Peter Klashorst vanuit een zojuist gekraakt en tot discotheek 'Bizar' omgetoverd pand op de Rozengracht als eerste met een eigen televisieprogramma getiteld Bizar-TV, dat later omgedoopt wordt tot PKP-TV (Ploeg-Klashorst-Ploeg)3. Enkele weken hierna begint Vrije Keijzer TV, met haar wekelijkse uitzendingen.
De overgave waarmee de kraakbeweging zich stort op de ontwikkeling van de eigen mediakanalen heeft naast de onvrede met de gevestigde media en de noodzaak de steeds groter wordende kraakgemeenschap op de hoogte te houden nog een dieper liggende grond. De cpn heeft gedurende haar hele bestaan genoeg gehad aan één enkele krant om de achterban te informeren, het volksdagblad De Waarheid; voor de kraakbeweging geldt eerder het tegenovergestelde: iedere kraker zijn eigen medium. De communisten wisten precies waar ze voor stonden: de socialistische heilstaat. Het enige wat de krakers zeker weten is wat ze niet willen. De kraakbeweging verandert na 1980 steeds meer van een beweging vóór jongerenhuisvesting in een 'tegenbeweging', tégen autoriteiten, onderdrukking, uitbuiting, dwang, discriminatie, milieuvervuiling, kortom, tegen alles en iedereen wat mensen in de weg staat hun lot zelf in handen te nemen.
Waar dat eigenmachtige lot uiteindelijk toe moet leiden, is geen vraag die de doorsneekraker bezighoudt. Eerst maar eens proberen de machten die je direct bedreigen van het lijf te houden. Maar terwijl die eigen plek wordt veiliggesteld, breidt voor veel krakers de horizon zich uit tot allerlei andere maatschappelijke misstanden: er beweegt meer dan de kraakbeweging alleen. Het kraakpand vormt niet alleen een veilig onderkomen waar naar hartelust met woonvormen kan worden geëxperimenteerd, maar fungeert tevens als uitvalsbasis van waaruit onrecht in de samenleving wordt bestreden.
Na een korte bloeiperiode houden overal in het land de aparte kraakkranten op te bestaan. In mei 1981 verschijnt in Amsterdam de laatste Kraakkrant (nr. 51). Het is niet zo dat de redactie het belang van het kraaknieuws ontkent, de bedoeling van de opheffing is om de horizon te verbreden. Ruim een halfjaar lang worden voorbereidingen getroffen voor een nieuw, 'onafhankelijk' weekblad waarin de verbinding moet worden gelegd met 'allerlei andere subversieve, alternatieve en eksperimentele ontwikkelingen, met een onderstroom van verzet tegen de bestaande rechtsorde en maatschappelijke instituten en machten en om te komen tot een nieuwe basis en nieuwe vormen van verzet'4. Tot op het laatste moment blijft er onduidelijkheid bestaan over de nieuwe naam voor het weekblad. Namen als Gluk, K'daver en Tiswat worden een tijdje uitgeprobeerd, maar ten slotte afgewezen. Kort voor het geplande nulnummer steekt 'Pleuris' de kop op, volgens de bedenker is dat Grieks voor marge of zelfkant. De naam sneuvelt op het laatste moment wegens 'het gebrek aan optimisme' dat eruit spreekt. Uiteindelijk wordt het Bluf!; de initiatiefnemers bluffen dat ze wekelijks genoeg stof hebben om een interessant blad te maken en een onafhankelijke redactie kunnen voeren. Begin 1982 rollen de eerste nummers van de persen van De Raddraaier.
Elders vinden gelijksoortige omschakelingen plaats. Er worden alternatieve stadskranten opgezet in onder andere Utrecht en Arnhem (De Vrije Arnhemmer). Groningen krijgt de Pinox, Den Haag het Grondarchief, Rotterdam doet het met Buikloop dat korte tijd later overgaat in de Peteroliehaven en in Haarlem leest men De Echte Opregte.
De onafhankelijke koers die Bluf! wil varen, heeft meteen gevolgen voor de oplage. Op het laatst werden er van de Kraakkrant 2500 exemplaren gedrukt. Meer dan de helft hiervan werd rechtstreeks door de buurten afgenomen, die ze vervolgens verspreidden onder degenen die maandelijks bijdroegen aan de actiekas. Door verschillende kraakgroepen wordt de onafhankelijkheid van Bluf! met argusogen bekeken, vooral in de buurten die rond het kraken een sterke machtsbasis hebben gecreëerd. Er zijn buurten die daarom weigeren Bluf!, net als de Kraakkrant, centraal af te nemen en het aan iedereen persoonlijk overlaten zich al dan niet te abonneren. In de Staatsliedenbuurt, traditioneel de grootste afnemer van de Kraakkrant, gaat men uit onvrede met de berichtgeving over het kraken zelfs over tot een algehele boycot van Bluf! en wordt na een pauze van twee jaar de eigen Kraakstaat weer op poten gezet. Op de achtergrond speelt een belangrijke rol dat zich in de Staatsliedenbuurt de meest uitgesproken voorstanders van de confrontatiepolitiek genesteld hebben. Ze hebben lak aan de verbreding zoals voorgestaan door Bluf! en blijven zich op het kraken fixeren. In de eerste maanden daalt de oplage van Bluf! tot ruim onder de tweeduizend exemplaren. Na verloop van tijd stijgt de oplage weer wat, maar die van de laatste Kraakkranten zal Bluf! nooit evenaren.5
In de eerste maanden van haar bestaan heeft Bluf! tevens moeite met de medewerking van vrouwen. Er is een groep vrouwen die wel aan Bluf! wil bijdragen, maar dan alleen op een eigen vrouwenpagina, onafhankelijk van de rest van het blad. De door mannen overheerste redactie heeft daar problemen mee. Zij streeft er juist naar een samenhang tussen alle verschillende onderwerpen aan te brengen en er onderling in de redactie over te discussiëren. Voor de vrouwen is zo'n onderlinge uitwisseling echter een reeds gepasseerd station. Door schade en schande wijs geworden organiseren veel vrouwen zich binnen de kraakbeweging vanaf 1980 in een aparte vrouwenkraakgroep. 'We hebben namelijk gemerkt dat het onprettig is om als individuele vrouw aan kraakacties deel te nemen... Het is niet de bedoeling ons af te scheiden, maar ook in de kraakbeweging voeren manlijke normen de boventoon, die het ons moeilijker maken aktief te zijn, onze eigen ideeën te vormen en onze mond te roeren,' aldus een toelichting van de vrouwenkraakgroep.6 De groep kraakt eigen panden, die alleen voor vrouwen bestemd zijn. Dat het bij het kraken af en toe misgaat wordt door de vrouwen voor lief genomen; het belangrijkst is dat ze zelf het heft in handen hebben. Er komt een vrouwenkraakspreekuur, een aparte alarmlijn voor vrouwen en een vrouwenradio. De vrouwenpagina in Bluf!, 'd'heksels', verdwijnt al na een halfjaar en krijgt een vervolg met het Vrouwenweekblad, dat medio 1982 verschijnt.
