De stad was van onsWij gaan er niet uit!: De Groote Keijser november 1978 - februari 1980Rob: "Ik had een
woningprobleem, ik woonde in Hoofddorp op een heel klein kamertje
en een aantal vrienden van mij hadden ook een woningprobleem. We
hoorden toen van kraken, dus we dachten van 'nou, dat lijkt wel
wat voor ons'. Iemand van ons had uitgezocht dat kraken makkelijk
was: je neemt een tafel, een stoel en bed mee, gaat een huis
binnen en je woont er. Dat leek ons simpel, dus op een goede
vrijdagmiddag waren we door de stad aan het fietsen om te kijken
of we wat leeg zagen. Toen zagen we op de Singel een pand
leegstaan, fietsje neergezet, deurtje gevoeld, 't was open, dus
wij naar binnen, en we hebben het gekraakt. Er lag wel een
overall en gereedschap en er stond wel een bankje, dus misschien
was het toch niet zo leeg als we dachten. Na een kwartiertje wat
gedubt te hebben zijn we maar weer naar buiten gegaan. Hoe moest
het nu verder, het was toch moeilijker dan we dachten. Marga: "Ik kwam in de Groote Keijser terecht toen ik een jaar of negentien was. Ik was pas gaan studeren en woonde nog gewoon bij mijn ouders. Dat ging eigenlijk best wel goed, maar op een gegeven moment kwam een vriendin bij mij en die zei dat ze een pand ging kraken met een heleboel mensen en of ik geen zin had om mee te doen, want zij had dat ook nog nooit gedaan. Het leek haar wel leuk als ik ook meedeed, niet met de bedoeling daar ook te gaan wonen, maar om die gebeurtenis mee te maken. Ik was eigenlijk helemaal niet van plan om te gaan verhuizen of ergens anders te gaan wonen. Uiteindelijk heb ik het toch gedaan want het was allemaal erg spannend en grappig. Enkele dagen voor de kraak had je allemaal vergaderingen. Daar werden wij gelijk opgedeeld in woongroepen. Toen heb ik ook de rest van mijn woongroep ontmoet. Dat was heel komisch allemaal, dat waren vijf jongens uit Dordrecht en nog een figuur uit België. Dan moest je met die mensen gaan vergaderen over hoe je daar zou gaan wonen. Rob: "We hebben van te
voren een heleboel vergaderingen gehad, echt grote vergaderingen
bij het kraakspreekuur, maar ook met onze woongroep zelf. De
bedoeling was dat we allemaal ons eigen pand zouden kraken, dat
we onze eigen spullen bij elkaar zouden hebben en dat we dan met
bakfietsen en busjes van twee kanten de gracht op zouden rijden.
Een aantal mensen zouden dan de deur open maken, zodat we
allemaal ons eigen pand konden binnenstormen om het te gaan
bezetten. We hadden eigenlijk geen idee hoe het pand er van
binnen uitzag. Het konden allemaal aparte panden zijn, maar het
kon ook zo zijn dat het een grote ruimte was. Wij zijn er van uit
gegaan dat het allemaal aparte panden waren. Iedereen had z'n
eigen pandje toegewezen gekregen, dus van te voren stond al vast,
jij gaat in dat nummer en jij in dat nummer. Uiteindelijk hebben
we ons op verschillende punten verzameld, om op een bepaalde tijd
de gracht op te rijden. Na veel moeite bleek er maar één deur
open te gaan. We kwamen erachter dat al die panden met elkaar in
verbinding stonden. Toen zijn we met z'n allen door die ene deur
naar binnen gegaan. Jojo: "Nee, voorzover ik
me kan herinneren is de Groote Keijser gekraakt vanuit het
kraakspreekuur in de Grachtengordel. Ik wist dat het gekraakt zou
worden en ik herinner me dat 's morgens om 8 uur of 9 uur Joost
aan mijn bed kwam en zei van "hé, je moet mee, want we
moeten dat pand kraken'. Ik had zoiets van 'dat doe je toch zelf,
daar heb je mij toch niet voor nodig'. 'Maar hoe dan?' 'Nou, je
probeert eerst de deur te forceren en als dat niet lukt, dan sla
je een ruit in, je loopt om en maakt de deur open'. Dus ik ben
gewoon weer gaan slapen. Het ging allemaal goed, er stonden iets
van 50 mensen klaar om daar te gaan wonen en het werd gekraakt,
makkelijk zat. Rob: Door het kraakspreekuur waren we ontzettend gewezen op knokploegen. Je moest heel snel het pand barricaderen, want anders kwam er een knokploeg en werd je er uitgeslagen. Als je er eenmaal vierentwintig uur zat dan was het legaal, of legaal..., maar dan werd het wat minder heftig. Dus wij hadden in die weken daarvoor ook allemaal oude beddenspiralen verzameld. Toen we binnen kwamen was het eerste doel om de begane grond helemaal met beddenspiralen dicht te maken. Ik weet nog wel dat ik daar binnen kwam, het was groot en marmer en leeg en ontzettend onoverzichtelijk, want er liepen links trapjes naar boven, trapjes beneden. Dus ik ben op een gegeven moment met wat spiralen ergens achter in een kamer terecht gekomen. Ik ben daar met nog iemand gaan timmeren, dat geluid van die hamer op die spijkers met die spiralen staat me nog zo voor ogen, in de oren. Het was ook wel een beetje zonde, want het waren oude grachtenpanden, dus het waren van die hele mooie, geprofileerde kozijnen en daar stond ik van die drieduimers in te jassen, dat deed wel een beetje pijn. Maar ja, je was zo gefixeerd op dat dichttimmeren, want er zouden knokploegen kunnen komen, daar was je zo in opgevoed, zo gedrild, dat barricaderen dat moest gewoon, dat stond als een paal boven water." Marga: Het was zo ongelofelijk groot. Het waren zes huizen naast elkaar met drie verdiepingen. Ja je verdronk daar in dat pand. Je kwam er binnen en je begon te rennen, maar je wist ook niet precies hoe het pand in elkaar zat. Dus het binnenplaatsje werd ook gewoon dicht getimmerd. Ik herinner me dat ik er binnen kwam en mijn jas ergens neerlegde, maar het pand was zo groot, ik heb daarna uren naar die jas lopen zoeken. Ik kon ook niet zo goed timmeren. Ik liep daar maar een beetje rond. Het was ongelofelijk groot, en helemaal leeg. Het was de bedoeling dat je bedden, tafels en stoelen neerzette. Ik liep overal rond, een beetje praten en af en toe timmerde ik wat. Zo is het gegaan, die eerste uren. Rob: "Ik heb de sfeer in
de begintijd van de Keijser als ontzettend prettig ervaren. We
hadden een groep gevormd van zeg maar drie vrienden, we kenden
elkaar heel goed, en daar hadden we mensen omheen verzameld. Er
kwamen vier of vijf vreemde mensen bij, dus dat was in het begin
best wel een beetje eng hoe dat zou uitpakken. Het was heel
spannend, maar ook heel geborgen, je had toch allemaal het idee
dat je met hetzelfde bezig was. Je zat in een oud kantoorpand,
dus je moet je voorstellen dat de muren kaal waren, de
vloerbedekking was van de vloer af gehaald, lijmresten op de
vloer, je had geen keuken, je had geen echte badkamer, dat was er
allemaal niet, maar toch ondanks dat alles staat het me bij als
een ontzettend aangename tijd, echt veel lol en rare dingen. Marga: Ik weet nog goed dat we
de eerste dagen dat we daar woonden, niet naar buiten mochten
wanneer we wilden. Er moesten altijd mensen aanwezig zijn om een
eventuele knokploeg te weer te stellen. Daar werden schema's voor
gemaakt, wie binnen moest zijn en wie niet. Ik weet nog dat het
vooral 's nachts erg leuk was, want het was het meest
waarschijnlijk dat als die knokploeg zou komen dat die dan 's
nachts kwam. En dan zaten wij 's nachts allemaal op, te praten
met een biertje. Dat was allemaal heel erg spannend, niemand
kende elkaar. Heel leuk. Die knokploeg is nooit gekomen, gelukkig
