Ter herinnering aan Rob Stolk, een van de founding fathers van de Amsterdamse kraakbeweging.

Enkele passsages uit: Een voet tussen de deur - geschiedenis van de kraakbeweging 1964 -1999
Door Eric Duivenvoorden
De Arbeiderspers, 2000

Uit 'Een voet tussen de deur', hoofdstuk 1: Denken in Ruimte

Provo, dat in de zomer van 1965 voor het eerst van zich laat horen, heeft zo zijn eigen manier om de woningnood en de stadssanering in Amsterdam aan de kaak te stellen. In het zevende nummer van Provo, dat begin april 1966 verschijnt, trekt men in een zogenaamde 'Subversieve brief' van leer tegen de grootschalige plannen om de bevolking naar de buitenwijken te 'deporteren' en de binnenstad om te vormen tot een 'amorfe betonwoestijn'. Om een en ander te voorkomen dringt men aan op het 'liquideren van overheidsmisdadigers'. Een andere suggestie is het opblazen van de in aanbouw zijnde IJ-tunnel. Maar ook de slopers van de oude wijken moeten het ontgelden, want die zijn 'tot ware parasieten van de arbeiderswereld geworden en in het algemeen van de cultuur. Als jullie niet direct zover willen gaan om de slopers van de objecten af te schieten (wat het beste zou zijn) en de sloopplannen eenvoudig onmogelijk maken, dan zou je om te beginnen met pamfletten en andere middelen kunnen gaan ageren...' Kort na het uitkomen van deze 'Subversieve brief', wordt de gehele oplage van Provo 7 in beslag genomen en de redactie Rob Stolk, Hans Metz, Luud Schimmelpennink, Roel van Duijngearresteerd.

Een minder provocatief plan wordt een paar weken later gepresenteerd aan de vooravond van Koninginnedag. Het door dezelfde redactie van Provo geformeerde 'Oranje Kommittee De Parel van de Jordaan' kondigt 'Het Witte Huizenplan' aan:

Na de conferentie nemen de zogenaamde 'heemschutters' contact met de werkgroep ruimte op om na te gaan of er samengewerkt kan worden. Deze heemschutters, die zich onder andere hebben verenigd in de Bond Heemschut en de stichting Diogenes zetten zich in voor het behoud en de restauratie van de oude binnenstad in Amsterdam. In 1966 en 1967 hebben deze organisaties het thema van de sloop van de binnenstad al ruimschoots onder de aandacht van de Amsterdammers gebracht naar aanleiding van hunvergeefse Ban de Bank-campagne tegen de bouw van grote bankgebouwen aan de Vijzelstraat. De heemschutters richten zich in 1968 op de Nieuwmarkt en Bethaniënbuurt die onder meer vanwege de aanstaande bouw van de metro in hun geheel van de aardbodem dreigen te worden weggevaagd.

In het najaar van 1968 besluit voormalig provo Rob Stolk ten langen leste de vijf weken gevangenisstraf uit te zitten waartoe hij als toenmalig redacteur van Provo veroordeeld was vanwege de vermeende opruiing in de 'Subversieve brief' uit 1966. Een jaar eerder had hij bij de koningin en de minister van Justitie nog om gratie verzocht, maar hij heeft geen zin om nog langer te wachten op antwoord: 'Moeder, hiermede verzoek ik u het ontslag van de Minister van Justitie te bekrachtigen, mijn eertijds ingediend gratieverzoek niet in te willigen, en naar een betere woning voor me uit te kijken. Hoogachtend Rob Stolk.'15 Maar als hij eind van het jaar vrijkomt, is er geen betere woning. Reden te meer om zich aan te sluiten bij de groep die de bezettingsactie in de Nieuwmarktbuurt voorbereidt. Als uitvloeisel van deze bemoeienis krijgt hij begin januari 1969 via de stichting Diogenes, die zich er speciaal op richt om kunstenaars aan huisvesting te helpen in met afbraak bedreigde monumentale panden in saneringsbuurten, een keldertje ter beschikking gesteld in de Koestraat in de Bethaniënbuurt. Na Kattenburg is de Bethaniënbuurt, een klein stukje binnenstad op een steenworp afstand van de Nieuwmarktbuurt, het tweede gebied in de oostelijke binnenstad waar concrete plannen zijn voor een complete kaalslag. Samen met de eveneens voormalige provo Lou van Nimwegen begint Rob Stolk hier met een uit de nalatenschap van Provo overgebleven drukpers een drukkerijtje. Het keldertje fungeert al snel als ontmoetingsruimte en uitvalsbasis voor nieuwe acties.