Het zelfbewuste optreden van de vrouwengroepen mist zijn uitwerking op de rest van de kraakbeweging niet. Er ontstaat bijvoorbeeld een apart vocabulaire. Met termen als 'krakersters' en 'bewonersters' wordt ook door mannen gepoogd om, in eerste instantie alleen met de pen, recht te doen aan de inbreng van de andere sekse. Tevens ontstaat er een regelrecht taboe op alles wat in de openbaarheid aan seks doet denken. Zelfs het kleinste slippertje wordt meedogenloos aan de kaak gesteld of botweg gecensureerd:
De wekelijkse avonturen van Betty Bluf! worden in Bluf! 120 (24 mei 1984) gecensureerd. Na fel protest wordt een week later dat wat volgens sommige medewerkers van Bluf! het daglicht niet kon velen, alsnog aan de openbaarheid prijsgegeven.
In tegenstelling tot de jaren zestig en begin jaren zeventig wordt bij seksualiteit niet de bevrijdende kracht benadrukt, maar de bijdrage aan de onderdrukking van vrouwen. Alle (mannelijke) uitingen van of toespelingen op (vrouwelijke) seksualiteit worden gezien als bevestiging van de scheve man-vrouwverhoudingen en beschouwd als seksistisch. De strijd tegen porno heeft dan ook een hoge prioriteit bij de aan de kraakbeweging gelieerde radicale vrouwengroepen. Menige seksshopetalage wordt onder handen genomen en op Schiphol worden sekstoeristen naar Azië met veel tamtam uitgezwaaid. Een andere in het oog lopende actie vindt plaats op internationale vrouwendag, 8 maart 1983. Een groep van honderdvijftig vrouwen bestormt een zojuist aangekomen transportwagen van Van Gend & Loos bij het Centraal Filmbureau van de krijgsmacht in Heemstede. Doelwit zijn de seksfilms die via dit bureau over de kazernes gedistribueerd worden. Onder het motto 'Vrouwen ruimen het leger op' worden de in de vrachtwagen aanwezige films over het terrein uitgerold en in de bomen gehangen. 'Het traditionele vrouwbeeld, dat vrouwen geen zelfstandige wezens zijn, wordt binnen het leger bevestigd en versterkt. Met pornofilms worden vrouwen misbruikt om het ''moreel'' van de soldaten hoog te houden,' aldus een persbericht van de vrouwen.
8 maart 1983, vrouwenactie tegen seksfilms in het leger, Heemstede.
Met deze actie bemoeien de vrouwen zich nadrukkelijk met een terrein dat tot voor kort bijna uitsluitend het domein was van de mannen van 'Onkruit'. Deze antimilitaristische actiegroep is in 1974 ontstaan als groepje ontevredenen met de Vereniging Dienstweigeraars. Zij groeit uit tot een vergaarbak van mensen uit het hele land die zich daadwerkelijk willen verzetten tegen het militarisme. Dienstweigeraars, die een beroep doen op de Wet Gewetensbezwaarden en in plaats van de dienstplicht anderhalf tot twee jaar tewerk worden gesteld in de maatschappij, maken zich in de ogen van Onkruit veel te gemakkelijk ondergeschikt aan de heersende machtsverhoudingen. Wanneer je je consequent verzet tegen alles wat je niet zint, is 'totaalweigeren' de enige logische stap. Het jaar in de gevangenis dat erop staat, moet je er dan maar voor over hebben.
In de tweede helft van de jaren zeventig groeit Onkruit uit tot een club die zich met veel meer bezighoudt dan alleen 'totaalweigeren'. Het hele systeem dat het geloof in gezag, volk en vaderland in stand houdt, moet eraan geloven: 'Geen man, geen vrouw, geen cent voor het leger.' Vanaf 1977 worden verschillende keren F-16's met verfzakjes bekogeld en in Den Bosch wordt een munitiefabriek bezet. Niet geheel toevallig zijn de Onkruit-groepen het best vertegenwoordigd in steden waar ook flink gekraakt wordt. In 1979 ontstaat er binnen de kraakscene in Amsterdam een autonome Onkruit 'afdeling'. Dit is niet bepaald een praatgroepje. Meestal duikt het op om een spoor van vernielingen na te laten. Zo wordt in de aanloop naar Sinterklaas het oorlogsspeelgoed van Vroom & Dreesmann vernield en moet de officiersmess op het marine-etablissement in Amsterdam eraan geloven. Ook zijn er hongerstakingen uit solidariteit met hongerstakende totaalweigeraars.
Begin jaren tachtig specialiseert Onkruit zich in het binnendringen en overvallen van onderdelen van de krijgsmacht of hiermee samenwerkende bedrijven en onderzoekscentra. Doel is het buitmaken van zoveel mogelijk 'geheime' documenten, die aan moeten tonen hoe men zich voorbereidt op oorlog in plaats van vrede, en hoe die oorlog 'tegen de eigen bevolking is gericht'.
Een van de meest geruchtmakende acties op dit gebied is de inbraak bij het Provinciaal Militair Commando (PMC) in Amsterdam-Zuid in mei 1981. Een halfjaar later worden de buitgemaakte documenten, onder meer uitgebreide draaiboeken over hoe de bevolking in geval van oorlog in toom gehouden moet worden, in Paradiso tentoongesteld en gepubliceerd als de PMC-papers.
Op 27 april 1983 breekt Onkruit-Amsterdam twee commandobunkers open in Katwijk en Noordwijk; later dat jaar worden de buitgemaakte documenten onder de titel 'Bunker in, Bunkerbuit' tentoongesteld.
Militarisme en seksisme zijn niet de enige actieterreinen waarheen de krakers hun aandacht verleggen. Er bestaan vloeiende overgangen naar andere maatschappelijke misstanden. Met een constante bevlogenheid trekt de gemiddelde kraker ten strijde tegen nu eens het ene dan weer het andere onrecht dat zijn pad kruist.
Transporten per trein met munitie of atoomafval zijn een geliefd actiedoel. Regelmatig blokkeert men ergens in het land de doorgang door pontificaal midden op de rails te gaan zitten en zich aan elkaar vast te ketenen. Ook alles wat met atoomenergie te maken heeft, mag rekenen op de warme belangstelling van de militante actievoerders. De antikernenergiebeweging (AKB) laat vanaf de tweede helft van de jaren zeventig regelmatig van zich horen. De nucleaire opwerkingsfabriek van UCN in Almelo is enkele malen het doelwit van acties. Ook sluit men zich aan bij de Duitse protesten tegen de bouw van de opwerkingscentrale bij Kalkar, net over de grens bij Nijmegen. Vanaf 1980 wordt de kerncentrale in Dodewaard, twintig kilometer ten westen van Nijmegen, een belangrijk speerpunt in de protesten van de AKB tegen de gevoerde atoompolitiek. De actiegroep 'Dodewaard gaat dicht' eist de sluiting van de centrale.
De actiegroep is onderdeel van een veel bredere landelijke beweging, die haar grootste aanhang heeft in Arnhem en Nijmegen. De antikernenergiebeweging werkt met verspreid over het land gevormde basisgroepen van elk zo'n twintig personen en hanteert de geweldloze blokkade als voornaamste actiemiddel. Daar komt echter verandering in als in de loop van 1981 steeds meer krakers zich in de strijd mengen en eigen basisgroepen op poten zetten.
