|
Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999
[8] Bij nacht en ontij
Het tij keert. De pogingen die rond Wijers ondernomen zijn om de strijd van de kraakbeweging in een opener vaarwater te brengen zijn op niets uitgelopen. Het nastreven van brede steun in de samenleving en een gematigder opstelling tegenover de autoriteiten hebben niet het resultaat opgeleverd waarop de voorstanders gehoopt hadden. De rol van de kraakbeweging op het politieke toneel lijkt uitgespeeld. Krakers worden voortaan alleen nog maar geduld op plekken in de marge van de samenleving waar ze weinig meer gehoord worden.
De meeste krakers schikken zich in hun lot en verdwijnen langzaam maar zeker uit beeld van de beweging. Voor groepen die zich niet willen laten terugdringen in de eigen subcultuur vormt de verloren slag om de woonwerkcultuur het startpunt voor een vergaande radicalisering. De interne tegenstellingen tussen de 'softies' en de 'hardliners' zijn rond Wijers andermaal open en bloot op tafel komen te liggen. Was de ontruiming van de Luijk voor de softies de aanleiding de koers van de kraakbeweging bij te stellen, na Wijers trekken de hardliners het initiatief weer naar zich toe.
De radicalisering vindt plaats op twee fronten. Er zijn krakers die koste wat kost de kraakbeweging voor de ondergang willen behoeden. Ze stellen zich op als restaurateurs van de oude structuren en graven zich steeds verder in. Hiernaast verscherpen zich de actiemethodes van de groepen die hun daadkracht al langere tijd richten op doelen buiten de oorspronkelijke kraakstrijd om. Zij legitimeren hun optreden vaak aan de hand van radicale anti-imperialistische denkbeelden. De restaurateurs en de 'anti-impies' bepalen in de tweede helft van de jaren tachtig de verdere ontwikkeling van de kraak- en actiebeweging. Hieronder worden de verwikkelingen geschetst die leidden tot hevige interne broedertwisten aan de ene en nieuwe vormen van polderterrorisme aan de andere kant.
De kern van de restaurateurs bevindt zich in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Dat is niet zo verwonderlijk want de ontruimingsgolf die vanaf 1980 met steeds meer kracht over de kraakbeweging heen spoelt, is in 1984 nog volledig voorbijgegaan aan deze stadswijk. Van alle kraakgroepen in het land heeft de Staatsliedenbuurt het meest te verliezen bij het opgeven van de harde lijn van de confrontatie.
Al vanaf 1979 verschanst de woongroep Staatsliedenbuurt zich in de etages die de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH) geacht wordt te distribueren onder de woningzoekenden. Het kreupele distributieapparaat ontneemt de gemeente echter elke grond om met de woongroep de strijd om de gekraakte GDH-etages aan te gaan. Het sturen van de deurwaarder is een verplicht nummer, waaraan geen enkele consequentie verbonden lijkt te zijn.
De samenwerking met deurwaarder Braan verloopt gemoedelijk. Op verzoek van de krakers laat hij altijd weten wanneer en vooral hoe laat hij zal arriveren bij de te ontruimen woning. De woongroep organiseert vervolgens 'een menigte op de stoep' en na een ontspannen onderonsje met de deurwaarder is het feit geschied: overmacht wordt geconstateerd en de ontruiming is tegengehouden. Niet zelden trekt de 'de menigte op de stoep' vervolgens samen met de deurwaarder op naar de volgende te ontruimen woning. Eind 1981 wordt voor de vijftigste maal een GDH-ontruiming in de buurt tegengehouden. Dit heuglijke feit wordt feestelijk gevierd. Deurwaarder Braan krijgt bij deze gelegenheid een vergulde koevoet overhandigd.
Het ritueel rond de ontruimingen vormt in de eerste helft van de jaren tachtig een onderdeel van de dagelijkse routine van de woongroep. De ontruiming van honderden etagewoningen wordt zo voorkomen. De menigte op de stoep schrompelt allengs ineen tot minimale proporties. Maar deurwaarder Braan neemt over het algemeen genoegen met de mededeling dat de rest binnen zit te wachten. Op deze wijze worden er GDH-ontruimingen tegengehouden door niet meer dan één of twee krakers.
Af en toe klinkt er vanuit het stadhuis wat gesputter bij deze gang van zaken. Herhuisvestingswethouder Wolffensperger laat medio 1982 weten dat het zo niet langer kan: in de Staatsliedenbuurt alleen zijn volgens hem al zo'n vijftienhonderd GDH-etages gekraakt. De eerste de beste poging om de volgende ontruiming daadwerkelijk door te zetten en het gezag te herstellen wordt getorpedeerd door het MAF (Militant Autonomen Front). Begin juli 1982 brengt het MAF een gastankje tot ontploffing voor de poorten van het naburige GDH-kantoor. De schade blijft beperkt tot enkele gesneuvelde ruiten bij omwonenden. De wethouder zelf krijgt enkele dagen later thuis bezoek van een grote groep krakers. Slechts de aanwezigheid van de politie kan voorkomen dat de voorgenomen ontruiming van zijn woning doorgang vindt.