maar. Rob: "We waren altijd heel erg bezig met het kort geding voor een ontruiming. Je was ontzettend fanatiek bezig om je achternaam niet bekend te maken, dat was natuurlijk een probleem want in die zes panden woonden tussen de veertig en de zestig mensen, ik heb er nooit erg goed kijk op gehad. Het was altijd zaak om geen achternamen prijs te geven. Soms kwam er wel eens post met een achternaam, panisch waren we dan. Op je eigen spullen ook, overal je achternaam doorkrassen of afplakken. Maar op een gegeven moment was er toch iemand bekend geworden. Er was een kort geding geweest en we zouden het pand moeten ontruimen. In die tijd werden er al panden ontruimd in de stad en het was altijd zo geweest dat de krakers geen geweld gebruikten. Er werd altijd een menselijke barricade gevormd en die werd dan door de politie weggesleept en het pand werd ontruimd. Maar op een gegeven moment escaleerde dat, vooral in onze ogen natuurlijk. Er was een geweldloze blokkade van mensen waar de politie met hard geweld op in sloeg. Dat heeft mij in ieder geval heel erg aangegrepen. Ik had toen het gevoel van 'dat is niet juist'. Wij staan voor een goede zaak, voor woonruimte, dat is heel legitiem en het is natuurlijk kolder dat de overheid je daar met geweld van af helpt. Gelukkig waren er binnen mijn woongroep meer mensen die dat vonden. We hadden er onderling weleens over gesproken wat we zouden doen als er een ontruiming kwam: 'wij gaan er niet uit'. Toen kwam het tot de uitspraak van de rechter: 'jullie moeten eruit'. We hebben toen een vergadering georganiseerd en daar kwam uit dat er van al die bewoners die er ooit eens gewoond hadden elf mensen overbleven. Wij stonden ervoor: 'wij gaan er niet uit'. Wat we moesten doen? We gingen er in ieder geval niet uit. Zo is het een beetje begonnen." Marga: "Op een gegeven moment zou het pand ontruimd gaan worden, omdat we een proces verloren hadden. Dat wilden we niet, we wilden er liever gewoon blijven wonen. Toen vroegen we ons af, wat moeten we nu? Wij gingen er toen nog van uit dat als een pand ontruimd moest worden, dat het ook ontruimd werd. Toen zijn we op het idee gekomen om er toch maar in te blijven zitten. Niet iedereen, er gingen een heleboel mensen weg. Het was ook wel een zware beslissing om te nemen. We waren bijna allemaal eerstejaars studenten en als je dan in zo'n bedreigd pand blijft zitten, loopt je studie in het slop. Het pand liep een beetje leeg. Er waren ook een aantal mensen die er wel in wilden blijven wonen, maar die de andere bewoners dan weer liever zagen verdwijnen. Dat waren een beetje rare lui waren, vonden wij. Die wilden niet weg. Daar is nog een knokpartij om geweest. Uiteindelijk bleven er steeds minder mensen over. Op een gegeven moment waren we nog met z'n achten geloof ik, echt heel weinig. Toen hebben wij het plan bedacht om ieder een pand te gaan verdedigen en eentje op het dak en eentje in de kelder, zo zouden we het gaan doen. Maar dat was toch niks. Eigenlijk zag het er niet gunstig uit. Rob: "Toen we besloten
hadden dat we in plaats van ons weg te laten meppen ons actief
zouden gaan verzetten, moesten we mensen mobiliseren die
hetzelfde zouden zien als wij zagen: als je lijdzaam verzet
pleegt wek je alleen maar geweld van de overheid op en dan delf
je het onderspit. Wij wilden daar gewoon tegen in gaan en niet
lijdzaam voor het pand zitten, wij gingen het pand barricaderen.
En om mensen te laten zien wat er gebeurt als je je lijdzaam
verzet, hebben we op die vergaderingen de film van de Kinkerbuurt
gedraaid, zo van: 'willen jullie dit, of geloven jullie in ons
plan'. Jojo: "Wat mij stoorde was dat toen de ontruiming dreigde er een aantal actieve mensen uit de Keijser een houding hadden van 'we kunnen het niet alleen en wat moeten we nou'. Kom nou, zo werkt dat niet. Er zijn altijd mogelijkheden om iets te ondernemen. Naast het gebruikelijke inschakelen van advocaten, kon er nog een heleboel georganiseerd worden. De bewoners gingen een ronde maken langs alle buurten, dat was een van de gevolgen van het stedelijk worden van de kraakbeweging. Een van de eerste vergaderingen waar ik bij was, was in de Nieuwmarkt, want ik woonde inmiddels in de Antoniebreestraat. We hebben toen ter plekke besloten om een affiche te maken. Ik ben toen met Joost en met Jan aan de keukentafel in onze woonkeuken een affiche gaan ontwerpen. We hebben een foto genomen van de ontruiming in 1976 van de Jan van Schaffelaar, dat was een ander kraakpand van dezelfde eigenaar - de Ogem - op de Herengracht, en zetten daar de leus boven "Ogem eist ontruiming, wij eisen ontogeming". De Ogem stond toentertijd model voor het kapitalisme op de woningmarkt, en de leus "wij eisen ontogeming" betekende dus "wij eisen afschaffing van het kapitalistische woningsysteem", van de woningproductie tot de woningdistributie. Het mooie was dat we die poster om één uur 's nachts bij de Raddraaier, de drukkerij, door de bus gegooid hebben en dat hij de volgende ochtend al klaar was, in een mooie Iris-druk van rood naar blauw. Vervolgens hebben we die poster verspreid over alle buurten. Binnen 24 uur hing de hele stad vol met vijfduizend affiches. Dat was voor mij het eerste zichtbare teken van een stedelijke kraakbeweging die efficiënt was, die zich snel kon organiseren en manifesteren." Joost: "Toen ik naar Amsterdam verhuisde ben ik gaan kraken en min of meer toevallig in de Grachtengordel terecht gekomen. De Grachtengordel was een heel klein kraakbuurtje en het pand dat ik gekraakt had was dichtbij de Groote Keijser, op de Herengracht. De Keijser was al langer gekraakt en ik raakte daar vanzelf bij betrokken toen er problemen ontstonden. Er liep een proces dat in het najaar van 1979 verloren werd in hoger beroep. Een aantal bewoners van de Groote Keijser wilden zich verzetten tegen de ontruiming. De eigenaar was OGEM, dat stond in die tijd symbool voor het grootkapitaal en de logische consequentie was dat je je daartegen verzette. De bewoners namen het initiatief, mensen uit de buurt sloten zich daarbij aan en verleenden steun. Het was in die buurt heel vanzelfsprekend dat als een pand bedreigd werd dat je elkaar hielp, als er een knokploegdreiging was bijvoorbeeld dan steunde je elkaar. Je was tenslotte buren. Daarnaast was verzet tegen grootkapitaal en huiseigenaren, tegen alles wat een bedreiging vormde voor jouw bestaan als kraker, vanzelfsprekend. Het was vrij kleinschalig, er was een kraakspreekuur, er waren niet zoveel kraakpanden, iedereen kende elkaar. Over het algemeen waren de panden vrij groot, de meeste mensen woonden in groepsverband. Ze aten samen, gingen samen naar de kroeg, bezochten de wekelijkse vergadering van de buurt, 'de Borrelgracht', en bespraken de problemen van de panden. Halverwege elke vergadering kwam er een borrel op tafel en de sfeer was altijd heel gezellig. Zelfs als er gekraakt was werd er altijd geprobeerd om met de buurt, zelfs met de politie, alles op gemoedelijke wijze te regelen en dat lukte vrij goed. Er waren wel problemen, je had een aantal panden die met knokploegen bedreigd werden en daar verzetten we ons ook hard tegen, maar over het algemeen was het een sociaal gebeuren." Jack: "Er was een massale vergadering, waarbij bewoners van allerlei buurten aanwezig waren, onder andere de Staatslieden-, Haarlemmer- en Zeeheldenbuurt. Dat waren in die tijd toch wel de hardliners die in hun eigen buurten druk bezig waren met bedreigde panden. Die hadden van te voren heel duidelijk geprobeerd een lijn uit te stippelen om bij de Groote Keijser wat meer te doen dan alleen te zeggen: 'We gaan er niet uit'. Die wilden er echt een speerpunt van maken, maar dan wel in de lijn van de bewoners, zover als mogelijk. De sfeer op die vergadering was zo dat door argumenten en emotie uiteindelijk ook de bewoners qua gevoel meeradicaliseerden en op een gegeven moment zelf tot de conclusie kwamen: 'We gaan er niet uit'. En als we er niet uitgaan, dan betekent dat automatisch dat je het pand barricadeert want anders lopen ze zo naar binnen. Maar als je dat zegt, betekent dat in feite dat er een gevecht zal plaatsvinden. Het was nog niet altijd door iedereen even goed doordacht, maar het was wel duidelijk dat het daar naartoe zou gaan. En dat was iets wat ons vóór die vergadering al heel duidelijk voor ogen stond. In die zin was het in één lijn met de bewoners, maar waar mogelijk wel enigszins gestuurd. Uiteindelijk was dat het resultaat waar wij voor kwamen." Rob: We zijn met spiralen gaan
