Het was misschien onvermijdelijk dat een instelling die de papieren van Marx en Bakunin bewaarde, een links imago kreeg. Toch dekt dat de werkelijkheid niet. Het Instituut heeft zich niet alleen steeds neutraal opgesteld in de weigering om partij te kiezen binnen 'links', maar ook in de serieuze aandacht voor sociale bewegingen die nooit tot links gerekend werden. Daarvan zijn er vele geweest, haast vanaf het eerste moment dat het socialisme ontstond. Katholieke vakverenigingen, die altijd uitdrukkelijk als een eigen alternatief werden gepresenteerd, vormden een typisch voorbeeld (58-59); maar in Nederland heeft ook de grote protestantse vakbeweging haar archieven bij het IISG ondergebracht (60).
Andere, zeer strijdbare alternatieven voor het socialisme werden gevormd door fascisme en nationaal-socialisme, die er aanvankelijk veel aan ontleenden (61-63). Later ontstonden nieuwe protestbewegingen, met een soms opmerkelijk jong kader, die op hun beurt weer veel aan fascisme en nationaal-socialisme ontleenden (64-65).
De combinatie van een groeiend geloof in de vooruitgang en de bloei van het verenigingsleven maakte dat er in de tweede helft van de negentiende eeuw steeds meer organisaties ontstonden die specifieke hervormingen nastreefden om de wereld beter in te richten. Daarbij deelden zij soms ideeën of zelfs een Weltanschauung met bepaalde socialistische en anarchistische kringen. Gedeeltelijk in concurrentie, gedeeltelijk samenvallend kwamen Theosofie (66-67), Neo-Malthusianisme (68), vegetarisme (69), naturisme (70), geheelonthouding (71) en soortgelijke bewegingen op. Alle wilden niet alleen de maatschappij, maar ook de menselijke geest en het menselijk lichaam verbeteren.
Na de Tweede Wereldoorlog traden radicale intellectuelen en kunstenaars, die voordien onderdak bij politieke partijen hadden gevonden, vaker daarbuiten op. Zij formuleerden een totale kritiek op het moderne leven, waarvan de 'verslaafde consument' het verwerpelijke symbool werd geacht (72-73). Elementen van die kritiek werden soms weer op deelgebieden toegepast, zoals in de kraakbeweging (74).
Nederland kende een tamelijk sterke katholieke vakbeweging. Een van de oudste organisaties was de Nederlandsche Rooms-Katholieke Volksbond, met plaatselijke afdelingen door het hele land. De afdeling Amersfoort, waarvan hier het vaandel te zien is, werd in 1894 opgericht, ongetwijfeld geïnspireerd door de pauselijke encycliek Rerum novarum (1891), waarnaar fier wordt verwezen. De katholieke en sociaal-democratische vakcentrales gingen in 1982 samen in de huidige Federatie Nederlandse vakverenigingen (FNV).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstond er onder katholieke priesters een beweging die beoogde de geseculariseerde Franse arbeiders te herkerstenen door zelf in de fabriek te gaan werken. Na de oorlog nam hun aantal toe, in een context waartoe ook abbé Pierre en zijn Emmausbeweging behoort. De ‘arbeider-priesters’ werden vereeuwigd in Gilbert Cesbrons zeer populaire Les Saints vont en enfer, maar in 1954 verboden door paus Pius XII, die politieke problemen vreesde.
Nadat in 1876 al het protestantse vakverbond Patrimonium was gesticht, ontstond in 1909 het Christelijk Nationaal Vakverbond, dat tot 1912 (toen de bisschoppen het verboden) ook katholieken onder zijn leden telde. Het was aantrekkelijk voor werknemers die wel het nut van vereniging zagen, maar niet van verdergaande drukmiddelen als de staking. Het archief van het CNV en de grootste aangesloten bonden ligt op het IISG.