Podium voor de ideeën van de groep wordt het Geïllustreerd Bethaniënnieuws. Dit buurtkrantje, dat sinds begin 1968 om de paar maanden verschijnt met behulp van gemeentesubsidie, informeert de buurtbewoners over de saneringsplannen. Al snel nemen Rob Stolk en Lou van Nimwegen het drukwerk op zich. Ook de toon wordt aangescherpt. In het nummer van maart 1969 wordt de plannenmakerij rond de saneringsbuurten sterk bekritiseerd, omdat volledig voorbij wordt gegaan aan de belange n van de zittende bewoners. De zojuist ingestelde inspraak over de saneringsplannen wordt afgedaan als volksverlakkerij. Een en ander was al niet bevorderlijk voor de continuering van de subsidie, maar de belangrijkste reden voor de gemeente om haar financiële bijdrage stop te zetten was het feit dat de krant omgevormd was tot een soort stedelijke Kraakkrant avant la lettre. Uitgebreid wordt in het Geïllustreerd Bethaniënnieuws verslag gedaan van de eerste kraakacties in de weken daarvoor.

In januari 1969 meldt zich korte tijd nadat de bakstenen bij het Woonbureau, de makelaar en de onroerendgoedmaatschappij door de ramen vlogen, in de drukkerij in de Koestraat een zopas uit Suriname geëmigreerd gezin dat om onderdak verlegen zit. Rob Stolk bezet voor het gezin een pand aan de Oudezijds Achterburgwal, midden in de penozebuurt. De politie is snel ter plaatse om ze er ogenblikkelijk weer uit te halen. Niet helemaal onterecht, want het pand is geheel gemeubileerd en de kasten zitten vol. Stolk en de zijnen hebben duidelijk het verkeerde pand opengebroken. Deze actie onder het toeziend oog van de Amsterdamse onderwereld heeft meer weg van een mislukte inbraak. Ze vormt onder meer een aanleiding om het uit de dieventaal afkomstige woord 'kraken' te gaan gebruiken voor het clandestien bezetten van huizen.16

Om in het vervolg de acties wat beter voor te kunnen bereiden en uit te dragen ontstaat het 'Koöperatief Woningburo de Kraker (doet het steeds vaker)'. Het clandestien bezetten van woningen krijgt met het ontstaan van het kraken een politiek karakter. Kraken wordt een actievorm waaromheen een aparte organisatie ontstaat. Woningburo de Kraker is niet alleen het eerste teken van een opkomende beweging, maar voor een deel van de betrokkenen ook een definitief afscheid van Provo.

In de loop van 1967 is Provo allang niet meer het spontane 'Imaazje' dat in 1965 en 1966 heel Nederland in beroering bracht. Het aanvankelijke effect is weggeëbd en de hele beweging wordt voor de betrokkenen eerder een blok aan het been dan een stimulans voor nieuwe activiteiten. De 'likwidaatsiecommissie' met Rob Stolk begint een eind te maken aan Provo. Wat na de officiële opheffing op 15 mei 1967 overblijft, is behalve een drukpers en een zetel in de gemeenteraad een hutkoffer vol met archiefstukken. Als Rob Stolk na zijn opsluiting in de gevangenis zijn activiteiten wil voortzetten met een drukkerij, probeert hij het Provo-archief te gelde te maken. Hiertoe verspreidt hij het gerucht dat er concrete belangstelling voor het archief bestaat van een Amerikaanse universiteit. De onderhandelingen met de Amsterdamse Universiteits Bibliotheek (ub) raken hierdoor in een stroomversnelling. In februari 1969 wordt het complete archief verkocht aan de ub voor fl. 13.010,00. Het geld wordt gestort op de rekening van de speciaal hiervoor in het leven geroepen stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven. Woningburo de Kraker is de eerste groep die zal profiteren van deze goed gevulde actiepot.