lassen, heel provisorisch. Ik kon een klein beetje lassen en een
vriend van mij kon ook een klein beetje lassen. Dus we zijn daar
gaan lassen, we waren de hele avond bezig om één spiraal voor
het raam te lassen, maar goed. Zo is het een beetje begonnen,
heel kleinschalig, heel simpel eigenlijk. Theo: "De Groote Keijser ging spelen in de periode dat we beter georganiseerd waren, dat de structuren steeds beter in elkaar schoven. De Groote Keijser was een gespreksonderwerp in een van de stedelijke overlegsituaties van allerlei kraakgroepen uit verschillende buurten. Daarin werd door de vertegenwoordigers van de Grachtengordel aangegeven dat de situatie uit de hand ging lopen. Het proces was verloren, ook weer een situatie dat alles eraan was gedaan, we konden niet meer verder. De mensen in het pand waren gedemotiveerd geraakt: de meesten liepen uit het pand weg. Er waren geloof ik nog zo'n acht mensen over van de dertig, veertig die er gewoond hadden, acht actieve mensen. Ze zaten echt te snakken om hulp. Er was een stevige aanpak vereist. De mensen die over waren in de Keijser en de mensen die in de buurten erg actief waren, vonden dat het pand een voorbeeldfunctie moest hebben en dat op een of andere manier tegenwicht aan de ontruiming zou moeten worden geboden. De confrontatiepolitiek werd weer van stal gehaald. In het stedelijk overleg werd besloten dat men voor de confrontatie moest kiezen. De panden lagen in de Grachtengordel, dat wil zeggen groot en altijd speculatiepanden. Panden in de Grachtengordel waren niet bestemd voor mensen met lagere inkomens. Wij hebben andere ideeën. Joost: "Op een vergadering waarbij ook veel mensen uit andere buurten aanwezig waren, hebben een paar bewoners van de Keijser heel duidelijk aangegeven dat ze het niet meer zagen zitten. Iemand uit de Staatsliedenbuurt die eveneens aanwezig was heeft dat ook opgepikt. Toen ik de volgende dag de Keijser binnenstapte om verder te barricaderen stond Theo daar tot mijn grote verbazing het verkeer te regelen: 'jij gaat dit doen, jij gaat dat doen'. Dat was nogal een verandering, zeker in vergelijking met de benadering die tot dan toe vanuit de buurt had plaatsgevonden. Rob: "Het ontwikkelde zich op een gegeven moment vrij snel. Wij waren begonnen met een klein groepje en toen kwam de Staatsliedenbuurt erbij en die namen het min of meer over. Dat vonden we ook wel prettig hoor, want wij wisten het eigenlijk niet zo goed. Als bewoners participeerden we wel, maar de Staatsliedenbuurt nam de actie over. Wat mij altijd ontzettend verbaasd heeft is hoe een vlucht het heeft genomen. Hoe het in de pers gekomen is. Ik weet niet of dat zonder de hulp van de Staatsliedenbuurt zo'n vlucht had kunnen nemen. Ik weet niet of we dat zelf voor elkaar hadden kunnen krijgen. In het begin was Theo de reddende engel. Wij zaten met onze handen in ons haar, wat moet je nou met zijn elfen, zes panden verdedigen was wat hoog gegrepen. Dus wat dat betreft was ik ontzettend blij dat we zo'n duidelijke steun van buiten kregen. Er kwam ook structuur in, je moet je voorstellen dat je daar met zijn elven zit om alles wat binnen komt te gaan regelen, je bent daar helemaal niet op berekend. En toen kwam er een groepje mensen binnen die dat blijkbaar wel waren en we hebben ons daar in het begin ook zeker aan over gegeven, heerlijk dat ze dat regelen. Eigenlijk was ik altijd een beetje verbaasd over wat er om me heen gebeurde, dat ik daar onderdeel van uitmaakte, dat heeft me altijd een beetje verbaasd. Wij waren toch maar elf simpele zielen die voor elkaar wilden krijgen dat we er niet uit gingen en op een gegeven moment kwam de pers erbij, en in een later stadium waren er gigantische demonstraties voor ons, dat was heel raar." Theo: We gingen er met een paar mensen heen. Na het opnemen van de situatie ben ik in overleg getreden met een hele hoop mensen. Eerst in mijn eigen buurt. Daarna heb ik contact opgenomen met mensen uit de Indische buurt, de Pijp, Haarlemmerbuurt, en ook uit de Grachtengordel zelf. Eigenlijk was ieders conclusie toch wel van "hier moeten we tegenaan, we moeten gaan helpen". En toen is het een beetje op gang gekomen. We zijn door het pand gelopen, we hebben alle zwakke plekken, niet alleen qua barricade maar ook bijvoorbeeld bewoners, de zogenaamde bewoners die daar nog zaten, ongewenste logées, te kennen gegeven, eigenlijk overtuigd, dat ze weg moesten. Degenen die wat minder goed te overtuigen waren die hebben we een tijdslimiet gegeven en die hebben we gezegd, we komen dan terug met een grotere ploeg om jullie er gewoon uit te zetten. Dus we hebben eigenlijk het hele pand de eerste week helemaal schoongeveegd. Toen zijn we diverse barricadeploegen gaan samenstellen en materiaal gaan halen. Eigenlijk bouwden we van de grond af een geduchte organisatie op. Je had een transportploeg die van die grote stalen rijplaten haalde. We organiseerden de informatiestroom, we moesten memo's en bulletins in elkaar zetten. We hadden ook een persploeg. Eigenlijk van alles, van de hardware tot het informatieblok moest georganiseerd worden. Vooral de materiële kant, er moest heel veel geld komen om alles te financieren. Joost: Ineens had zich een heel strikte organisatie gevormd met een strakke taakverdeling en dat was een behoorlijke omschakeling. Ik was er niet zo enthousiast over, maar ik moet zeggen dat er wél erg veel gebeurde, het barricaderen werd een stuk professioneler. Dat de boel met staalplaten werd dichtgelast, daar ging power vanuit, het straalde kracht en dat had ook absoluut zijn charme. Er gebeurde in een keer iets, het werd in één keer veel groter, veel krachtiger en sterker, waardoor die Keijser ook als symbool buiten zichzelf groeide. Vanaf het moment dat de hele stad zich met de Keijser bezig hield, ontstond er een golf van actiebereidheid. Daardoor ontstonden er allerlei lijnen tussen de verschillende buurten, die rond de Grote Keijser samenkwamen. De samenwerking groeide en daardoor werd het gevoel van solidariteit veel sterker." Theo: Je kreeg een landelijke mobilisatie van allerlei krakers, dat ging vooral via de pers. Er kwam ook radio in het pand, Radio De Groote Keijser, later Radio De Vrije Keijser. Er werd campagne gevoerd onder politie en politici. Ten eerste om ze te informeren en aan jouw kant te krijgen, ten tweede om ze op zijn minst moreel te verzwakken. Er werden ook acties georganiseerd in de richting van politici die verantwoordelijk waren voor politieke beslissingen. Dat kwam ook steeds meer in zwang. We hadden ook contact met politie in het korps zelf die ons doorseinden hoe de situatie was. Er waren ook solidaire politici die ons de precieze politieke situatie doorspeelden. Allerlei commissies en ambtenaren, iedereen werd bespeeld en gevraagd. Er ontstond een enorm netwerk. Joost: "Bij de eerste ontruimingsdreiging zijn een aantal mensen aan de slag gegaan om een brochure te schrijven met achtergrondinformatie over de Groote Keijser, de positie van OGEM, het verband met handel in onroerend goed, de belangen die in de Groote Keijser staken. Die brochure is in december uitgekomen, de periode dat de Staatsliedenbuurt zich ermee ging bemoeien. Binnen een maand was er een nieuwe brochure geschreven, veel meer vanuit een visie naar de gemeente toe, het GDH en de algemene woningnoodproblematiek. Op zich was het goed dat dat er mee verbonden werd, maar de nieuwe brochure was heel anders opgesteld. Veel politieker van toon, veel meer gericht op de belangen die in de Staats speelden." Piet-Jan: "Eind 1979
woonde ik op een studentenflat op de Prinsengracht in Amsterdam.