Het Italiaanse fascisme dat tijdens de Eerste Wereldoorlog opkwam, oefende een onmiskenbare aantrekkingskracht uit op bepaalde kunstenaars, zoals in Nederland op Erich Wichman (1890-1929), die het tijdschrift De Bezem (1927) uitgaf. Hier is hij met zijn anarchistische oudere zus Clara te zien bij een lezing van de Hegeliaanse proto-fascist Gerard Bolland (1854-1922) op 15 december 1910 voor de Utrechtse Vrouwelijke Studenten Vereniging. Andere aanwezigen waren J. Prins-Werker, Adri Hoogeveen, Meindersma, E. Prins-de Jong, M.R. Brinkgreve, A. Bosman en Fraenkel.
Als gevolg van het verdrag van Versailles werd het geïndustrialiseerde Saarland in 1920 van Duitsland afgescheiden en voor 15 jaar onder Frans gezag geplaatst, waarna een referendum over de toekomst zou beslissen. Dit referendum, dat op 13 januari 1935 plaatsvond, werd een strijd tussen voor- en tegenstanders van Hitlers National-Sozialistische Deutsche Arbeiterpartei, die twee jaar eerder in Duitsland aan de macht was gekomen. De NSDAP won overweldigend: 90% van de stemmen was voor hereniging.
Het nationaal-socialisme wees het socialistische klassebegrip en internationalisme af en benadrukte de nationale gemeenschap. Het recente verleden van de verloren Eerste Wereldoorlog hielp de grenzen van die gemeenschap te bepalen door groepen in of uit te sluiten. Visuele propaganda speelde daarbij een belangrijke rol. Dit materiaal werd tijdens een reis verzameld door Annie Scheltema, toen bibliothecaresse van het NEHA.
De anti-kapitalistische trekken die fascisme en nationaal-socialisme zeker in hun beginfase vertoonden, namen in de jaren zeventig met name in Duitsland nieuwe vormen aan in neo-nazistische jeugdgroepen. De gevolgen van wat later ‘globalisering’ ging heten, zichtbaar in de aanwezigheid van grote groepen migranten, leidden zo tot vaak gewelddadige tegenbewegingen, die teruggrepen op nationaal-socialistische argumenten. Het IISG verwierf een grote collectie (vaak verboden) materiaal dank zij een vooraanstaand deelnemer aan neo-nazistische activiteiten, die hiermee gebroken heeft.
Hoewel niet alle neo-nazistische groepen de jodenvervolging ontkennen, is het vermoeden van grootschalige geschiedvervalsing en manipulatie van en door de media in deze kringen wijd verbreid. Daarbij wordt steun gevonden in het werk van auteurs als Robert Faurisson, David Irving en Ernst Zündel, maar ook wel bij de universele samenzweringstheorieën die vooral in de Verenigde Staten opgeld doen. Ook het dagboek van Anne Frank ontkomt niet aan dit wantrouwen.
In het negentiende eeuwse Europa ontstonden overal groepen die zich van hele of halve staatsreligies poogden te bevrijden door aan te sluiten bij oudere tradities van humanisme en rationalisme. Veel deelnemers hadden ook banden met linkse politieke organisaties. In Engeland was Annie Besant (1847-1933) een typische exponent: zij was een vrijdenkster, sprak geregeld voor socialistische groepen, steunde stakingen, en werd met haar vriend Charles Bradlaugh veroordeeld voor het uitgeven van een boek over geboortebeperking.
Na een ontmoeting met Helena Blavatsky (1831-1891) in 1889 maakte Besant (in een door vrijdenkers uitgegeven brochure) bekend dat zij zich aansloot bij de Theosophical Society, waarvan zij in 1908 presidente werd. Zij nam afstand van het socialisme, maar ging voort met haar strijd tegen geïnstitutionaliseerde godsdienst en voor de rechten van vrouwen en koloniale onderdanen. Zij vestigde zich in India, werd lid van de Indian National Congress en richtte in 1916 de Home Rule League op.