Bij een blokkadeactie van de kerncentrale in Dodewaard in oktober 1980 wordt de deelname van enkele kraakbasisgroepen door de organisatie met de nodige argwaan bekeken; men is bang dat er door de Amsterdamse groepen geweld zal worden uitgelokt. Deze reputatie is vooral de Amsterdamse krakers duidelijk vooruitgesneld. Verschillende keren wordt de krakers te verstaan gegeven dat de meerderheid van de basisgroepen gekozen heeft voor een vreedzame actie. Als Amsterdamse groepen erop uittrekken om in de omgeving bij toeleveringsbedrijven van de centrale korte prikacties uit te voeren, houdt men het hart vast. Het lukt uiteindelijk de blokkade, ondanks gemor onder de Amsterdammers, drie dagen vol te houden zonder geweld.
De volgende grote blokkade van de kerncentrale in Dodewaard in september 1981 zal heel wat meer commotie teweegbrengen. De Nijmeegse scene is ondertussen, na de Piersonstraat, danig geradicaliseerd. Het zal ertoe bijgedragen hebben dat de basisgroepen inmiddels zijn onderverdeeld in drie categorieën: de principieel geweldlozen, de in principe geweldlozen en de rest, die zich niet door een ME'er meer of minder laat afschrikken. Binnen de organisatie wordt deze keer erkend dat acties van de verschillende basisgroepen naast elkaar moeten kunnen bestaan. Vooral de Amsterdamse basisgroepen kunnen zich in deze opzet veel beter vinden.
In afwachting van de blokkade doet de commissaris van de Koningin in Gelderland, de VVD-coryfee 'Molly' Geertsema, alvast een duit in het zakje om de spanning nog meer op te voeren. In een interview met het weekblad Televizier 7 herinnert hij aan het Piersonstraat-oproer en vraagt zich af waar de duizenden die er in februari 1981 uit heel Nederland op afkwamen, het geld voor een treinkaartje en eten vandaan haalden. 'Als je mij vraagt waar dat geld vandaan komt, dan is mijn vermoeden dat het van bankovervallen afkomstig is,' zegt Geertsema plompverloren. De duizenden antikernenergieactivisten die op de aangekondigde blokkade verwacht worden, schuift hij in de schoenen op dezelfde manier aan hun inkomsten te komen. Deze wereldvreemde poging om de activisten te criminaliseren draagt bij tot de geladen sfeer als de blokkade op zaterdag 19 september 1981 van start gaat. Het Oud Strijders Legioen en een ultrarechts clubje dat zich 'Werkgroep voor gezag en orde' noemt, verwelkomen de demonstranten met een vliegtuigje dat boven het actieterrein rondcirkelt met de tekst 'Laat de democratie niet kraken'. De radicale basisgroepen hanteren een eigen leus:
Tegen gezag en orde
helpt alleen de woeste horde.
Onmiddellijk na aankomst gaan de radicale actievoerders, terwijl ze de nieuwe leus aanheffen, op de ruimschoots aanwezige ME af. Ze worden bestookt met een regen van traangasgranaten. Als de rookwolken zijn opgetrokken hebben zich tientallen stillen tussen de demonstranten gemengd om iedereen die ze te pakken kunnen krijgen te molesteren en te arresteren. De politie wordt hierbij geassisteerd door enkele aanwezige burgerknokploegen. Ondertussen duikt het verzetsfront 'Willie Wortel en de lampjes' op. Deze groep laat zich niet zo snel beetnemen. Ze heeft zich gespecialiseerd in het saboteren van hoogspanningsleidingen. Bij de strijd tegen de atoomstroom hanteren ze een betrekkelijk simpele methode. Met behulp van pijl en boog, nylontouw en koperdraad worden, met wisselend succes, in de buurt van de kerncentrale hoogspanningsleidingen met elkaar verbonden en kortgesloten. Deze vorm van sabotage kwam overwaaien uit West-Duitsland, waar ze veelvuldig is toegepast. De werkelijk aangerichte schade is nooit bekendgemaakt, omdat de elektriciteitsmaatschappijen er de voorkeur aan gaven daarover te zwijgen.
Wanneer het traangas happen en de arrestaties twee dagen aanhouden en de demonstranten bovendien steeds belaagd worden door de knokploegen, wordt de blokkade opgeheven. Men richt zich op de hulp aan de meer dan vijftig arrestanten en bereidt een grote demonstratie voor in Arnhem, waar de zaterdag erop meer dan veertigduizend mensen zullen meelopen.
19 september 1981, demonstranten worden bestookt met traangas tijdens de blokkadeacties bij de kerncentrale in Dodewaard.
Met het aantreden van Ronald Reagan in het Witte Huis, in januari 1981, krijgt het sinds de Vietnam-oorlog bestaande anti-Amerikaanse sentiment een nieuwe impuls. Zijn koude-oorlogspolitiek wakkert niet alleen allerlei pacifistische tendensen aan onder grote delen van de Nederlandse bevolking, maar stimuleert ook het radicale smaldeel om weer eens ouderwets uit te halen in de richting van de supermacht. Onder een kleine groep leven er even plannen om de grote antikruisrakettendemonstratie op 21 november 1981 in Amsterdam langs beproefde paden uit de hand te laten lopen. Een oproep in die richting wordt echter door de rest van de kraakbeweging verontwaardigd van de hand gewezen. Meer geestdrift is er voor de acties tegen de Amerikaanse ondersteuning van de conservatieve en contrarevolutionaire krachten in Midden-Amerika. Wat het Cuba van Fidel Castro was voor de generatie van de jaren zestig, zijn de Sandinisten in Nicaragua voor de krakers. Hun overwinning op de door Amerika gesteunde grootgrondbezitters in juli 1979 wordt gekoesterd, als ware het de eerste stap op weg naar de definitieve ontmanteling van grootkapitaal en speculantendom. Menig kraker meldt zich dan ook begin jaren tachtig enthousiast aan om met de in eigen huis opgedane ervaring voor enkele maanden de vele bouwploegen te versterken die in de binnenlanden van Nicaragua de revolutie moeten bestendigen.
In El Salvador zijn de rebellen ondanks verwoede pogingen nog niet aan de winnende hand. Dit wordt geweten aan de massieve steun die de zittende machthebbers ontvangen uit de Verenigde Staten. Als in maart 1982 de vier IKON-journalisten, Koos Koster, Hans ter Laag, Jan Kuiper en Joop Willemsen in El Salvador worden vermoord door vanuit het centrale gezag opgezette doodseskaders, slaat in Amsterdam de vlam in de pan. Wekenlang wordt er gedemonstreerd bij het Amerikaanse consulaat op het Museumplein dat bij die gelegenheden steeds van verschillende kanten onder vuur wordt genomen met stenen en verfzakjes. Pas als er een stalen hek rond het consulaat wordt geplaatst, nemen de schermutselingen af.