De tweede in het oog lopende actie van 'De Kraker' heeft meer succes. Twee weken later, op 28 februari, wordt een ander sloopblok in de Wijttenbachstraat 81-89 gekraakt. De gemeente geeft nu toe dat het nog onduidelijk is wat er voor de vijf panden in de plaats komt en vijfentwintig krakers vinden er een onderkomen.

De anonimiteit in de media heeft dan ook een andere achtergrond. 'Geen namen. Nee, dan krijgt iedereen weer zo'n indruk van een organisatie met een structuur. Die bestaat helemaal niet. Er zijn gewoon een paar jongens die op sommige punten soortgelijke ideeën hebben en die af en toe met elkaar praten. Uit die gesprekken komen dit soort acties voort. Er is niemand die nou in persoon "De Kraker" vertegenwoordigt. Daarom liever geen namen en zo,' aldus een woordvoerder in een interview na de eerste kraakactie in de Von Zesenstraat.20 Ook hier speelt de betrokkenheid van voormalige provo's bij Woningburo de Kraker een rol. De fulltime provo's waren in die jaren allemaal wereldberoemd. Door zowel de politie als de complete vaderlandse pers werden ze als leiders en woordvoerders bestempeld en voortdurend nauwlettend in de gaten gehouden. Dit brandmerk werd uiteindelijk als zeer beklemmend ervaren en was indertijd een van de redenen om Provo op te heffen. Als dan ook in Vrij Nederland Ruud Strietman en Rob Stolk als de centrale figuren van Woningburo de Kraker worden opgevoerd21, ontstaat meteen de nodige commotie onder de achterban. Er wordt tevergeefs rectificatie geëist in het volgende nummer.

Naast het 'Woningburo de Kraker (doet het steeds vaker)' is er ook het 'Woningburo De Koevoet (weet hoe het moet)'. Bij deze groep is Kim Borkent een van de actiefste krakers. Kim Borkent, die in 1967 het staartje van Provo nog meemaakte, geeft in maart 1968 als het 'Bureau Bezorgde Burgers' De Echte Metrokrant uit, een kritische parodie op de in januari door de gemeente huis-aan-huis verspreide krant waarin de plannen voor het stadsspoor in Amsterdam uit de doeken werden gedaan. Door de hele stad zal een wijdvertakt netwerk van boven‑ en ondergrondse metrolijnen aangelegd worden. Het is een typisch voorbeeld van de door de ambtenarij en politiek in die dagen nog gekoesterde wens om Amsterdam grootschalig te 'moderniseren'. Als opvolger van deze krant verschijnt half maart 1969 De Echte Stadhuiskrant, waarin de nieuw ontvouwde plannen voor een stadhuis op het toenmalige Vlooienburg en Waterlooplein op de korrel worden genomen. Op de achterpagina van de krant wordt het Buro De Koevoet gepresenteerd. Naast een kopie van Provo's Witte Huizenplan plaatste Kim Borkent twee kadertjes waaruit het bestaansrecht van Buro De Koevoet naast dat van Woningburo de Kraker moet blijken: 'Buro De Kraker voor tijdelijke woonruimte, veel publiciteit en enerverend levenBuro De Koevoet voor permanent opgeleverde woonruimte zonder tam-tam.' Nu valt het met die concurrentie tussen de twee bureaus in de praktijk wel mee. Kim Borkent is veel te vinden in de drukkerij van Rob Stolk, die hem de kneepjes van het vak bijbrengt. En omdat hij als een van de weinigen de beschikking heeft over eigen vervoer, wordt er ook wel samengewerkt. Met zijn Volkswagenbusje kunnen de voor de kraak noodzakelijke meubelen gemakkelijk over de hele stad vervoerd worden. Kim Borkent vindt wel dat er door de grootschalige en luid­ruchtige kraakacties van 'De Kraker' in de Dapperbuurt te weinig ruimte overblijft voor de wat kleinere individuele kraakacties. 'De Koevoet' kiest voor een tactiek om juist deze stille vorm van kraken, die vanaf de oorlog al wijd en zijd verbreid was, tot een succes te maken. Het blijft daarom stil rond Woningburo De Koevoet. Zo stil dat 'De Kraker' het op een gegeven moment heeft over het fictieve Woningburo De Koevoet. Maar door de toeloop die ontstaat na het succes in de Wijttenbachstraat gaat ook 'De Kraker' aan de slag om her en der in de stad mensen aan onderdak te helpen.