De positie van de woongroep in de buurt is te vergelijken met die van de Aktiegroep Nieuwmarkt in het begin van de jaren zeventig. 'De woongroep houdt zich steeds meer bezig met algemene problemen die de buurt betreffen. Door hun relatief sterke organisatie kunnen ze hierbij vaak zeer effectief optreden (ontruiming van drugspanden, burenhulp), hetgeen hun aanzien in de buurt niet weinig ten goede komt. Kortom deze groep heeft zich een sterke positie in de buurt verworven.' Deze passage is overgenomen uit een notitie over de situatie in de Staatsliedenbuurt van de hand van het Bureau Bestuurscontacten (BBC). Tijdens een bezoek aan het BBC naar aanleiding van een bedreigd pand elders in de stad, in februari 1983, vinden de krakers in de dossierkasten een stapel beleidsstukken en interne notities waarin de kraakbeweging wordt doorgelicht. Uit deze zogenaamde 'BBC-papers' blijkt onder andere hoezeer de gemeente met de ontstane situatie in de Staatsliedenbuurt in haar maag zit. Men is bovenal bevreesd voor een 'uitzaaiing' van het distributiekraken over de rest van de stad. Ten stadhuize worden plannen ontwikkeld om door middel van razzia's de ontruimingen van de gekraakte etages met hele huizenblokken tegelijk uit te voeren.11 Het BBC raadt echter een gewelddadig optreden in de buurt ten stelligste af: 'Wij zijn ervan overtuigd dat toepassing van het geweldsmiddel bij normalisatie van de toestand in de Staatsliedenbuurt niet adequaat is. Een verscherping van de opstelling van de gemeente tegenover de woongroep zou ook de relatie met andere actieve groepen en daarmee ook het stadsvernieuwingsproces in ernstige mate verstoren.' Het BBC adviseert eerst het vertrouwen van de krakers en de andere buurtgroepen terug te winnen door een stevige aanpak van de vele problemen waarmee de verpauperde buurt worstelt. Die problemen zijn het resultaat van een jarenlange verwaarlozing en niet van vandaag op morgen uit de wereld te helpen. Voorlopig moet de gemeente leren leven met de sterke positie van de woongroep in de buurt.
Van lieverlede komt de woongroep terecht in een schijnbaar onaantastbare machtspositie. Af en toe worden er pogingen ondernomen om te bekijken hoe het met haar kracht gesteld is. In april 1983 vindt de politie bij een ontruiming wegens een vermeende huurschuld, die niet eens in de Staatsliedenbuurt zelf plaatsvindt maar een paar straten verderop, een groep vastberaden leden van de woongroep op haar weg. Slechts door massaal het pistool te trekken kunnen de opgetrommelde agenten de krakers afschrikken en de woning innemen.
Begin juli 1984 trachten enkele ambtenaren van de GDH binnen te dringen in een gekraakte woning. De schermutseling die volgt, loopt uit op een bescheiden veldslag met de politie. Twee krakers worden gearresteerd. De volgende nacht worden de burelen van de GDH in brand gestoken. De afdeling urgentiebewijzen gaat in vlammen op, duizenden dossiers gaan verloren. De actie wordt geclaimd door het Leger van Amsterdamse Verontrusten.