Een beter bereikbaar Amerikaans doelwit wordt een maand later opgeleverd in Den Haag. In het kader van de tweehonderdjarige vriendschapsbanden tussen Nederland en de VS is in Madurodam een replica van het Witte Huis gefabriceerd. Kort na de onthulling door koningin Beatrix slaan enkele actievoerders van Onkruit toe en brengen met hun 'aanslag' het Witte Huis zware schade toe. Een diplomatieke rel dreigt. Premier Van Agt reageert 'geschokt' en biedt onmiddellijk de Amerikaanse regering excuses aan. De krakers zijn inmiddels een inzamelingsactie begonnen: Wapens voor El Salvador, munitiepatronen f 7,-, een machinegeweer f 1000,- à f 1500,-.
Solidariteit met groepen buiten de eigen kraakscene wordt echter ook dichter bij huis gezocht. Begin jaren tachtig is er nauwelijks een groepering in de verdrukking die niet op de een of andere manier mag rekenen op steun vanuit de kraakbeweging. Als Molukkers ergens in het land mot krijgen met de politie, gaat er meteen de volgende dag een delegatie op af om ze een hart onder de riem te steken. Zigeuners die tegen hun zin versleept worden van de ene naar de andere plek, mogen rekenen op krakerssupport. Hongerstakende illegale vreemdelingen die met uitzetting bedreigd worden, minderjarige wegloopmeiden, morrende (ex )bajesklanten die voor hun rechten opkomen of psychiatrische patiënten die wegvluchten uit de inrichtingen, aan de zelfkant van de samenleving staat altijd wel een groep krakers klaar voor opvang of ondersteuning.
Uit een heel ander vaatje wordt getapt wanneer het gaat om de bruine onderbuikgevoelens die begin jaren tachtig langzaam maar zeker weer de kop opsteken. Zeker vanaf het moment dat Hans Janmaat in 1982 voor de Centrumpartij (CP) in de Tweede Kamer gekozen wordt, ontwikkelt zich binnen de kraakbeweging een fel en compromisloos antiracistisch en antifascistisch engagement. Dit wordt alleen maar versterkt wanneer op 20 augustus 1983 de van Antilliaanse komaf zijnde Kerwin Duinmeijer in de binnenstad van Amsterdam dodelijk wordt getroffen door een messteek van een alom als racist bekendstaande skinhead.
Waar mogelijk wordt de confrontatie met de racistische organisaties gezocht. Voor het eerst eind 1983, tijdens de installatie van twee CP-gemeenteraadsleden in Almere. Vanuit Amsterdam vertrekt een omvangrijke groep krakers naar de polder om te trachten de installatie te verhinderen. Onder grote belangstelling van de pers ziet een deel van de groep kans de raadszaal binnen te komen en de bijeenkomst voor enige tijd te verstoren. Een paar maanden later wordt achterhaald waar de Centrumpartij haar jaarlijkse ledenvergadering houdt. Het etablissement in het Brabantse Boekel wordt tijdens de vergadering door actievoerders uit Amsterdam en Nijmegen bestookt met stenen en traangasgranaten. Als de leden van de cp proestend en met betraande ogen naar buiten stromen, ontstaat een straatgevecht tussen de beide kampen. Met veel moeite weet de in allerijl opgetrommelde politie de partijen vervolgens uit elkaar te houden. Het signaal is duidelijk, bijeenkomsten van racisten zullen door de actievoerders, die zich verzameld hebben in het Anti-Fascistisch Front, niet worden geduld. Hoe serieus dit dreigement moet worden genomen zal de leiding van de Centrumpartij enige jaren later nog aan den lijve ondervinden.
De begin jaren tachtig ontstane gevoeligheid voor racistische en fascistische tendensen in eigen land wakkert tegelijkertijd onder de krakers de betrokkenheid aan bij de anti-apartheidsstrijd in Zuid-Afrika. Organisaties die zich al langere tijd met dit deel van de wereld bezighouden, in het bijzonder het Komitee Zuidelijk Afrika en de Anti-Apartheidsbeweging Nederland, zien de inmenging van de radicale actievoerders op hun terrein met argusogen aannet als de al jaren bestaande antifascismecomités trouwens. De jonge honden van de kraakbeweging staan er nu eenmaal niet om bekend zich te voegen naar bestaande strategieën. Ze gaan als een olifant door de porseleinkast. In het verdere verloop van de jaren tachtig zal, nog meer dan bij het kraken zelf, juist in het kader van de anti-apartheidsstrijd dit compromisloze karakter van de gemiddelde kraker goed aan de oppervlakte treden.
Het hier gegeven overzicht geeft weliswaar een globale indruk van de belangrijkste doelen waar de pijlen van de tegenbeweging zich na 1980 op richten, maar is zeker niet compleet. De solidariteitsacties met Britse mijnstakers, het verzet tegen de aanleg van een snelweg door het Utrechtse bos Amelisweerd, de vredesactiekampen bij de aangewezen kruisrakettenbasis in Woensdrecht en het kantelen van gasmeters in de strijd tegen de hoge gasprijzenze vullen de uiteenlopende bewegingen op het strijdtoneel aan. Telkens zijn er weer nieuwe thema's waarin groepen onder de paraplu van de kraakbeweging hun tanden zetten.
De variëteit aan acties, initiatieven en doelwitten die vanaf 1980 vanuit de 'tegenbeweging' opborrelen, vormt een pragmatisch en opportunistisch antwoord op de impasse waarin het krakersverzet verzeild dreigt te raken. Ze bieden een uitweg om te ontkomen aan het gevoel dat de kraakbeweging steeds meer verwordt tot een anti-ontruimingsbeweging. Het moge echter duidelijk zijn dat een en ander niet betekent dat ook het gewelddadig optreden wordt afgezworen en men zich weer toelegt op vreedzame demonstraties, ludieke acties en het verzamelen van handtekeningen. Of de kraker zich nu met jongerenhuisvesting bezighoudt of met wat anders, zijn of haar bereidheid tot de directe actie en het gebruik van geweld blijft in het begin van de jaren tachtig een van de meest kenmerkende eigenschappen van de krakersidentiteit en de conditio sine qua non voor deelname aan de beweging. Wel is het zo dat naarmate de reactie van de overheid op de massale krakersprotesten zich verscherpt, het verzet steeds vaker wordt gezocht in de vorm van de meer kleinschalige 'hit-and-run'-acties.
Vanaf 1980 verergert de economische crisis die medio jaren zeventig is ingezet. Bezuinigingen en hoge werkloosheidscijfers overheersen in de jaren tachtig het publieke debat. De crisis ontneemt een hele generatie die in die jaren haar plaats opeist in de bestaande maatschappelijke orde, een rooskleurig toekomstperspectief. Niet voor niets wordt de generatie geboren tussen 1955 en 1970, waar het gros van de krakers in valt, aangeduid als de 'verloren generatie'8. In plaats dat de voorgaande generaties de nieuwkomers met open armen ontvangen en zicht bieden op individuele ontplooiingsmogelijkheden, blijkt de toegang op steeds meer plekken afgesloten. Deze blokkades stimuleren het 'doemdenken' over de samenleving als geheel, waarna de diverse misstanden als vanzelf aan de oppervlakte treden. In ieder geval is onder de krakers het vertrouwen in de politiek om iets aan de situatie te veranderen totaal afwezig. 'No future' is een veelgehoorde kreet die, meer nog dan de frustratie, de positie tot uitdrukking brengt van waaruit de actievoerders de maatschappij te lijf gaan. Vanuit zo'n positie valt er misschien weinig te winnen en gloort al helemaal niet het perspectief op een 'betere' samenleving, veel te verliezen valt er ook niet.