Veel zaken die nu als ‘vooruitstrevend’ te boek staan, verdeelden in de negentiende en soms nog twintigste eeuw liberale en socialistische milieus. Een daarvan was het neo-Malthusiaanse pleidooi voor geboortebeperking, dat door Marxisten vaak met wantrouwen werd bezien. In Frankrijk deden de anarchisten Eugène Humbert (1870-1944) en Jeanne Rigaudin (1890-1986) met hun organisatie Génération Consciente echter aan seksuele voorlichting en de verspreiding van anti-conceptiemiddelen, waarvoor zij geregeld tot gevangenisstraffen veroordeeld werden. Deze ‘anatomische plaat’ dateert van rond 1910.
Ook het moderne vegetarisme, dat in het midden van de negentiende eeuw ontstond, verdeelde de geesten: voor veel socialisten was het een schoolvoorbeeld van verkeerd gestelde prioriteiten. In Nederland werd in 1894 de nog steeds bestaande Nederlandse Vegetariërsbond opgericht, waarin de christen-anarchist Felix Ortt (1866-1959) en de socialist Daniël de Clercq (1845-1931), vanaf 1897 redacteur van de Vegetarische Bode, een vooraanstaande rol speelden. Het IISG bezit de vroegere uitleenbibliotheek van de Vegetariërsbond.
Het naturisme, dat niet zelden met vegetarisme en drankbestrijding samenging, had vele voorlopers, maar kwam als georganiseerde beweging op rond het begin van de twintigste eeuw. In Nederland bestaat sinds 1946 de organisatie Zon en Leven, die een natuurlijke leefwijze wil bevorderen (en haar archief in het IISG onderbracht). Duitsland kent denkelijk de oudste traditie, die politiek zeer rijk geschakeerd was en door de Nazi’s werd verboden. Het nationaal-socialistische lichaamsideaal werd echter veelal in naakte vorm gepropageerd.
Deze propaganda-postkaart van de Vereeniging van Geheelonthouders onder Nederlandsch Spoor- en Tramwegpersoneel werd getekend door Henri Pieck (1895-1972), de communistische tweelingbroer van Anton. De kaart komt uit het archief van de in 1909 opgerichte Spoorweg Onthouders Vereeniging, die de inrichting van alcoholvrije kantines nastreefde. De strijd tegen het alcoholisme, die sinds de eerste helft van de negentiende eeuw vanuit sterk uiteenlopende achtergronden gevoerd werd, ging vaak niet alleen uit van gezondheidsoverwegingen, maar ook van moralistische, op arbeiders toegespitste argumenten.
Politiek engagement van kunstenaars kwam sinds het eind van de achttiende eeuw steeds vaker voor en werd in de twintigste door expressionisten, futuristen, dadaïsten en surrealisten haast normaal. Robert Jasper Grootveld (1932-2009), medio jaren vijftig al thuis in de artistieke cafés aan het Amsterdamse Leidseplein, werd in de jaren zestig bekend als antirookmagiër en later door zijn happenings op het Spui tegen de verslaafde consument, die vanaf 1965 door de provo’s werden opgeluisterd.
Sinds begin 1962 beschouwde Grootveld Amsterdam als het Magisch Centrum. Samen met Bart Huges (1934-2004), die door trepanatie een ‘derde oog’ probeerde te verwerven, bedacht hij het ‘gnot’-symbool, de doorsnede van een appel met een steeltje en een stip, die het Magisch Centrum verbeeldde. Later, toen hij zich al bezighield met de bouw van drijvende tuinen, maakte Grootveld dit drieluik, dat in 2007 aan het IISG werd aangeboden.
Huisvesting kwam met het ontstaan van de grote industrie en de arbeiderswijken in de steden overal op de agenda te staan. Ging het lang om de kwaliteit van woningen, na de Tweede Wereldoorlog was in Nederland hun aantal het probleem. De ‘woningnood’ werd nooit gelenigd, en in de jaren zeventig werden steeds meer jongeren kraker. Vanaf 1980 gaf een deel van hen het kraken een steeds ruimere radicale inhoud. Bluf! werd hun geregeld in beslag genomen lijfblad.