Het zijn uiteindelijk de in de buurt opererende woningbouwverenigingen die de knuppel in het hoenderhok gooien. Ze zijn door de gemeente betrokken bij de nieuwbouw en het behoud en herstel van de buurt. In september 1984 dreigen ze hun activiteiten te staken, wanneer er niet op korte termijn paal en perk gesteld wordt aan de kraakactiviteiten van de woongroep. Dit opmerkelijke initiatief trekt de aandacht van de landelijke pers. Het CDA-Tweede-Kamerlid Gualthérie van Weezel wil er het zijne van weten en brengt een vierdaags werkbezoek aan de Amsterdamse politie. Geschrokken brengt hij voor de Vara-radio verslag uit: 'De Staatsliedenbuurt is eigenlijk geen deel meer van het Koninkrijk der Nederlanden. Daar is dus het gezag opgehouden te bestaan, daar regeren de wetten van de krakers. De politie patrouilleert niet meer om veiligheidsredenen. Wat ik daar ben tegengekomen, zijn eigenlijk Amerikaanse toestanden. Je hebt ook in gedeeltes van New York bepaalde plekken waar de politie niet uit de auto durft te komen. De vrees bestaat dat indien er gewapenderhand opgetreden zou worden er aan beide kanten slachtoffers gaan vallen.'2
In het najaar van 1984 verschijnt een reeks uitgebreide artikelen over de verwaarloosde buurt in de kranten en weekbladen; op televisie en radio wordt de ene na de andere treurniswekkende reportage uitgezonden. Naar aanleiding van de berichten over de buurt komen bovendien de jarenlange frustraties van de politie over het optreden van de woongroep naar buiten. Commissaris Winkel, chef van het bureau Warmoesstraat waaronder de Staatsliedenbuurt ressorteert, verklaart: 'De kraakbeweging heeft nu de macht in de Staatsliedenbuurt. Politieoptreden is er te gevaarlijk geworden. Ons beleid is daarom nu: als we moeten optreden voor iets waar de kraakbeweging bij betrokken is, trekken we ons terug.'3 Deze uiting van frustratie is niet in de laatste plaats veroorzaakt door een tragisch incident dat plaatsvond in de zomer van 1982. De woongroep had onderdak geboden aan de uit een Engelse gevangenis ontsnapte Alan Reeve, die daar wegens moord een lange gevangenisstraf uitzat. Om het eerste jaar van zijn vrijheid te vieren, stal Reeve in een slijterij een fles whisky. Hij werd echter betrapt en vluchtte de straat op. In het nauw gedreven schoot hij een van de achtervolgende agenten, Jaap Honing, dood.
Wanneer burgemeester Van Thijn in het najaar van 1984 aankondigt de buurt te willen bezoeken, laat hij weten dat hij van de Staatsliedenbuurt een 'testcase' van zijn beleid wil maken.4 Hij doelt hiermee niet op een serieuze aanpak van de door de gemeente verwaarloosde buurt, maar op een afrekening met de krakers. Als reactie mobiliseert de woongroep de hele buurt voor een tribunaal tegen de verantwoordelijke burgemeester. Op 15 december 1984 drommen honderden buurtbewoners samen om maar niets van het spektakel te hoeven missen. Zo bont als het bij elkaar gekomen gezelschap is, zo uiteenlopend zijn de klachten tegen het gemeentelijk beleid: tegen het trage verloop van de stadsvernieuwing, tegen de voortwoekerende bezuinigingen op sociaal-culturele voorzieningen in de buurt, tegen het drugsbeleid, en natuurlijk tegen het falende (her)huisvestingsbeleid. Er is geen ziel in de Staatsliedenbuurt die zich niet op een of andere wijze kan herkennen in de gespuide aanklachten.
In het vonnis van het tribunaal worden, niet geheel tegen de verwachting in, alle aanklachten bewezen geacht. De aangeklaagde burgemeester wordt schuldig bevonden en veroordeeld tot een openbare schuldbekentenis. Binnen vier dagen na de uitspraak dient hij te verklaren dat hij serieus werk zal gaan maken van de aan de meeste van de drieëntwintig aanklachten verbonden eisen. Last but not least wordt hem bij het niet nakomen van deze voorwaarden de toegang tot de Staatsliedenbuurt ontzegd. Hiermee wordt een bom gelegd onder het aanstaande bezoek van Van Thijn, dat enkele dagen later op het programma staat.
Ongetwijfeld vormde het buurttribunaal tegen Van Thijn een hoogtepunt van de bemoeienissen van de krakers met de buurt. Tien jaar na de voorzichtige en met argusogen bekeken opening van een kraakspreekuur in de Staatsliedenbuurt is het de woongroep gelukt alle actieve buurtgroepen te verenigen achter haar initiatief voor het tribunaal. De aan het tribunaal gekoppelde actie om Van Thijn de buurt uit te zetten, vindt echter alleen maar gehoor bij de woongroep zelf. De meerderheid van de actieve groepen verzameld in de wijkraad is van mening dat iedereen 'het democratische recht' heeft met de burgemeester te spreken. De woongroep staat echter op haar recht om door middel van actie het bezoek te verstoren. Op het hoogtepunt van de eenheid in de buurt scheiden zich meteen de wegen. In de dagen na het tribunaal wordt koortsachtig gezocht naar een compromis tussen de woongroep en de rest van de buurt. Het enige wat de woongroep wil toezeggen is dat de actie niet zal worden opgeblazen tot een grootschalig, stedelijk evenement en dat Van Thijn slechts door middel van geweldloze blokkades de voet dwars gezet zal worden. Interne verdeeldheid binnen de woongroep leidt er echter toe dat de geplande opzet de mist in gaat.