Dat was om de hoek van het roemruchte kraakpand de Groote
Keijser. Ik had op de middelbare school boekjes gelezen over
Provo, dus ik was wel geïnteresseerd in dat soort bewegingen.
Maar ik had het idee dat we in een tijd leefden dat er niets meer
gebeurde. Via de studie kende ik een meisje en haar vriend zat
bij de krakers, echt bij de krakers. Op een gegeven moment,
november, december 1979, begon het rond de Groote Keijser
ontzettend te rommelen. Het zou ontruimd gaan worden en er werden
mensen opgeroepen om zich daar te verzamelen. Toen heb ik me met
onze hele gang van de studentenflat op de alarmlijst laten
zetten. Zo raakten we erbij betrokken. 's Ochtends om vijf uur
verzamelen in zo'n loodsachtige toestand aan de Prinsengracht,
het Buurtpand. Dat vond ik heel spectaculair allemaal. Kees: De Groote Keijser trok mensen aan van allerlei pluimage. En van alle kanten kwamen er automatisch - daar hoefden wij eigenlijk niet zo heel veel voor te doen - solidariteitsverklaringen binnen. Dat creëert een politieke macht en daar was je je wel van bewust natuurlijk. Maar wat nog veel belangrijker is, is dat je jezelf kon zijn. Je was jezelf, je woonde in je pand met je vrienden en je maakte je omgeving zo dat die iets representeerde van dat gevoel, dat vrije levensgevoel. Maar van alle kanten werd dat vrije levensgevoel bedreigd, natuurlijk door de politie en de justitie die zich beriepen op het Wetboek van Strafrecht, maar ook door de politiek en door een stoffige publieke opinie. Ik wil niet zeggen dat je je met z'n allen lekker aan het wentelen was in je zelf gekookte papje, dat niet, maar er was wel een gevoel van jezelf kunnen zijn en dat spreekt een hele hoop mensen aan en die mensen kwamen als vliegen, niet op de stront maar op de lichtjes af. Als gevolg daarvan was er een hele lange alarmlijst en naarmate die langer werd, werden we ook door de politici en de media steeds serieuzer genomen. En dat heet dan opeens politieke macht, dan wordt het hele verhaal topzwaar en dan kom je wat vaker in beeld." Henk: "Theo vroeg mij of
ik een keer een kijkje wilde nemen in de Groote Keijser, want het
was nogal lullig gebarricadeerd, alleen met beddespiralen. Er
moest iets stevigs voor want daar stap je zo door naar binnen.
Het ging om zes panden dus dat barricaderen van de Keijser was
een aardige klus. Rob: "De overheid reageerde op zo'n manier dat ik me in ieder geval sterker ging voelen als subversief element, of hoe je dat ook wilt noemen. Ze leken wel bang voor ons te zijn. Om een voorbeeld te geven: We gingen op een gegeven moment staalplaten jatten en dan reden we met een busje naar een bouwplaats waar die staalplaten lagen. De achterdeuren van het busje gingen open en dan laadden we die staalplaten in. Toen we daar mee bezig waren kwam er een surveillanceauto van de politie aan, we denken shit. Er heerste wat verwarring, maar ze stopten alleen en deden verder niets. Dus hup, die laatste staalplaat het busje in en we rijden weg. Die surveillanceauto bleef achter ons aan rijden tot we bij de Keizersgracht waren, daar stopten we, die politieauto zette z'n grote licht aan en wij gingen die plat en naar binnen sjouwen. We riepen even wat mensen van binnen om te helpen. Platen naar binnen gesjouwd, bus geparkeerd en hup de politie reed verder. Als dat gebeurt ga je toch denken van 'het mag allemaal'. Dus we gingen ook steeds meer dingen doen. Verderop waren ze met schuiten bezig om iets te lassen. We gingen op klaarlichte dag, maar nadat het werk voorbij was, gewoon met een groepje die lasapparatuur daar weghalen. Niemand die ons tegenhield en niemand die wat deed. We hoorden ook via via dat de politie min of meer de opdracht had gekregen om in een bepaalde straal rond de Keijser niet in te grijpen. Het heeft me ontzettend verbaasd dat ze er zo op reageerden. Blijkbaar waren de krachten die we toen ontwikkelden groter dan ik op dat moment besefte." Henk: Toen het busje het een
keer begeven had, zagen we op de Westermarkt een hoop zand
liggen. We begonnen daar te scheppen, maar de politie greep in en
dan kreeg je een enorme rel. Op een gegeven moment was de halve
kraakbeweging ons mee aan het helpen om die zakken te vullen.
Binnen no-time hadden we duizenden kilo's zand om de boel verder
te versterken. Kees: "De eerste keer dat ik zelf te maken kreeg met geweld, was bij de Groote Keijser. We waren de zaak aan het barricaderen en gingen zandzakken halen op de Westermarkt, waar ze de straat hadden opengebroken. Binnen de kortste keer was er politie bij, een enorme matpartij volgde, stevig maar sportief zullen we maar zeggen. Daarna liepen de krakers terug naar de Groote Keijser en de politie bleef achter op de Westermarkt. Maar op mijn de terugtocht naar de Groote Keijser kwam ik op de Keizersgracht nog een politieagent tegen. Ik holde in de richting van het pand en hij haalde uit met zijn gummiknuppel en die kreeg ik zo ongeveer tegen mijn neus aan. Toen heb ik een half uur met braakneigingen op de stoeprand gezeten, dat was mijn eerste confrontatie met geweld." Ruud: "Bij de Groote
Keijser zat ik in de binnenploeg en we zouden de achterkant met
fietsen dichtlassen. Door de uitstraling vond ik het heel
verantwoordelijk werk. Je bereikte het gehele land. Maar dat
betekende ook dat er wegloopkinderen op bezoek kwamen. Vanuit de
binnenploeg gezien vond ik het een hele prettige tijd. Ik was in
de Nieuwmarkt ook actief geweest, als bewoner toen, dus ook van
binnenuit. Ik vond het heel leuk. Je kreeg ook allerlei aparte
dingen, zo moest de hele catering geregeld worden, gewoon hele
simpele dingen. Er was ook een student die ging onderzoek doen
naar de Ogem. Die kwamen daardoor ook slecht in de publiciteit. Kees: "De Groote Keijser, dat vond ik een prachtige tijd. Wij kregen de tijd om ons ongenoegen met de hele wereld te uiten. Die hele kraakbeweging was een amalgaam van mensen met een anti-burgerlijk levensgevoel en of zich dat nou uitte in de kunst of in het theater of in het alternatieve café of hoe dan ook, het hele clubje was in die tijd bij elkaar en wij probeerden daar een politieke vertaling aan te geven. De mensen stonden daar achter, soms met de nodige moeite en soms met heel veel moeite, maar het clubje bleef bij elkaar. Marga: Ik was één van de
oorspronkelijke bewoners, en als zodanig woonde ik daar dus. Ik
had er echt voor gekozen om te blijven. Mijn taak was het om daar
te wonen. En dat probeerde ik ook zo goed mogelijk te doen.