Mei 1986, antiverkiezingsaffiche.
De verbreding van het actieterrein wil niet zeggen dat de krakers zich van het huizenfront afkeren. Er wordt altijd wel ergens een pand bedreigd, waardoor men min of meer gedwongen wordt de strijdbijl weer op te graven. Wel is het zo dat het de bedreigde bewoners steeds meer moeite kost om de rest van de beweging te motiveren zich massaal voor het behoud van een pand in te zetten. Het verleggen van de aandacht naar andere actieterreinen impliceert immers dat het opbouwen van een grootschalige organisatie praktisch niet meer op te brengen valt. Na 1980 lukt het nog maar een paar keer om de kraakgemeenschap, op grotere schaal dan de bewoners en de krakers uit de buurt, voor bedreigde panden te mobiliseren.
Voor velen is het kraken nog wel belangrijk, maar het heeft niet meer de hoogste prioriteit. In Amsterdam komt ook de klad in de eind jaren zeventig zorgvuldig opgebouwde overlegstructuur van buurt- en stedelijke overleggen. Alleen het Landelijk Overleg Kraakgroepen komt direct na 1980 nog regelmatig bij elkaar. Maar dat is in de eerste plaats bedoeld om de overal in het land verspreide kraakgroepjes een platform te geven om eens wat lotgenoten te ontmoeten. De Amsterdamse betrokkenheid bij het LOK is minimaal.
Ondanks de afnemende organisatiegraad rond het kraken als zelfstandig politiek item, bereikt het aantal krakers in 1981 en 1982 een absolute piek. Een onderzoek 9 uitgevoerd in opdracht van de Roelof Keller Stichting 10 biedt enig houvast. Net als bij de onderzoeken van Release in 1976 en de Raad van Kerken in 1977 vormt de discussie over de nieuwe anti-kraakwetgeving, deze keer in de vorm van een Leegstandwet, de directe aanleiding om de kraakpopulatie beter in kaart te brengen. Het onderzoek schat het aantal krakers in de hoofdstad eind 1981, begin 1982 op zo'n negenduizend.11 Vergeleken met de eerdere onderzoeken betekent dit zo goed als een verdubbeling. Wanneer deze tendens zich laat vertalen naar het landelijk niveau, wat gezien de opkomst van grote kraaksteden als Nijmegen, Den Bosch en Groningen geenszins overdreven is, dan betekent dit dat het aantal krakers in Nederland in het begin van de jaren tachtig rond de twintigduizend schommelt. Onder hen bevinden zich lang niet alle krakers die geturfd werden in de eerdere onderzoeken. De eerste twee generaties zijn langzamerhand voor het grootste deel ververst. Sterker nog, zelfs de aanwas die vanaf 1978 de kraakbeweging instroomde, begint zich zoetjesaan terug te trekken.
Hoewel in en direct na 1980 het aantal nieuw gekraakte panden dat van de ontruimde nog overtrof, begint in de jaren '81 en '82 de balans langzaam maar zeker door te slaan in de richting van ontruiming. Vooral de stadsvernieuwing en de hiermee gepaard gaande afbraak van slooppanden waarin veel krakers jarenlang een onderkomen vonden, begint eindelijk goed op gang te komen. En hoewel de krakers van de Leegstandwet voorlopig nog niets te duchten hebben - die ligt wegens de kosten die de invoering met zich mee blijkt te brengen voorlopig weer in de ijskast - treden eigenaren steeds doortastender op om krakers uit hun pand te krijgen.
13 januari 1982, als protest tegen de sloop van een huizenblok aan de Wibautstraat, 'de Blaaskop', wordt het beeld van de vooroorlogse sociaal-democratische wethouder voor volkshuisvesting Wibaut van zijn sokkel getrokken.
De Huidenstraattruc blijkt in allerlei variaties een uitstekend hulpmiddel. Niet dat in alle gevallen de krakers zich op basis van deze juridische vondst als makke schapen uit hun pand laten zetten. De twaalf bewoners van Singel 445 in Amsterdam hebben een effectieve tegenmaatregel in petto. In het bekende één-tweetje tussen de eigenaar en de huurder dreigen ze in de zomer van 1981 het onderspit te delven. De firma Rosenthal, die om de de hoek op de Heiligeweg een winkel in glas en porselein voert, heeft na de kraak een huurovereenkomst met de eigenaar gesloten en eist vervolgens in kort geding dat het pand leeg wordt opgeleverd. In eerste instantie wordt de eis afgewezen, maar in hoger beroep gaat het gerechtshof alsnog door de knieën. Ondertussen is een haalbaarheidsonderzoek gestart en de gemeente laat blijken het pand te willen aankopen. Ze doet tot tweemaal toe een bod, maar Rosenthal weigert vooralsnog af te zien van de ontruiming. Hierop wordt door de krakers besloten hun internationale contacten aan te halen. Rosenthal maakt namelijk deel uit van een Duitse keten van glas- en porseleinwinkels. Begin oktober worden ruiten van filialen van Rosenthal ingegooid in München, Frankfurt en Berlijn. De schade is aanzienlijk. Binnen de kortste keren gaat Rosenthal overstag en trekt het ontruimingsbevel in. Het pand wordt vervolgens aangekocht en 'ver-HAT'.
Het zijn acties als deze die krakers weer het gevoel geven de wereld in handen te hebben. Het succes bevestigt de opvatting dat een vrijwillige en stille ontruiming niet meer is dan een laffe capitulatie tegenover een failliet huisvestingsbeleid, een corrupt justitieel systeem en het speculantendom. Bovendien versterkt het onder sommige groepen de na 1980 steeds openlijker betwijfelde overtuiging dat geweld het enige antwoord is op het onrecht dat de kraakbeweging wordt aangedaan. Klonk bij Singel 445 het glasgerinkel nog ver over de grens, in dezelfde week keert het tumult terug in de straten van Amsterdam.
Op 8 oktober 1981 worden twee panden ontruimd: het laatste overeind staande deel van de Grote Wetering en Huize Lydia in de buurt van het Concertgebouw. De demonstraties die 's avonds georganiseerd zijn worden op enige afstand van de panden gehouden, omdat de MEme de straten heeft afgezet. 'Lydia was onbereikbaar en dus trok iedereen de stad in. In grote en kleine groepen, schreeuwend en prikkend. Banken, konsulaten, reisburoos en uitzendburoos gingen aan diggelen,' aldus het verslag van de demo in de Laatste Waarschuwing.12 Dat het er hierbij niet altijd even kieskeurig toe gaat blijkt uit het vervolg van het verslag: 'Veel mensen zijn boos over de gesneuvelde ruit van de banketbakker. Er wordt geld opgehaald door krakers die er in de buurt wonen.' Het is een voorzichtige poging het geschonden blazoen wat op te poetsen. Veel krakers ondervinden in hun dagelijkse contacten met niet-krakende, maar sympathiserende buurtbewoners dat dit soort plundertochten het imago van de beweging als geheel bepaald geen goed doet. Zouden ze er financieel toe in staat zijn geweest, dan hadden ze waarschijnlijk alle schade vergoed.