Veel mensen die reageren zien Woningburo de Kraker als een soort woningbemiddelingsbureau. Om deze illusie uit de wereld te helpen en om in één keer op alle reacties te kunnen reageren, komt het woningbureau eind mei 1969 met een Handleiding voor krakers. De uitgave wordt gefinancierd door de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven. Onder het motto 'Doe het zelf! Neem de oplossing van het woningprobleem in eigen hand' wordt uit de doeken gedaan wat er zoal komt kijken bij het kraken van huizen. In het verlengde van de eigen acties is de brochure voor een belangrijk deel gericht op het kraken van slooppanden.

Na het scherpe maar ludieke begin van Provo nemen krakers de strijd over. In en rond de kraakbeweging zullen in de decennia die volgen veel van de ideeën die onder andere door het toedoen van Provo opborrelden, een concrete invulling krijgen.22 De krakers doen dat door de icoon van de traditionele materiële samenleving aan te vallen: het eigendom. Wat het staken was voor de arbeiders, wordt het kraken voor jongeren. Kraken blijkt een uitstekend actiemiddel in de strijd voor individuele ontplooiingsmogelijkheden. Nadat het provotariaat de positie van het proletariaat op de hak had genomen, ontstaat op de golven van de voortgaande individualisering de kraakbeweging.

Het kraken vormt niet alleen een aanvulling op het traditionele staken, maar komt er in zekere zin voor in de plaats. De opkomst van de kraakbeweging vindt tegelijkertijd plaats met de neergang van de traditionele arbeidersstrijd. Deze aflossing van de wacht zal er in de jaren die volgen toe leiden dat de krakers en de cpn, als laatste vertegenwoordiger van deze traditie, meerdere malen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De eerste keer door 'kraakt, kraakt, kraakt' in de kraakhandleiding in de plaats te stellen van de traditionele oproep 'staakt, staakt, staakt'.

In 1969 vormen ze met deze achtergrond geen buitenbeentje in het geheel van maatschappelijke groeperingen dat zich specialiseert in buitenparlementaire acties. Na Provo is het in Nederland een tijdje relatief rustig geweest aan het actiefront. Op allerlei love-ins, teach-ins en sit-ins heeft men duidelijk wat gas teruggenomen. Maar in de loop van 1969 neemt het politieke engagement weer hand over hand toe. Niet in de laatste plaats door de opstelling van de studentenbeweging, die in mei overgaat tot de bezetting van het Amsterdamse Maagdenhuis. Vooraf worden in de kelder van Rob Stolk de breekijzers van Woningburo de Kraker geleend. Misschien is dat uiteindelijk wel de reden geweest dat Rob Stolk als enige van de 660 gearresteerden bezetters in hoger beroep wordt veroordeeld tot een geldboete van fl. 200,00. Een peulenschil voor de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven.

De bezetting van het Maagdenhuis wekt weliswaar de nodige beroering, maar betekent weinig in vergelijking met de stormachtige straatprotesten in de voorafgaande jaren in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Vergelijkbare tonelen zullen in Nederland nog tot 1980 op zich laten wachten, wanneer de grote krakersoproeren uitbreken. In 1969 zijn het onder anderen de actievoerders van Woningburo de Kraker die de studentenmeute aanzetten tot wat radicalere stellingnames.