Degenen die kwamen helpen, toch een beetje als gasten, die stelde
ik op hun gemak. Ik zette veel koffie en thee. Ik kende ook heel
veel mensen, ik wist ongeveer wie wie was, wie wat deed, ik
fungeerde een beetje als tussenpersoon, zo van 'ga jij dat met
die regelen'. Bewoner van de Groote Keijser zijn, dat gaf een
enorme status. Er waren niet zo veel bewoners, dus daar werd
ontzettend tegen op gekeken. Wij waren de harde kern. Maar dat
viel eigenlijk wel mee. Leen: ""Mijn
ervaringen in de Kinkerbuurt waren een aardige opstap om in de
kraakbeweging actief te worden, want ik moet eerlijk toegeven dat
ik zelf geen kraker was. Dat heeft later in discussies nog wel
eens een rol gespeeld. Ik huurde in de Nicolaas Beetsstraat een
huis, dus vanuit mijn emotie kon ik niet over een dreigende
ontruiming praten. In de Kinkerbuurt kwam dat natuurlijk heel
dichtbij, want het was mijn buurman die ontruimd werd. Ik voelde
dat wel sterk maar het is niet zo dat ik ooit zelf gekraakt heb
gezeten, dat ik ooit zelf de angst heb gevoeld dat je je huis
kwijt zou kunnen raken. Ik heb er altijd vanuit een relatief luxe
positie naar kunnen kijken. Als er een ontruiming geweest was dan
kon ik naar huis gaan en lekker in een stoel achterover zitten. Paulien: "De Groote Keijser was ook weer zo'n stedelijke actiekraak en daar deden we altijd aan mee. We waren een soort actievee. Ik had inmiddels al een beetje afstand genomen van de kraakbeweging. Ik was met andere dingen bezig, ik was meer aan het reizen, maar ik wou wel meedoen. Ik vond het een belangrijke kraak, want het was een enorme rij panden en in zo'n dure wijk, daar moest gewoon huisvesting in komen, dat mocht niet als speculatieobject gebruikt worden. Daarom wou ik me wel inzetten. Pietje: "Met de Groote Keijser was met name de verharding die optrad opvallend. Voor mijn gevoel was het zo van de gemeenteraad moest, de politiek moest gewoon nu beslissingen nemen: of die speculatie door laten gaan of de andere lijn, de kant van overleg. Ze moesten inzien dat er gewoon qua jongerenhuisvesting wat moest gebeuren. Die stad die ging kapot. Kees: Ik was er niet op uit om grote panden te laten aankopen, dat was niet waar ik destijds mee bezig was. Ik was erop uit om een Freiraum te creëren waar ik mezelf kon zijn en waar ik zelfstandig een vorm kon geven aan mijn leven zonder de bemoeienis van autoriteiten, justitiële, politieke of wat voor autoriteiten dan ook. Harri: "Als vorm van
verzet was het belangrijk dat grote panden waarmee gespeculeerd
werd, gekraakt werden. Maar daarnaast was het heel belangrijk dat
je plekken had in de stad waar jongeren bij elkaar kwamen en waar
ze dingen konden doen die ze graag wilden, dat ze ruimtes
creëerden, waar ze uit konden vreten wat ze wilden. Het kraken
was dus ook een heel belangrijk sociaal gebeuren. Je had niet
alleen maar een huis en daarmee uit. Paulien: "In het begin was het wel gezellig in de Groote Keijser ja, totdat het steeds meer werd dichtgelast. In het begin ging ik er misschien een keer per dag langs, ik zat daar echt niet de hele tijd. Er waren mensen uit andere steden, die woonden daar wel echt, de bezettingsploeg, maar ik kwam gewoon kijken of het allemaal goed ging en dan ging ik gewoon weer naar m'n eigen huis. Totdat de ontruimingsdatum dichter bij kwam, toen kwam ik er wat vaker, maar ik heb er nooit geslapen." Ruud: "De sfeer in de
Keijser in die tijd was heel positief. Zeker als je het
vergelijkt met deze tijd, die is helemaal verschrikkelijk.
Toentertijd werkte ik ook in kraakcafé "De Vergulde
Koevoet". We hadden dus een financiële basis om zoiets aan
te pakken. Door de publiciteit kregen we solidariteitsbetuigingen
uit het hele land. Van een groep jongeren uit Zeeland, van
Gramschap, kregen we een brok stuf, dat daar was aangespoeld. Joost: ""Op een keer zat ik met een medebewoner in het café op de hoek zat toen we ineens sirenes hoorden. Wij gingen kijken waar er brand was en toen bleken er zes brandweerauto's voor de deur van de keijser te staan, één met uitgeschoven ladder. Uit een raampje op 1-hoog kwam een rookpluim. Dat was de munitiekamer, daar lagen rookbommen die ondertussen al een aantal maanden op actie wachtten. Als die te lang lagen konden ze vanzelf afgaan. Wij zeiden tegen de brandweer: je kan wel met die ladder naar boven maar er zitten staalplaten voor gelast, dus dat heeft weinig zin. Het was een slappe tijd en op dat moment bleek er niemand thuis te zijn, dus wij deden de deur voor ze open en dachten 'we wijzen ze wel even de weg'. Het hele pand stond van binnen vol met witte rook en halverwege de trap viel ik flauw. De brandweermannen hadden zuurstofmaskers op en hebben me naar buiten moeten dragen. Na een tijdje kwamen die brandweermannen naar beneden met een dienblad vol half uitgebrande rookbommen en eentje zegt heel trots: 'kijk eens even hier, uit een echte munitiekamer, dit gaat naar het brandweermuseum!'. Ondertussen waren er rechercheurs bijgekomen die de rookbommen in beslag wilden nemen als bewijsmateriaal, waarop die brandweermannen elkaar veelbetekenend aankeken. Vervolgens zei een van hen 'ho, deze branden nog' en gooide ze de gracht in." Theo: Wij zagen wel mogelijkheden in dat pand. Een geduchte verdediging zou kunnen leiden tot heel veel spektakel in positieve zin. Er zou weer een duidelijk beeld geschapen worden van de woningnood. Van woningnood voor weinig vermogende mensen, niet voor de rijken. Stukjes potentieel woongebied werden gereserveerd voor mensen met geld. We hadden te maken met speculanten als de OGEM en nog een hele hoop kleine en grotere speculanten eromheen. We hebben te maken met een voorbeeldfunctie van dat gebied. Heel veel panden zaten in dezelfde situatie. De bereidwilligheid van heel veel mensen om daarvoor te strijden was aanwezig, dus het was eigenlijk een perfecte situatie. Ook door het gerommel in de OGEM. Er waren bij de OGEM nog ex-ministers en ministers betrokken, dus je kon eigenlijk half politiek Nederland bij de nek nemen. De situatie was eigenlijk ideaal. Kees: "Daar heb ik ook altijd hele mooie dromen over gehad. Ik denk dat er een grote volksoploop was geweest ervan uitgaande dat tenminste de helft van de mensen die destijds op de alarmlijst stonden, ook daadwerkelijk zouden zijn komen opdagen. Dan stond daar toch een groot gedeelte van de Amsterdamse gemeenteraad, mensen van de PSP, van het Gewest Noord-Holland en andere afdelingen van de PvdA, die zich vrijwillig op de alarmlijst hadden geplaatst. Dan was er in ieder geval een politiek onmogelijke situatie voor de burgemeester ontstaan. Er waren ook andere groeperingen, mensen van de vakbond, huurstakers, woonbootbewoners die zich met de zaak zouden zijn gaan bemoeien. Met andere woorden dan had er een manifestatie van collectief ongenoegen plaatsgevonden. Dan is het verder aan de fantasie wat je je daarbij voorstelt." Harri: "Je dacht niet
meer in termen van revolutie, je had ook niet meer dat idee dat
je allerlei mensen moest overtuigen van je gelijk, dat je ze dan
aan jouw kant kon trekken. Waar het veel meer om ging was dat je
dingen beleefde zoals jij die wilde meemaken en dat je een ruimte
maakte waarin je dat kon. Dat was eigenlijk veel belangrijker