Tijdens de kortstondige confrontaties met de politie die avond worden de krakers bestookt met traangas. Na de gummiknuppel, de lange lat en de inzet van 'stillen' is dit het meest vergaande middel dat door de politie tegen de krakers wordt ingezet. Vele honderden traangasgranaten krijgen de krakers in deze jaren te verhapstukken. Hierdoor gaat uiteindelijk ook het gasmasker tot de basisuitrusting van de gemiddelde demonstrant behoren. Als effectieve tegenwapens maakt de kraker eigenlijk alleen maar gebruik van de steen en de rookbom. Opmerkelijk is het daarom dat de ME vanuit de demonstratie na de ontruiming van de Wetering en Huize Lydia met enkele molotovcocktails bekogeld wordt, zonder dat er trouwens slachtoffers vallen. Politie en justitie zijn zeer gebeten op deze brandbommen. Meerdere keren, onder andere in de Vondel- en de Piersonstraat, hebben ze de krakers laten weten dat wat hen betreft het gooien van 'mollies' onacceptabel is en dat hun manschappen in zulke gevallen gemachtigd zijn de krakers neer te schieten. De regels van het spel worden door de krakers geëerbiedigd. Slechts in sporadische gevallen zijn mollies tot ontploffing gebracht.13 Wel zijn ze verschillende keren achter de hand gehouden; in de Groote Keijser bijvoorbeeld, hoewel zeer tegen de zin van sommige betrokkenen. Katapulten zijn een ander gevreesd middel in de strijd. Het zijn niet te onderschatten wapens. De stalen knikkers die ermee afgeschoten kunnen worden, richten bij goed gebruik dezelfde schade aan als kogels uit een pistool. In de straatgevechten met de politie blijven het echter voornamelijk gadgets die het zelfbewustzijn van de stoottroepen moeten opkrikken. Zelden worden ze in de praktijk uitgeprobeerd.
Na het gooien van de molotovcocktails mag het niet echt een verrassing heten dat de politie geen poot uitsteekt om de krakers bij te staan als ze een paar dagen later door een knokploeg hun huis uitgezet worden. In de nacht van 12 op 13 oktober 1981 worden de vijf bewoners van een gekraakte kapitale en luxueus opgeknapte villa in de Jan Luijkenstraat, de Lucky Luijk in het jargon, door een knokploeg van een stuk of twintig breedgeschouderde sportschooltypes van hun bed gelicht en de straat op gezet. De politie staat erbij en kijkt ernaar, maar is niet van zins het woonrecht van de krakers te herstellen. Doodgemoedereerd suggereert ze nog dat ze de villa voorlopig maar moeten delen met de knokploeg. De ontheemde bewoners dienen een reeks aanklachten in op het bureau, maar er gebeurt niets. Als een paar dagen later kraker Guus als verkenner op een kraakalarm afgaat, wordt hij door een duister type in zijn nek geschoten en belandt op de intensive care. Tijdens een inderhaast bijeengeroepen stedelijke vergadering wordt besloten een daad te stellen tegen de knokploegoptredens en de Lucky Luijk te heroveren. Het plan wordt minutieus voorbereid. Aan alle kanten en van hoog tot laag zal de villa worden bestormd. De dakploeg zal met ladders tegen het pand opklimmen en de knokploeg van boven attaqueren. Een grondploeg doet met slijptollen en hakbijlen het voorbereidende werk voor de binnenploeg. De eerste hindernis wordt immers gevormd door de eerder door de krakers zelf aangebrachte barricades. Degenen die naar binnen gaan, krijgen allemaal kogelvrije vesten plus de dekking van een buitenploeg die met katapulten vanaf de straat en de tuin het pand onder schot houdt. Een ehbo-ploeg is paraat om eventuele gewonden te verzorgen. Voorafgaand aan de aanval wordt door de afzonderlijke groepen uitgebreid geoefend, zowel tegen de gevels van vergelijkbare kraakpanden als in de duinen. De actie wordt een week na het knokploegoptreden, op 20 oktober, uitgevoerd door rond de tweehonderd met leren jassen, bivakmutsen en zwarte helmen uitgeruste krakers. De drie aanwezige bewakers van het pand worden overrompeld, maar zien toch kans zich samen met een hond boven aan de trap te verschansen. En dat is nu net waar de binnenploeg niet op is voorbereid; er ontstaat een patstelling. Pas na tussenkomst van de politie geven de bewakers zich over.
Tijdens het gebeuren herkent een aanwezige agent een van de krakers. Deze voelt zich tussen zijn medeactievoerders behoorlijk opgelaten als de agent hem in het voorbijgaan toevoegt dat hij wel verwacht hem diezelfde avond nog tegen te komen. Dan staat namelijk de afsluitende sessie van de gesprekken tussen de ME en de krakers op het programma.
Hoewel de herkraak van de Luijk succesvol verloopt, komt naderhand de onvrede over de genomen risico's en het geweldsgebruik weer aan de oppervlakte. Dit keer wordt echter niet alleen een uitweg gezocht buiten de gebaande kraakpaden. Voor het eerst worden in onderlinge discussies de pijlen gericht op de interne mechanismen die volgens de criticasters ten grondslag lagen aan de voorbereiding en uitvoering van de herkraak. Het is niet de ingreep zelf die bekritiseerd wordt - vrijwel niemand betwijfelde de noodzaak ervan - maar de wijze waarop deze werd voorbereid en gecoördineerd.
'Wordt de kraakbeweging afhankelijk van haar eigen knokploeg?' luidt de bijtende vraag. Er wordt zelfs gesproken van een militarisering van de beweging. Er zijn nogal wat krakers die zich flink gestoord hebben aan het technische en autoritaire optreden van de groep die de coördinatie van de actie naar zich toe trok. Deze groep rond krakers uit de Staatsliedenbuurt laat zich inderdaad niet veel gelegen liggen aan 'gezeur' vanaf de zijlijn; tijdens de voorbereidende besprekingen worden afwijkende meningen beleefd aangehoord en vervolgens weggewimpeld. Als enkele krakers die voor de buitenploeg gemobiliseerd zijn, als reactie hierop dreigen zich terug te trekken, worden ze gechanteerd met hun solidariteit. Velen bezwijken voor het argument dat wegblijven het risico voor de anderen sterk verhoogt. Voor de zekerheid doen de coördinatoren een beroep op de medewerking van krakers uit andere steden.
Door de knokploegperikelen groeit de Lucky Luijk uit tot een nieuw symboolpand, vooral voor de groep die bij de opzet en de uitvoering van de herkraak zo'n dominante rol speelde. Als in de zomer van 1982 de directe ontruimingsdreiging weer toeneemt doordat burgemeester Polak door de rechter gedwongen wordt het pand te ontruimen, zijn ze er als de kippen bij om de hele organisatie rondom het pand uit handen te nemen van de buurt en de bewoners. Vanwege het hoge gehalte aan krakers uit de Staatsliedenbuurt wordt deze overname ook wel aangeduid als de 'staatsgreep'14. À la de Groote Keijser wordt het pand tot inzet gemaakt van een hernieuwde confrontatie met het gemeentebestuur. De barricadering wordt weer ouderwets ter hand genomen: het pand wordt met staalplaten dichtgelast. Verder wordt de Amsterdammers de boodschap van de krakers door middel van affiches, spandoeken en graffiti onontkoombaar onder de neus gewreven: 'Luijk ontruimen=oorlog.'