Nadat de de panden in de Wijttenbachstraat eind oktober 1969 ontruimd zijn, verleggen de drijvende krachten achter 'De Kraker' hun activiteiten naar een geheel ander terrein. Tjebbe van Tijen en Pieter Boersma gaan aan de slag als figuranten bij de Nederlandse Comedie. Dit gezelschap heeft eind november 1969 de première van het stuk Toller van Tankred Dorst op het programma staan. Het is een stuk over de opkomst en ondergang van de Beierse radenrepubliek in 1918‑'19. Centraal staat de tegenstelling tussen de idealistische dichter Ernst Toller, die in 1919 korte tijd de revolutie aanvoert, en de eveneens in de revolutie betrokken communist Leviné. Als vanuit Berlijn de door de sociaal-democraten geleide contrarevolutie op gang komt, blijkt Toller niet tegen de revolutie te zijn opgewassen. Leviné houdt hem voor dat revoluties niet door mooie gevoelens worden gemaakt, maar door hard en hardhandig optreden. Wie bang is dat er slachtoffers vallen, moet er niet aan beginnen. Als Toller weigert deze consequenties te aanvaarden, wordt hij door de communisten opzijgeschoven. De radenrepubliek wordt uiteindelijk bloedig door de sociaal-democraten onderdrukt.

Deze op de planken van de elitaire Stadsschouwburg en door de behoudende Nederlandse Comedie gepresenteerde afrekening met de radenrepubliek is tegen het zere been van de oude kern van Woningburo de Kraker. 'Deze kultuur is onderdrukking, een zoethoudertje. In "Toller" wordt de Beierse radenrepubliek als een bevlieging van zwijmelende idealisten voorgesteld. Het laat zien dat centralisties gezag onmisbaar is, zodat de theaterslijmers gerustgesteld naar huis kunnen gaan, gesterkt in hun vooroordelen.' Tjebbe van Tijen, Pieter Boersma en Rob Stolk bedenken, in navolging van de 'Aktie Tomaat' een plan om de opvoering van het stuk niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. Allereerst tast de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven weer eens in de buidel. Er worden honderd kaartjes voor de première aangeschaft. Uitgerust met rookbommen en vuurwerk nestelt het gezelschap zich tijdens de première hoog boven in het schellinkje. Als aan het slot van de eerste scène op het toneel de leus 'De raden aan de macht!' gescandeerd wordt, lopen de figuranten Van Tijen en Boersma al zwaaiend met een rode vlag van het toneel de zaal in. De leus wordt luidkeels overgenomen en de rookbommen zetten de schouwburg in een dikke nevel. Het duurt even voordat de argeloze toeschouwers in de gaten hebben dat het hier niet gaat om een vindingrijke regie. Pas als het brandscherm voor het toneel wordt neergelaten en de pamfletten neerdwarrelen op de toeschouwers, komen de gemoederen in beweging. Er ontstaat een chaotische discussie waarin heftige verwijten tussen de zaal en het derde balkon heen en weer worden geslingerd. Bij meerderheid van stemmen wordt besloten dat de opvoering na een korte rookpauze voortgezet zal worden. Uiteindelijk moeten enkele hoofdrolspelers er zelf aan te pas komen om de oproerkraaiers de schouwburg uit te zetten.

Deze openbare verstoring lijkt een rebels uitstapje, dat alleen maar afleidt van de kraakacties, maar wat de eerste krakers van Woningburo de Kraker toen niet konden bevroeden, was dat het drama van Toller, waartegen ze zich teweerstelden, zich veel later zou herhalen. Maar dan op het toneel van de kraakbeweging zelf.