geworden. Gusta: "Wij wilden dat de Groote Keijser niet ontruimd werd. Dat was het enige doel, en we wilden laten zien dat we ons niet zomaar, dat je niet zomaar op je kop getimmerd kon worden, wat wel gebeurd was. Dus al die mensen kwamen samen omdat je nou eenmaal met z'n allen een beetje sterker bent. We gingen zelfs in de aanval of in ieder geval plannen maken dat, als ze kwamen, de stad op z'n kop zou gaan, dat straten open gingen. Zoiets was nog nooit gebeurd. Ik denk dat het initiatief van een paar mensen kwam, maar daar kwam heel veel respons op. Heel veel mensen hadden zoiets hadden van: 'Oké dit is het, nu gaan we het doen'. We hadden de stad in buurten verdeeld. Als er ontruiming zou komen, wist iedereen wat er gedaan moest worden, die zou de Runstraat doen, daar zou de brug open gaan door die buurt en daar zou die buurt een barricade opwerpen. Dat was toen nog nieuw, nu is dat allemaal al gebeurd. Het was de eerste keer dat mensen dachten bij een ontruiming van 'wij gaan niet toekijken, wij gaan iets doen. Die manier van je gaan verdedigen dat was nieuw en het kostte heel veel tijd om dat voor te bereiden. Pietje: "Wij moesten gewoon voor mijn gevoel, voor de groep waarin ik meedacht, harder optreden. Ze liepen over ons heen. Er werd geen rekening met ons gehouden. We mochten spelen, we mochten iedere dag een pandje kraken, maar het mocht niet te serieus worden. Nou die Keijser, dat werd echt serieus, daar werd het hard tegen hard gespeeld." Theo: "Je had een instroom van een hele hoop verschillende mensen die mee wilden helpen; je kreeg dus ook een hele hoop verschillende ideeën. Maar je had zeer zeker een grote groep dit keer met diverse leerscholen van acties uit het verleden, zoals de Kinkerbuurt, en die kwamen met het idee van 'we gaan nu door tot het uiterste'. Voor sommigen gold het uiterste als absolute uiterste, helemaal niet meer rekening willen houden met arrestatie, gewond raken, of zelfs erger. Voor de confrontatie, voor de strijd wilde men dat doen wat nodig was, tot men gestrekt ging, of gevangen of gearresteerd zou worden. We hadden nu wel allerlei middelen nodig: lichtkogels, molotovcocktails, de barricades waren ook subliem, het pand was bijna geheel letterlijk dichtgelast, bijna een stalen koepel bij wijze van spreken. Op het dak stonden enorm veel middelen, men wilde ontzettend ver gaan. Alleen "we" dat varieerde nogal. Je had een groep die een confrontatie à la Kinkerbuurt wilde en een groep die gewoon alle middelen wilde inzetten. De kunst was het om ze met diplomatiek gependel allemaal bij elkaar te houden. Maar er werd wel duidelijk gezegd wat de confrontatie in kon houden. Hoewel niet iedereen zich realiseerde wat dat betekende." Rob: "Het groepje mensen waar ik mee was, we wilden niet hebben dat het een beweging was, wij waren individuen die toevallig voor hetzelfde stonden. Wij waren geen beweging met een politieke achtergrond, wij deden het uit een soort rechtvaardigsheidgevoel, daarom kwamen we toevallig bij elkaar. Je hebt allemaal het gevoel dat je voor iets rechtvaardigs strijdt en dat doe je ook met elkaar. Voor de rest geen moeilijke politieke ideeën er achter." Joost:" D'r gebeurden zoveel dingen en er waren zoveel mensen uit zoveel verschillende buurten bij betrokken dat het overzicht verloren ging. Waarom bepaalde dingen zo gebeurden als ze deden en wie dat dan bedacht had werd steeds minder duidelijk. Daarnaast waren er ook veel activiteiten die niet binnen de Keijser zelf plaatsvonden. Ikzelf was bijvoorbeeld bezig met het organiseren van posten bij politiebureaus, zodat niet opeens de ME voor de deur zou staan. Bij het hoofdbureau van politie en de ME-kazernes werd 24 uur per dag gepost. Mensen in kamertjes of auto's hielden de boel in de gaten voor het geval er opeens bedrijvigheid waar te nemen zou zijn. Zodoende zou de politie ons niet kunnen verrassen. Ik ben niet in de binnenploeg gaan zitten omdat die zeer strak georganiseerd werd, dat had een militaristisch karakter waar ik mij niet in kon vinden. Het idee je in een pand op te sluiten en te wachten totdat je eruit gehaald wordt zonder precies te weten wat er gaat gebeuren, staat me sowieso niet aan. Maar zeker ook die strakke organisatie, dat paste niet bij mij, daarom hield ik mij meer met de buitenploeg bezig. Het was duidelijk dat Theo bepaalde wat er zou gebeuren tijdens een ontruiming. Er waren wel vergaderingen over de te volgen lijn maar Theo was niet zo'n prater. Hij was een doener met een flinke vinger in de pap. Hij kwam naar de Keijser alsof het zijn werk betrof. 's Morgens kwam hij binnen, regelde van alles, 's avonds ging ie weer naar huis. Dat stond in schril contrast met de mensen die daar woonden of de permanente bezettingsploeg vormden. Die zaten 24 uur per dag tussen de staalplaten en hielden er een andere levensstijl op na." Gusta: "Het was heel
spannend om de hele nacht in een autootje bij het politiebureau
te posten om te zien of de ME-bussen in gereedheid werden
gebracht. Het was heel koud, maar dat gaf allemaal niks. We
moesten melden als er grote activiteit was, want dan zou de
ontruiming komen. Uiteindelijk bleek dat er altijd lang van te
voren weet ik veel hoeveel wagens bij ontruimingen uit andere
steden kwamen, maar dat wist ik toen nog niet. Paulien: Ik kreeg een prachtige taak. Theo dacht dat ik de leiding van de dakploeg wel aankon, achter, op de binnendaken. Die moest ik dan met de mijnen bewaken, dan moest ik leiding geven: 'Verdedigen aan de achterkant', 'meer stenen naar de zijkant'. Of hoe de vluchtroute liep en dan moest ik op het juiste moment zeggen: 'En nu moeten we eruit!'. Ik weet het eigenlijk niet, ik heb het nooit gedaan uiteindelijk. Jack: "De Keijser was een
heel groot pand, het was een gigantische organisatie om dat te
barricaderen. Je kreeg niet alleen een barricadeploeg, maar ook
een fourageploeg en allerlei andere ploegen om het zaakje te
regelen. Als er een ontruimingsdatum bekend was, moest er ook een
bezettingsploeg komen, zodat je zeker voor het moment suprème
voldoende mensen had. We hadden een tactische verdeling gemaakt.
Een dakploeg en een grondploeg zouden verschillende delen van het
pand onder hun hoede nemen, zowel bij het barricaderen als om het
tijdens het gevecht te verdedigen. Ruud: Het werd een beetje een
bewapeningswedloop. Op het dak, het had een heel mooi, hoe noem
je dat, waar Amsterdam zo beroemd om is, enfin zo'n hele mooie
voorkant met twee grote puntige daken. Wat we gedaan hebben, is
dat we achter die voorkant op die puntdaken de pannen, de latten,
alles hebben weggehaald. Hierdoor kon je al lopende op het dak
alles zien wat er beneden gebeurde. Kees: "Het eeuwige verwijt van geweld. Het geweld werd in eerste instantie aangewend door de overheid, die met alle kracht en alle middelen de krakers bestreed met een beroep op het Wetboek van Strafrecht en de rechtsstaat en dergelijke. Wij reageerden daarop met 'Jullie rechtsstaat is de onze niet'. Het is natuurlijk zo dat er in de Groote Keijser een munitiekamer was met brandblusapparaten die door een of andere student chemie een beetje verbouwd waren. We hadden aardappelen met rotjes erin. We lieten de pers in de munitiekamer om te laten zien dat we onszelf serieus namen. Het is natuurlijk heel prettig als je het gevoel hebt dat jezelf kunt zijn, daar hoef je je toch niet voor te schamen, en dat kan je laten zien ook. Dat heeft niets te maken met het laten zien dat je desnoods bereid bent tot het bittere einde door te strijden, we lieten zien van 'kijk, wat jullie doen is tot daaraan toe, maar wij nemen onszelf wel serieus'. En dan zie je dat daar ontzettend de nadruk op wordt gelegd. Desondanks krijgt de pers met dat geweldsverwijt, zeker in de periode rond de Groote Keijser, geen grip op die kraakbeweging. Die kraakbeweging blijft echt zichzelf en kan heel rustig zeggen: 'jullie hebben het zo begaaid, we zitten met een sociaal-democratische burgemeester, die de zaak de laatste tien, twintig jaar zo heeft laten versloffen'. We hadden een waslijst van misstanden waar we ons op konden beroepen en dat was kennelijk toch overtuigender dan dat eeuwige gezeur over het vermeende geweld, dat ook maar steeds niet kwam. Het enige geweld tot dan toe was het geweld van die Kinkerbuurt geweest waar de krakers behoorlijke klappen hebben gekregen. Daarom vond ik het ook een zwaktebod als mensen daarmee kwamen. Er was binnen de beweging wel discussie over, hoe ver willen we gaan, maar het was geen groot onderwerp. Het belangrijkste onderwerp in die periode was 'komen er wel genoeg vrouwen aan het woord en komen er wel genoeg mensen uit de verschillende buurten over het voetlicht van de diverse media'. Dat werd dan met de nodige ruzies en met de nodige liters bier na verloop van tijd altijd weer opgelost. Jack: Van lieverlede, dan
praat je toch over weken, radicaliseerden niet alleen wij maar
alle mensen in het pand. Op vergaderingen en in informele
gesprekjes had je het continu met elkaar over de aanval die zou
komen. Door de steun die van buiten kwam, niet alleen uit
Amsterdam maar ook uit de rest van het land, was het duidelijk
dat dit pand gezien werd als symbool, niet alleen door wat wij
ervan maakten maar de mensen voelden dat ook echt zo. Daardoor
mochten en konden wat ons betreft de middelen steeds zwaarder
worden. We moesten natuurlijk wel zorgen dat we de buurten
eromheen mee lieten delen in onze radicalisering. Wij zaten elke
dag in het pand met die dreiging, elke nacht konden ze weer
binnenvallen, elke ochtend vroeg. Als je dan geen contact
onderhoudt met andere buurten gaat dat een eigen leven leiden. Marga: "Als er ontruiming
zou komen, dan zat ik in de binnenploeg en zou ik de EHBO doen.