De gemeente zit in een lastig parket. Aan de ene kant is men het zat zich nog langer door de krakers de wet te laten voorschrijven. Vooral de herkraak, door Polak een 'onaanvaardbare vorm van eigenrichting' genoemd, zit het gemeentebestuur hoog. Aan de andere kant is men gevoelig voor het verhaal van de krakers dat het hier een van de meest onverholen gevallen van speculatie betreft. Bovendien komt midden in het getouwtrek om de Luijk de uitkomst van een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam op tafel.15 Hieruit blijkt dat Amsterdammers in meerderheid positief staan tegenover het kraken, in de meeste gevallen zelfs positiever dan de krakers zelf denken. Van een rücksichtslose ontruiming kan dus geen sprake zijn. Er komt een tussenoplossing: de gemeente koopt het pand aan, echter dit keer niet voor de krakers zelf, maar voor andere urgent-woningzoekenden die gerekruteerd zullen worden uit de wachtlijsten bij de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH). Vooral voor de bij de Luijk betrokken groep uit de Staatsliedenbuurt is dit onacceptabel; zij voert sinds 1979 haar eigen oorlog tegen het gemeentelijke woningdistributieapparaat. Ze stelt zich bikkelhard op en torpedeert elke neiging van de burgemeester en de verantwoordelijke PvdA-wethouders en de meer tot compromis bereid zijnde krakers om nader tot elkaar te komen.
In de vroege ochtend van 31 juli 1982 ontploft een bom voor de deur van het partijbureau van de PvdA. Het Militant Autonomen Front (MAF) eist de verantwoordelijkheid op. Het is de tweede aanslag van het maf die maand. Eerder heeft het een bom tot ontploffing gebracht voor de poorten van het GDH. Het zijn geen zware bommen, maar provisorisch op scherp gezette gastankjes; de schade blijft beperkt tot gesneuvelde ruiten en ontzette deuren. De klappen komen echter hard aan, vooral intern. De bewoners van de Luijk zijn zo pissig dat ze in een persverklaring de aanslag veroordelen: 'Wij kunnen nooit achter acties staan die uit naam van onbekenden onze strijd in diskrediet brengen.' Hoewel veel meer krakers de gewelddadige escalatie van de MAF-bom van de hand wijzen, krijgen de bewoners weinig bijval. Omwille van de eenheid is het not done je openlijk te distantiëren van solidaire acties die je niet meteen welgevallig zijn. De vuile was dient binnenboord te blijven.
Ook de redactie van Bluf! zit met de MAF-aanslag in haar maag, maar dan om een andere reden. Ze wordt belaagd door persmuskieten voor wie niet het achterliggende motief van de bommenleggers, maar de gewelddadige escalatie zelf een aanleiding vormt de kraakstrijd op te rakelen. Via de redactie van Bluf! probeert de pers tot vervelens toe in contact te komen met het MAF. Om in één keer met de 'sensatiezucht van de burgerlijke pers' af te rekenen, verzint men een list. Voor Ton van Dijk, verslaggever van de Haagse Post, wordt voor f 500,- een exclusief interview met het maf geregeld. Hij wordt geblinddoekt naar een donkere kelder van een kraakpand gevoerd, waar hij korte tijd in de gelegenheid wordt gesteld drie gemaskerde mannen te ondervragen. Voordat hij weer geblinddoekt wordt afgevoerd, mag hij met ze op de foto. Enkele dagen later publiceert de Haagse Post onder de kop 'We zijn het compromis voorbij' trots het exclusieve interview met een foto van Ton van Dijk tussen het gemaskerde MAF.16 Tegelijkertijd verschijnt Bluf! met op de voorkant een foto waarin de rollen zijn omgedraaid: een geblinddoekte Ton van Dijk te midden van de grijnzende actievoerders die voor de gelegenheid hun maskers hebben afgezet.
Hoewel het gemeentebestuur kan rekenen op een nieuwe confrontatie, zet het de ontruiming van de Lucky Luijk door. Bij die beslissing kan een andere conclusie van het eerder gememoreerde onderzoek meegespeeld hebben: ondanks de positieve houding van de Amsterdammers neemt de sympathie voor de kraakbeweging zienderogen af wanneer er vernielingen worden aangericht en geweld wordt gebruikt. Vanuit dit perspectief neemt de overheid het oproer dat op 11 oktober 1982 ontstaat na de ontruiming van de Lucky Luijk op de koop toe. De rellen staan bij menigeen in het geheugen gegrift door het beeld van de brandende tram 10 op het kruispunt schuin tegenover het Stedelijk Museum. De krakers hebben altijd ontkend de brand te hebben aangestoken. Volgens hen is de oorzaak het ongeduld en de verkeerde inschatting van een trambestuurder die dacht de barricades, waar toevallig een olievat tussen zat, nog net te kunnen vermijden.
11 oktober 1982, brandende tram na de ontruiming van de Lucky Luijk.
Veel minder bekend is dat na de ontruiming voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog, in Amsterdam de noodtoestand werd uitgeroepen. Het was in heel Amsterdam verboden zich 'zodanig te gedragen dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om de openbare orde te verstoren of te bedreigen'. Het betekende een vrijbrief voor de politie om iedereen met een afwijkend uiterlijk die zich te dicht in de buurt van het ontruimde pand ophield zonder pardon te arresteren. Het resultaat was dat behalve met krakers de politiecellen gevuld werden met argeloze toeschouwers en toevallige voorbijgangers. De noodtoestand bleef drie dagen van kracht. Die gelegenheid nam de politie te baat om in de buurt van de Luijk nog een paar andere panden te ontruimen.