Het is nooit de ambitie geweest van Woningburo de Kraker een specifieke kraakorganisatie op poten te zetten. In zekere zin gaat het net als met de ontwikkelingen rond Provo, een paar jaar eerder. Een klein groepje brengt iets in beweging, maar binnen de kortste keren blijkt dat wat men in gang heeft gezet een eigen leven gaat leiden en onvoorziene gevolgen heeft. Zoals vermeld maken de kraakacties veel reacties los bij mensen die al jaren op zoek zijn naar een woning. Niet alleen schriftelijk wordt om hulp gevraagd, in de drukkerij van Rob Stolk en Lou van Nimwegen in de Koestraat komen geregeld mensen langs die daadwerkelijke hulp verwachten bij het kraken. Zo is er iemand die Woningburo de Kraker vraagt een telefonisch netwerk op te zetten, opdat krakers elkaar onderling kunnen ondersteunen als er tijdens of na de kraak moeilijkheden rijzen met politie of eigenaren. De kraakacties dwingen de leden van Woningburo de Kraker om op te treden als fulltime krakers en dat is bepaald niet de bedoeling van de initiatiefnemers. Hun opzet is in de eerste plaats het politiseren van het clandestien bezetten. Het antwoord van Woningburo de Kraker op alle verzoeken om hulp is kort maar krachtig: 'Doe het zelf.' De uitgave van de kraakhandleiding betekent wat Woningburo de Kraker betreft niet de verdere uitbouw van de kraakorganisatie, maar luidt juist het einde ervan in. Net als Provo moet 'De Kraker' een 'Imaazje' blijven. De groep weigert in te gaan op de eisen die het door haarzelf opgeroepen fenomeen denkt te kunnen stellen. Met de uitgave van de kraakhandleiding kan ze er een punt achter zetten en krijgt ze haar handen vrij voor nieuwe initiatieven.

De invloed van Provo op de opkomende kraakbeweging is in 1969 aan alle kanten merkbaar. Niet alleen doen veel voormalige provo's mee aan de kraakacties25, ook financieel vormt de Provo-nalatenschap een stevige basis voor allerlei activiteiten. Ook wat de ideeën betreft is er een nauwe verwantschap. Hoewel Woningburo de Kraker niet zover gaat om de 'Subversieve brief' uit Provo 7 naar de letter uit te voeren, wordt er toch daadwerkelijk iets ondernomen tegen de erin aangedragen misstanden. In die zin zijn de kraakactiviteiten van Woningburo de Kraker een logisch vervolg op Provo.

Maar de Provo-achtige wijze waarop de eerste kraakacties plaatsvinden, beperkt tegelijkertijd de verdere ontwikkeling van de in gang gezette kraakbeweging. Men krijgt te maken met concrete problemen van allerlei woningzoekenden. De 'handleiding voor krakers' is weliswaar een vondst om in één keer van al die verzoeken om hulp af te zijn, maar blijkt ook een schijnoplossing. Zonder intensieve begeleiding van een gespecialiseerde organisatie dreigt het kraken als politieke actie dood te bloeden. Voor de stap die nodig is om concreet en op grotere schaal aan die problemen gehoor te geven, deinst Woningburo de Kraker terug. De zojuist opgekomen kraakbeweging lijkt weer in te zakken. In het volgende hoofdstuk zullen we de ontwikkelingen volgen die het tij keren.


Uit 'Een voet tussen de deur' Hoofdstuk 2 : De gelukkige bezitters

Eind 1969 gaat Joop Peters verder op de weg die Woningburo de Kraker, Woningburo De Koevoet en de Commune Nieuw Nederland zijn ingeslagen. Met een eigen club, Aktie'70 genaamd, geeft hij nieuw elan aan het kraken in Amsterdam. Nadat hij in december zonder veel ophef met zijn commune een pand heeft gekraakt in de Fokke Simonszstraat, komt hij via Tabe Rienks, een buurtwerker uit Amsterdam-Noord, in contact met André Schmidt. Deze ziet wel wat in de activiteiten tegen de woningnood en stelt kantoorruimte ter beschikking aan Aktie'70. Dit kantoor bevindt zich in een pand van André Schmidt dat aanvankelijk bedoeld was voor de stichting Release. Op de zolder van Prinsengracht 462 ontstaat zo de uitvalsbasis voor de kraakacties van Aktie'70. Ze krijgen niet alleen André Schmidt erbij, die zijn roeping gevonden lijkt te hebben, maar ook de nodige materiële ondersteuning uit diens overvloedige fondsen. Eind januari treedt Aktie'70 voor het eerst in de openbaarheid. Op leegstaande panden in de binnenstad worden plakkaten aangebracht met een rotte kies erop getekend, vergezeld van de mededeling 'Ik schaam mijbewoon mij'. Onderaan staan nog het adres en telefoonnummer van het kantoor van Aktie'70 vermeld. Dat is een grote verandering in vergelijking met het anonieme postbusnummer van Woningburo de Kraker. Wilde 'De Kraker' hiermee voorkomen dat het zou uitgroeien tot een alternatief gemeentelijk distributiekantoor, Aktie'70 ontwikkelt zich wel in deze richting. Voordeel is dat belangstellenden zich veel gemakkelijker kunnen aanmelden en zich aansluiten bij de acties.