Ik had toen zo'n wit dingetje gemaakt met zo'n kruisje erop, en
ik had nog wel ergens een paar pleisters. Ik was daar ook de
aangewezen persoon voor, want ik had als meisje ooit mijn
EHBO-diploma gehaald. Ik zou er op af gaan als mensen in elkaar
gerost werden, met mijn pleisters. Zo had ik mij dat voorgesteld. Theo: "Als je confrontatie aangaat, moet je, vind ik, gaan tot het uiterste, je moet niet bluffen. Als er een ijskast op het dak staat, moet ie ook van het dak af, als dat nodig is. Alles moest eraan gedaan worden om die ontruiming uit te stellen of zelfs tegen te houden." Paulien: "Ik ben eruit
gestapt voordat de grote actie zelf kwam, ik vond het veel te
heet worden in de Keijser. Ik vond het al niet zo leuk dat toen
ik er de eerste keer kwam het hele pand onder water stond. Zo'n
mooi pand, hoe dat kapot was gemaakt, dat ging me eigenlijk wat
te ver. Al op de eerste dag van de kraak werd gewoon de zaag
gezet in de mooie ronde deuren om ze als barricade te gebruiken. Theo: "Het is ontzettend moeilijk om een actie naar ieders tevredenheid te laten verlopen. Het inzicht is zo verschillend. Iemand die heel erg bang is die wil absoluut dat de hele geweldssituatie onder controle is en helemaal voorspelbaar; dat is een onmogelijke eis. Zo'n iemand moet begeleid worden op een of andere manier door een ervaren activist, of kiezen weg te gaan, maar het is volstrekt onmogelijk om dat allemaal keurig te organiseren. Je houdt toch conflicten. Daar moet je ook rekening mee houden, met interne conflicten. Wordt het te erg, dan zul je toch wat mensen buiten de deur moeten zetten. Dat is toen ook wel gebeurd. Je kreeg allerlei rare situaties. Mensen wilden ons ondersteunen met hasjiesj, je kreeg hele rare vormen van solidariteit, hebben we ook buiten de deur moeten houden en weg moeten doen. Een deel van de solidariteit was dus ook niet te gebruiken, was niet goed voor de actie." Leen: "We werden serieus genomen, we werden als pand serieus genomen. Ik heb nog nooit zoveel publiciteit rond een pand meegemaakt als rond de Groote Keijser, iedere dag was er wel een krant of een televisiezender die er aandacht aan besteedde. We hadden in de Groote Keijser een vrij grote publiciteitsgroep, ik zie ons daar nog zitten, met zijn tienen, vijftienen praten over hoe we Brandpunt moesten benaderen, of we die-en-die ploeg wel binnen zouden laten, wat hun bedoelingen waren, we hadden zoveel aandacht dat we bijna konden kiezen uit wie wel en wie niet." Jack: 'Revolutie is een groot
woord, maar het was wel duidelijk dat dit voor het eerst was in
de Hollandse geschiedenis van deze eeuw dat er mensen voor het
verdedigen van hun belangen, voor één pand, zover wilden gaan
dat men daarvoor wilde sneuvelen. Niet omdat men dat nou zo graag
wilde maar omdat men vond dat het recht dat men wilde behalen het
inderdaad waard was. Gusta: "Wij riepen altijd
"wij hebben geen leider", want er was niet één
mening, er waren duizenden meningen, maar dat was geen probleem.
Iedereen deed een beetje waar hij zin in had, er was eigenlijk
maar een heel klein groepje bezig met een politieke strategie.
Het was een groep mensen die macht wilden of die de kraakbeweging
zagen als een middel om macht te hebben. Dat wilden wij ook wel,
want iedereen wilde wel een beetje meer macht, maar dat deed je
al op de manier waarop je woonde en de manier waarop je je leven
organiseerde en waarom je gestopt was met je studie. Ik wilde
heel graag dingen doen, ik had het gevoel dat ik twintig jaar
onderwijs had gevolgd en dat het wel even welletjes was, ik had
schoon genoeg van die boeken. Ik ging iedere maandag op de
Noordermarkt staan, broeken maken, en ik ging fotograferen, ik
ging stucen en timmeren. Paulien: "De
vergaderingen in de Groote Keijser waren minstens net zo ellendig
als de stedelijke overleggen, maar hier zat meer druk achter. Het
waren altijd degenen met de grootste mond die aan het woord
waren, en er waren zoveel argumenten, en je moest zo goed van
alles op de hoogte zijn, dat ik me meestal niet eens aan de
vergaderingen waagde. Ik ging weleens luisteren maar ook dat
eigenlijk liever niet. Theo: "Omdat je met een
enorm verschil in ervaring zat, kon je moeilijk altijd alles
eerlijk tegen iedereen vertellen. Veel informatie was sowieso
niet geschikt om aan iedereen te vertellen. Vaak konden mensen
hun mond niet houden. Er waren genoeg mensen, ook betrouwbare
activisten, die dronken raakten in een café, om maar een
voorbeeld te noemen, of die in spannende situaties buiten zinnen
raakten van angst en die kon je niet exact op de hoogte brengen
want dan werden er hele acties verstoord. Dus die eerlijkheid zat
er niet altijd in, maar je probeerde dat met een diplomatieke
sfeer en in een zo goed mogelijke overlegsituatie op te lossen. Ruud: De beslissingen in de Keijser werden massaal genomen. Er was altijd een binnenploeg van 20, 30 mensen binnen. Daar werden dingen doorgesproken en dan werd er besloten. De meeste beslissingen over wat er binnen moest gebeuren werden dus gezamenlijk genomen. We wilden echter bij het uitzetten van de grote lijnen ook betrokken worden. Daar is wel eens een communicatieprobleem ontstaan. Verder vond ik het intern prima gaan. Uit alle buurten kwamen mensen die wilden ondersteunen. Voor een paar nachten en dan weer weg, maar dat kon ook geregeld worden. Theo heeft er voor gezorgd dat een grote groep mensen zich met de Keijser verbond en op wat voor manier dan ook meehielp. Er was zoveel te doen. Kees: "Ik kwam een keer
terug van weg geweest en in het café om de hoek van de Groote
Keijser, café Piepel, was de verzamelde pers zoals gebruikelijk
aanwezig. Er was inmiddels een pamflet uitgedeeld waarin namens
de krakers van de Groote Keijser gezegd werd dat het aanbod van
de gemeente om het hele zaakje op te kopen, geaccepteerd werd.