De verslaggeving van de rellen valt de meeste krakers rauw op het dak. Heel anders dan in 1980 is er werkelijk geen greintje begrip voor hun protest. 'In de kraakbeweging, ooit een potentieel sterke en positief te beoordelen macht tegen leegstand en woningspeculatie, is groepsegoïsme tot leidraad van het handelen geworden,' aldus het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant.17 'De verwording van een sociale actie' kopt Het Parool bij een evaluatie van het krakersverzet.18 Tegen de achtergrond van de brandende barricades wijst NRC Handelsblad alle mooie woorden van de kraakbeweging als 'hypocrisie' van de hand.19
Sommigen weigeren zich echter neer te leggen bij de nederlaag in het prestigegevecht met de gemeente en houden hardnekkig vast aan hun eigen gelijk. Met een in een oplage van 120.000 exemplaren verspreide huis-aan-huiskrant, Amsterdam ontluijkt, waarin de standpunten nog eens haarfijn uit de doeken worden gedaan, probeert men de vernietigende oordelen in de pers te pareren. De meesten realiseren zich echter dat er verdergaande maatregelen nodig zijn om de kraakbeweging uit het isolement te halen. Voor velen heeft de confrontatieve strategie, waar ze na 1980 toch al de nodige bedenkingen bij hadden gekregen, definitief afgedaan. Dat de voorstanders ervan nu de hele kraakbeweging in de afgrond dreigen mee te sleuren, is de aanleiding voor een heftig onderling debat, dat maandenlang in de eigen media voortwoedt. 'Dichtlassen of openbreken' luidt de kwestie. Bovendien wordt een van de laatste taboes binnen de in principe platte kraakorganisatie nu openlijk ter sprake gebracht: het bestaan van het interne machtscircuit. De kritiek die na de herkraak van de Luijk op gang was gekomen op de onderlinge verhoudingen en beslissingsstructuren, krijgt een vervolg in de zogenaamde bonzendiscussie. Nieuw is niet alleen de erkenning van het feit dat belangrijke besluiten vaak door een klein groepje ervaren krakers genomen worden, maar vooral dat het steeds hetzelfde groepje betreft: '...mede dankzij hen is de Keijser een simbool geworden, mede dankzij hen is die kloterige herkraak van de Luijk gebeurd, en mede dankzij hen weet de pers keer op keer wie zij moeten aanspreken. Maar die korte-termijnsuccessen wegen mijns inziens niet op tegen de gevaren op langere termijn: de afkalving naar binnen toe, mensen die verstek laten gaan of afknappen, mensen die niet meer voldoende informatie kunnen krijgen om zelf het woord te doen, of die op vergaderingen geen zeggingskracht meer hebben.'20 De bonzen reageren zoals het ware bonzen betaamt, hooghartig en badinerend. Bons Leo: 'Ik heb genoeg van het afstandelijke en anti-autoritaire gezeur over bonzen... Ik kots van het achterbakse geroddel en gezwets.' Bons Theo: 'Puberaal gekibbel en kroegpraat. In het verleden zijn vaak genoeg krakersdiskussies verknald door personen met frustraties, intriges en sektebelangen.'21
Met de strijd rond de Lucky Luijk komt een eind aan de hoogtijdagen van het krakersverzet, die begonnen met de barricadering van de Groote Keijser eind 1979. De confrontatie is aangegaan en heeft haar uitwerking niet gemist. Van het begin af aan impliceerde deze harde politieke strategie het gebruik van geweld of tenminste de dreiging ermee. In het kader van de problemen die de krakers aan de orde stelden, werd dit geweld aanvankelijk door grote delen van de bevolking weliswaar niet goedgepraat, maar wel begrepen. De kraakbeweging heeft de ontwikkelingen rond de jongerenhuisvesting in een stroomversnelling gebracht, die zonder het geweldsgebruik niet tot stand zou zijn gekomen. Dit laatste bracht echter het risico met zich mee van een toenemende repressie van de overheid aan de ene en interne verdeeldheid aan de andere kant. Rond de Lucky Luijk keert het gebruik van geweld zich langs beide wegen definitief tegen de krakers.
De voorstanders van de harde lijn weigeren vooralsnog het hoofd in de schoot te werpen, ondanks het feit dat ze binnen de beweging steeds meer een geïsoleerde positie innemen. Het merendeel van de krakers gaat verder langs de andere lijn die binnen de kraakbeweging in de jaren zeventig zichtbaar werd: de lijn van de zelfwerkzaamheid, het experiment en de zelfontplooiing. In de volgende hoofdstukken zullen we onder meer nagaan hoe deze beide richtingen binnen de kraakbeweging steeds verder uit elkaar groeien en uiteindelijk recht tegenover elkaar komen te staan.
Noten [6] Om meer dan woningnood alleen
1. Bernard Welten en Arjan van Gils, Praten met Krakers, Tijdschrift Amsterdamse Politie, juli 1981. (Bernard Welten is van 2004 tot 2011 hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie.)
2. Tijdschrift Amsterdamse Politie, juli 1981.
3. De tweede Ploeg staat voor Rogier van der Ploeg, broer van Maarten (1958 -2004).
4. Uit het verslag van een openbare discussie over het nieuwe blad op 5 september 1981 in de Vergulde Koevoet.
5. Een uitzondering vormen de geruchtmakende nummers waarin allerlei buitgemaakte documenten van veiligheidsdiensten, ministeries of legerafdelingen worden gepubliceerd. In april 1987 wordt een nummer van Bluf!, waarin een kwartaalbericht van de Binnenlandse Veiligheidsdienst is opgenomen, in beslag genomen. Een dag later rolt hetzelfde nummer in veel grotere oplage weer van de persen.
6. Kraakkrant 39 en 41, april/mei 1980.
7. Televizier, 20 augustus 1981.
8. Zie Becker, H.A., Generaties en hun kansen, Amsterdam, 1992. De 'verloren' generatie wordt hierin gepresenteerd als de opvolger van de protestgeneratie (geboren tussen 1940 en 1955).
9. Raad, J.W. van der, Dit pand is gekraakt, Amsterdam, maart 1982.
10. De Roelof Keller Stichting biedt hulp en advies bij woonproblemen en is opgezet door een aantal kerkeklijke organisaties.
11. Het onderzoek geeft de volgende schattingen per buurt:
Amsterdam zonder stadsvernieuwingsgordel
Artis/Plantage 200
Grachtengordel 1500
Nieuwmarkt 800
Oostelijk Havengebied 75
Rivierenbuurt 200
Schinkel- + Vondelpark-/Concertgebouwbuurt 600
Jordaan 300
Haarlemmerbuurt 150
Watergraafsmeer 50
Overige buurten 300
Totaal 4175
Stadsvernieuwingsgordel
Dapperbuurt 250
Indische buurt 600
Kinker- en Hugo de Grootbuurt 500
Oud-Noord 230
Oosterparkbuurt 1400
De Pijp 900
Staatslieden-/Admiralenbuurt 600
Weesperzijdestrook 100
Overige buurten 150
Totaal 4730
12. Laatste Waarschuwing, 12 oktober 1981.
13. Een van de weinige andere gevallen waarin een mollie gegooid is, is in december 1980 tegen een makelaarskantoor na de ontruiming van de Grote Wetering. Kraker Jos, die toevallig in de buurt was, wordt hiervoor gearresteerd en belandt voor vier maanden in voorarrest. Uiteindelijk wordt hij vrijgesproken. In de kraakscene stond hij lange tijd bekend als 'Jos Los' vanwege de solidariteitsbetogingen die voor hem georganiseerd werden.
14. Halte Jan Luijkenstraat, Amsterdam 1983, blz 142.
15. Baschwitz Instituut voor Massapsychologie en Openbare Mening van de Universiteit van Amsterdam, Krakers en Amsterdam; meningen van krakers en Amsterdammers, Amsterdam, augustus 1982. (Het desbetreffende onderzoek is uitgevoerd in het voorjaar van 1982.)
16. Haagse Post, 21 augustus 1982.
17. de Volkskrant, 12 oktober 1982.
18. Het Parool 14 oktober 1982.
19. NRC Handelsblad, 12 oktober 1982.
20. Annegriet Wietsma in Bluf! 44, 18 november 1982.
21. Leo Adriaenssen en Theo van der Giessen in Bluf! 53, 27 januari 1983.
|