Los van deze hernieuwde activiteiten tegen de woningnood zijn op initiatief van Roel van Duijn plannen in voorbereiding om met een bundeling van buitenparlementaire groepen mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen in juni 1970. Eerder, in september '69, toen hij voor Provo in de gemeenteraad kwam, had Van Duijn Amsterdam al uitgeroepen tot 'Kabouterstad'. Deze utopie van de kleinschalige, milieu‑ en mensvriendelijke samenleving op socialistisch-anarchistische grondslag zou handen en voeten moeten krijgen door een bundeling van allerlei actiegroepen die op hun eigen manier aan deze kaboutergedachten vormgaven. Eenmaal in de gemeenteraad, zou er geïnfiltreerd kunnen worden in de gevestigde politieke partijen om de bestaande consumptiemaatschappij van binnenuit 'om te turnen'.

Begin januari wordt een aantal bekende groepen uitgenodigd om het voorstel te bespreken. Rob Stolk en Tjebbe van Tijen zijn aanwezig als vertegenwoordigers van Woningburo de Kraker. Nog afgezien van het feit dat 'De Kraker' alleen nog maar in naam bestaat, zien ze niets in het plan om met een politieke partij mee te doen aan de verkiezingen. De ideeën van 'De Kraker' zijn veel radicaler en leggen juist de nadruk op het versluierende karakter van zaken als democratie en inspraak. Op basis hiervan is samenwerking al bij voorbaat uitgesloten. Ook de Socialistische Jeugd bedankt voor de eer. Het initiatief van 'Amsterdam-Kabouterstad' leidt uiteindelijk tot de oprichting van de 'Oranjevrijstaat' op 5 februari 1970, maar zonder dat er een groep bij betrokken is die zich bezighoudt met woningnood en huisvestingsproblemen.3


Uit Een voet tussen de deur, hoofdstuk 3 Wij blijven hier wonen

In Amsterdam krijgt de kraakbeweging begin 1975 definitief vorm, als een aantal actiegroepen dat zich onafhankelijk van elkaar met woningnood en kraken bezighoudt, de koppen bij elkaar steekt. Dat tijdstip heeft alles te maken met de dreiging van grootschalige ontruimingen in de Nieuwmarktbuurt ten behoeve van de sanering en de metroaanleg. In de aanloop naar de ontruimingen is de hele Amsterdamse actiewereld maandenlang gefixeerd op het verzet van deze buurt. Het is echter niet alleen het tijdstip van de ontruimingen dat de vorming van de kraakbeweging bespoedigt, ook de ervaringen die de Amsterdamse actievoerders bij het buurtverzet in de Nieuwmarkt opdoen, blijken van cruciale betekenis. Voordat in het tweede deel van dit hoofdstuk de laatste stappen die leiden tot de definitieve vorming van de kraakbeweging beschreven worden, volgen we de ontwikkelingen in de Nieuwmarktbuurt. De organisatie die hier door de krakers wordt opgezet, zal in bijna alle opzichten model staan voor de kraakgroepen die vanaf 1975 samen de kraakbeweging gaan vormen.

