IISG

Perzië door westerse ogen

C. de Bruyn, 1714De Akademiebibliotheek bevat een aantal interessante studies over Perzië, waarbij de nadruk ligt op zeventiende en achttiende-eeuwse geschiedschrijvingen en reis- en landbeschrijvingen: het Perzië van toen en de Perzische geschiedenis door Europese ogen gezien. Het IISG toont een kleine selectie uit deze verzameling.

Oost en West waren eeuwenlang van elkaar gescheiden door reizen vol ontberingen die maanden en zelfs jaren konden duren. Uit de periode vóór de ontdekkingsreizen per schip zijn er maar weinigen geweest die er in slaagden een dergelijke reis te volbrengen. Bekendste voorbeelden uit de oudheid en middeleeuwen zijn keizer Alexander de Grote, die in de vierde eeuw voor de jaartelling tot in India reisde en de Venetiaanse koopman Marco Polo die in de dertiende eeuw door Azië reisde.

In het Oosten lag niet alleen het land van de Bijbel. Daar, maar vooral daar voorbij, lokten onbekende verten die niet alleen de reislust en de nieuwsgierigheid maar ook de verbeeldingskracht prikkelden. Eerdere reizigers verhaalden van sprookjesachtige oorden, betoverende paleizen, van geesten, goden en djinns, van magische lampen en ongelofelijke avonturen. Waarheid van fantasie onderscheiden was bijna niet mogelijk.

Gedrukte reisverslagen werden zo ongeveer vanaf de zeventiende eeuw steeds populairder. Dikwijls waren ze in het land van herkomst van de reiziger voorzien van illustraties om de aantrekkelijkheid ervan nog te verhogen. Die illustraties werden meestal wel op de tekst gebaseerd, maar betrouwbare visuele bronnen waren niet of nauwelijks voorhanden met als gevolg dat deze reisverhalen eerden een fantastisch dan een realistisch beeld van het Verre Oosten gaven.

Reizen die ondernomen werden vanuit het oogpunt van handel, verovering of kerstening leidden regelmatig tot confrontaties, soms tot gewelddadige conflicten. Perzië was in de zeventiende eeuw vooral belangrijk vanwege de zijde-export. De uitvoer was een monopolie van de sjah en daarmee een bron van conflicten met buitenlandse kooplieden, die deze lucratieve handel niet aan zich voorbij wilden laten gaan.

In de zeventiende en achttiende eeuw werden veel verslagen gepubliceerd van reizen door Perzië, niet alleen geïnitieerd door de handelscompagnieën maar ook door particulieren, die verslag deden van de eigen ervaringen en indrukken. Deze reizen werden op eigen initiatief ondernomen of uitgevoerd in opdracht van rijke particulieren met speciale interesses, bijvoorbeeld voor de flora en fauna of voor de politieke situatie in een gebied.

Het IISG toont een kleine selectie uit deze verzameling, met werken van de Engelse oriëntalist George Sale (ca. 1696-1736) die onder meer een verschillende keren heruitgegeven vertaling van de Koran maakte (1734) en de Engelse historicus en arabist Simon Ockley (1678-1720). Ockley publiceerde een Perzische geschiedschrijving, niet waarheidsgetrouw want het werk leest eerder als een verzameling verhalen dan als een gedegen geschiedschrijving, maar wel van bijzondere literaire waarde. De Fransman Louis-Matthieu Langlès (1763-1824) , arabist en eerste president van de École spéciale des Langues Orientales in Parijs, vertaalde de 'L'Instituts politiques et militaires de Tamerlan', van de Mongoolse veroveraar Timoer Lenk (1336-1405) in het F rans. Verder worden woordenboeken getoond en reisverslagen, onder andere van Jean Baptiste Tavernier (1605-1689), Jan Janszoon Struys (1630-na 1694) en Cornelis de Bruin (1652-1727).

top