Toen ben ik op een stoel geklommen en heb gezegd: 'Dit geldt
niet, ik kom over een kwartier met een nieuwe verklaring'. Daar
stond heel simpel in dat wij vonden dat de gemeente de hele zaak
maar moest onteigenen volgens de Woningwet van 1946 of zoiets. 's
Avonds kwamen we met zijn twee-, driehonderden bij elkaar en dan
werd er eens flink door elkaar heen geschreeuwd. De ene club die
zei van: 'Ik wil dat de zaak onteigend wordt', en de andere club
zei: 'Het is toch een mooi succes als het hele zaakje wordt
aangekocht'. Tussen die twee uitersten door kwam als een deus ex
machina het vorderen uit de lucht vallen. Op die manier werd de
hele Groote keijser als baken van de tegenbeweging in die periode
nog een paar maanden een langer leven gegund. Jack: Met Theo, Kees en nog
een aantal anderen die fulltime in De Keizer bezig waren, had ik
dagelijks contact. Dan werd de lijn besproken. Ik was zelf vrij
jong en kon niet altijd bevroeden hoe het moest gaan lopen, maar
ik zat er in ieder geval bij om ervan te leren, want ik was zeer
leergierig. Het was een heel spannende tijd en alles was nieuw of
leek verder te gaan dan ooit daarvoor. Het was allemaal vrij
strak georganiseerd en het contact en de samenwerking was zeer
intensief, echt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was je
aan het plannen, aan het werken, aan het barricaderen ook, je
werkte aan het contact met buurtbewoners, aan het contact met de
media. Er was inmiddels een eigen radio in het pand die dagelijks
uitzond om mensen op te roepen tot solidariteit. Er werd heel
hecht samengewerkt. Joost: "Theo was iemand die veel voor elkaar kreeg en op momenten dat het nodig was klaarstond, iemand die een soort zekerheid uitstraalde. Ik kan me herinneren dat er tijdens rellen vaak een hoop stillen waren, als je dan toevallig naast Theo stond gaf dat een zeker gevoel. Je kon er van op aan dat ie geen stap terug deed, eerder een stap vooruit. Hij had zeker aanzien, hij werkte ook hard. In het persoonlijk contact zat er echter een steekje bij hem los, mensen als individuen telden niet. Hij zag mensen meer als soldaten, dat gevoel heeft ie bij mij tenminste altijd opgeroepen. Jack heeft nooit een grote rol gespeeld in de Keijser. Hij liep altijd als een soort luitenantje achter Theo aan. Ikzelf en de meeste mensen waar ik mee optrok hebben Jack nooit serieus genomen in die periode." Kees: "Theo had een iets hoger tempo dan ik en dat was eigenlijk vooral te merken als we onszelf moesten verplaatsen. We woonden in de Staatsliedenbuurt, dat ligt ongeveer een kilometer of drie, vier van de Groote Keijser. Als er een of ander akkefietje was, bijna altijd volstrekt onbelangrijk, dan reageerde met name Theo alsof de stad in brand stond en het nu allemaal moest gebeuren. Ik ging dan met de fiets en hij ging op de brommer. Hij was er altijd veel eerder dan ik. Maar er is één keer een situatie geweest dat mijn fiets kapot was, en toen ben ik bij hem achter op die brommer naar de Groote Keijser gegaan, met ware doodsverachting dwars door het verkeer heen. Er lag een pak sneeuw van heb ik jou daar. Uiteindelijk met de haven in zicht moesten we op de Rozengracht rechtsaf naar de Groote Keijser en daar gingen we met zijn tweeën, toen lagen we in een pak sneeuw van een halve meter, dat vond ik prachtig." Jojo: "Het moment dat de
strijd rond de Groote Keijser veranderde, was toen de rol van de
gemeente in het spel kwam. De leus "Wij eisen
ontogeming" werd omgezet in de politieke eis naar de
gemeente toe dat die het pand zouden vorderen en geschikt zouden
maken voor jongerenhuisvesting. De krakers waren jongeren
geworden en het kraken werd huisvesting. Het werd toegespitst op
een politieke strijdvraag naar de gemeente toe. Daarvoor moest
het pand intern gecoördineerd en op orde gebracht worden,
oftewel de mensen die daar een beetje vaag rondhingen, moesten
aan het werk worden gezet. De stedelijke beweging die er ontstaan
was, werd in de vorm van vergaderingen bewerkt. Er werden
voorstellen gedaan waar nooit over gestemd werd maar waar op een
gegeven moment iemand zei, bijvoorbeeld Theo van der Giessen: 'We
zijn het er allemaal over eens dat we het zus en zo gaan doen'. Theo: "We wilden niet ten koste van alles ontruiming voorkomen. Je kan zelfs gebaat zijn bij een ontruiming omdat die confrontatie dan plaats vindt. Eén van de strategieën, tactieken die je ook moet hanteren binnen een confrontatiepolitiek is dat je eisen niet haalbaar mogen zijn, dat is een tactisch gegeven. Kees: "De teleurstelling voor mij bestond erin dat de Keijser niet ontruimd is. Er waren een paar momenten in die periode dat we in de Groote Keijser zaten, dat het dreigde te gebeuren, maar na twee, drie keer, barstte de bom. Polak was 's ochtends al heel vroeg voor de radio te horen met het verhaal van 'We ontruimen definitief niet vanwege gevaar voor mensenlevens aan de kant van de politie en aan de kant van de krakers'. Toen viel voor mij het doek. Het initiatief werd overgenomen door het stadhuis en de politieke slagkracht van de hele beweging nam vanaf dat moment af. En daar had ik nogal wat zinnen op gezet, ik was daar heel erg mee bezig geweest. Ik was zeer teleurgesteld en ik had er niet veel goede hoop op dat we dat momentum binnen een afzienbare periode nog een keer zouden kunnen terugkrijgen. Het politieke initiatief, het actie-initiatief was ons ontnomen, je kan ook zeggen hebben we ons voor een groot gedeelte laten ontnemen door de politici." Theo: "Het pand moest sowieso zolang mogelijk behouden blijven voor de achterliggende doelen. We wilden eigenlijk gaan beginnen met een enorme campagne om duidelijk te maken waarom de woningnood in stand gehouden werd. We vonden jongerenhuisvesting eigenlijk maar een bijkomstigheid. Iedere woningzoekende moest erkend worden als woningzoekende en volgens de grondwet, volgens de wet een woning krijgen. Hoe de machthebbers dat oplosten moesten zij maar weten, het moest à la minute moest dat gewoon. Voor de rest zaten er ook andere motieven achter: wat ons betreft kon het hele politieke bestel op de helling." Jojo: "Een beweging is
voor mij iets dat heel veelvuldig is en dat vele kanten uit mag
gaan en dat je niet in een kader moet dwingen met maar één
lijn, één organisatievorm en waar nog maar één doel voorop
staat. Dan sluit je teveel uit. Theo: "In het begin hadden we vrede met een flinke confrontatie waarbij duidelijk werd wat wij uitdroegen, wat er aan de hand was, wat de overheden wilden en hoe speculanten hun gang konden gaan. Later werd het steeds meer van dit pand kunnen we gaan behouden. Dat betekende nieuwe strategieën, we kregen steeds meer bondgenoten. Je kreeg ook allerlei rechtskundige aspecten erbij. Je kon panden aankopen bijvoorbeeld, vorderen kwam ook heel sterk op. Die mogelijkheden had men. Wij konden aantonen dat bij de overheid de wil niet aanwezig was ondanks het feit dat er mogelijkheden zat waren. Ze werden steeds meer in het nauw gedreven. Zelfs de Rechtswinkel en allerlei andere rechtsorganisaties stelden zich achter het idee op dat er gevorderd kon worden. Maar er was ook al vijf jaar lang over HAT-eenheden (huisvesting voor alleenstaanden- en twee-persoonshuishoudens) voor de jongeren gesproken, zonder dat er ooit een pand opgeleverd was. We konden aantonen dat in feite voor al die groepen geen ruk gedaan werd. Bij een hele hoop andere panden in het land deed zich precies dezelfde situatie voor. Die begonnen spandoeken op te hangen, van Rotterdam tot Groningen en Limburg: 'de Groote Keijser is overal'. Dat werd ook ons motto, dus overal ontstonden brandhaarden met de Keijser als episch centrum." Kees: Uiteindelijk leidde dat tot een groot politiek verhaal direct gericht tegen de mensen van de OGEM, de toenmalige eigenaar, de politieke verantwoordelijken, met Polak natuurlijk bovenaan en Pelle Mug, de toenmalige fractieleider van de Partij van de Arbeid, en natuurlijk politie en justitie als vaste hoofdrolspelers in het hele drama. De rollen waren verdeeld en ik had althans het gevoel dat de revolutie op het punt stond los te barsten en dat het gemeenschappelijke ongenoegen eindelijk eens op straat zou komen." |