Er is geen enkele buurt in Amsterdam zo geteisterd uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn gekomen als die rond de Nieuwmarkt en het Waterlooplein. De deportatie van de joodse bevolking heeft diepe sporen nagelaten. Tot ver na de oorlog herinneren de open gaten tussen de nog overeind staande huizen aan deze tragedie.

Het gemeentebestuur had zo zijn eigen opvattingen over de wederopbouw van de verpauperde buurt. In de jaren zestig krijgt de buurt te maken met vier grootschalige projecten die Amsterdam in de vaart der volkeren moeten opstoten: behalve de IJ-tunnel, die in 1968 in gebruik wordt genomen, worden er voorbereidingen getroffen voor een stadhuis op het Waterlooplein, een vierbaanssnelweg en een metro van de Bijlmer naar het Centraal Station, dwars door de buurt. In 1964 begint men ter voorbereiding van deze algehele sanering de eerste pandjes op te kopen en te slopen.

Nadat in 1968 in de gemeenteraad besloten wordt tot de aanleg van de metro, komen buurtbewoners en andere Amsterdammers die zich inzetten voor het behoud van de binnenstad in het geweer. Ze dwingen een sloopstop af tot het moment dat de sanering en de aanleg van de metro daadwerkelijk ter hand zullen worden genomen. Daarop trekken eind 1968 de eerste krakers in de verlaten en deels verkrotte woningen. De afbraakpanden die ter beschikking gesteld waren aan De Straat, blijven door de sloopstop beschikbaar voor buurtactiviteiten. En dat komt goed uit voor enkele activisten die betrokken waren bij kraakacties van Woningburo de Kraker.

Als Tjebbe van Tijen en Josien Eissens in oktober 1969 de Wijttenbachstraat moeten verlaten, kunnen ze terecht in het pand aan de Keizersstraat 2a. Via stichting De Straat krijgt ook een andere actievoerder van Woningburo de Kraker, Otto Schuurman, samen met een van de medewerkers van het Geïllustreerd Bethaniënnieuws, Hans Elzinga, een pandje toegewezen in de Dijkstraat. In de zomer van 1970 verhuist de drukkerij van Rob Stolk en Lou van Nimwegen van de Koestraat naar de Keizersstraat 2a. De voormalige krakers van Woningburo de Kraker zetten zich vanaf hun intrede in de Nieuwmarkt in voor het behoud van de buurt en vormen vanuit het organisatorische centrum aan de Keizersstraat 2a een belangrijke kern van de Aktiegroep Nieuwmarkt. Hun onder andere in de Wijttenbachstraat opgedane ervaring met het opknappen van onbewoonbaar verklaarde woningen nemen ze mee.

Behalve met radio-uitzendingen wordt ook informatie verspreid door middel van allerlei krantjes en pamfletten. Het Geïllustreerd Bethaniënnieuws fuseert in het voorjaar van 1971 met een ander buurtblaadje, Lastage, tot Nieuwsmarkt. Het is een wekelijks bulletin dat bijna een jaar lang de buurtbewoners op de hoogte houdt van de meest recente ontwikkelingen. Nieuwsmarkt is erin gespecialiseerd op slinkse wijze verkregen, niet-openbare rapporten over de voorbereidingen van de metrowerkzaamheden in de openbaarheid te gooien. Dit tot groot ongenoegen van de gemeente, want de geheime informatie wordt handenwrijvend overgenomen door de landelijke media.

Nieuwsmarkt gaat begin 1972 na een redactie-uitbreiding over in het Amsterdams Weekblad, dat bedoeld is als spreekbuis voor buurtactiegroepen in de hele stad. De namen van de tijdschriften veranderen, maar de kern van de redactie blijft hetzelfde. Het drukken wordt steeds verzorgd door Rob Stolk en Lou van Nimwegen en voor de financiering vormt de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven nog steeds een aardige buffer. Het Amsterdams Weekblad verschijnt tot de zomer van 1973. Voor de meer artistieke producten wordt een aparte drukkerij opgericht: de 'Vrije Zeefdrukker'. Hier komen tussen 1972 en 1975 tientallen verschillende affiches en illustraties onder de pers vandaan.