Zoals wel vaker het geval was is er uiteindelijk weinig te doen tegen actievoerders die koste wat kost hun eigen zin willen doordrijven. Wat was bedoeld als een exclusieve en breedgedragen buurtactie groeit uit tot een landelijk media-event. Het hele land krijgt op 20 december 1984 voorgeschoteld hoe een tierende menigte krakers, waaruit met onversneden Duits accent grove beledigingen weerklinken, burgemeester Van Thijn bespuwt en de buurt uitjaagt.
Hadden de krakers door middel van het tribunaal een slag geslagen, de verdrijving van Van Thijn is publicitair gezien een miskleun. Alom wordt geschreven over het isolement waarin de woongroep zich door deze actie gemanoeuvreerd heeft. In tegenstelling tot de meeste andere krakers is dat voor de harde kern in de Staatsliedenbuurt nooit een reden geweest om haar acties aan te passen. In 'Kraken of grutten' werd al verkondigd dat 'het toch niet zo is dat we minder gelijk hebben navenant de pers negatiever is?'. Negatieve publiciteit vormt eerder een aanleiding er nog een schepje bovenop te doen.
Na de ontruiming van Wijers worden vanuit de Staatsliedenbuurt pogingen ondernomen de structuren die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig in de kraakbeweging bestonden, nieuw leven in te blazen. Zo wordt onder andere weer een stedelijk overleg op poten gezet en beleefde het in 1981 reeds verdwenen wekelijkse bulletin de Laatste Waarschuwing een heruitgave. Ook wordt een nieuwe kraakkrant aangekondigd om het 'roddelkrantje' Bluf! te vervangen. Sluitstuk van de restauratie moest een 'politieke handleiding' worden: 'het begin van een bewuste en politieke traditie in radikaal-actief Amsterdam'5. Deze handleiding zou vorm moeten krijgen op de wekelijkse SOK-bijeenkomsten, met dien verstande dat 'mensen die er een discussieavond van willen maken beter kunnen wegblijven', zoals vermeld staat in een gedragscode die door de initiatiefnemers is opgesteld. Het mag geen verbazing wekken dat onder deze restricties de hele restauratiepoging weinig weerklank vindt binnen de eigengereide kraakgelederen. Slechts een klein clubje getrouwen uit verschillende andere buurten ziet er wel wat in. Veel te weinig voor de geplande glorieuze herstart van de kraakbeweging. Het SOK sterft nog voor de zomer van 1984 een stille dood en van de gelanceerde plannen wordt niets meer vernomen.
De beroering aan het thuisfront, die begin juli 1984 wordt ingeluid met de aanslag op het GDH-kantoor, komt voor de restaurateurs uit de Staatsliedenbuurt precies op tijd om de aandacht te verleggen en zich te bezinnen op hun mislukte stedelijke campagne. Maar alle commotie rond het bezoek van Van Thijn levert niet direct het hernieuwde elan op om de in hun ogen lamgeslagen kraakbeweging weer op de been te helpen. Voorlopig laat men de kraakstrijd even links liggen en richt zich handenwrijvend op twee actiedoelen van een geheel andere orde.
De inspanningen om de Olympische Spelen in 1992 naar Amsterdam te halen komen in de loop van 1985 goed op gang. Vanzelfsprekend is er ook een comité opgericht om de plannen te dwarsbomen, het 'Komitee Olympische Spelen Nee'. Half april krijgt het comité steun van de krakers uit de Staatsliedenbuurt. Onder het motto 'Geen brood, geen spelen' worden tot tweemaal toe 's nachts fleurige bloemperkjes in de vorm van de olympische ringen omgeschoffeld. Voor deze gelegenheid duiken na een afwezigheid van bijna vijf jaar de Autonomen weer op om de actie op te eisen.
Terzelfder tijd rukken de Autonomen uit tegen het aanstaande bezoek van paus Johannes Paulus ii aan Nederland, dat van 11 tot 15 mei 1985 op het programma staat. Er verschijnt een geruchtmakend affiche. Een gelegenheidscoalitie van het Militant Autonomen Front, het Noordelijk Terreurfront, de Autonomen '80 en de Autonomia Operaia Paese Bassi hebben f 15.000,- beloning gezet op het hoofd van de paus. Hij wordt ervan beschuldigd lid te zijn van een 'misdadige en fascistoïde organisatie die zich al eeuwen schuldig maakt aan martelingen (inquisitie), afpersing en oplichting van de armste bevolkingsgroepen en jodenvervolging'. Net als ten tijde van de kroning van Beatrix in 1980 weet de groep die achter de Autonomen schuilgaat, met dit affiche in één klap een grimmige en gespannen sfeer rond het pausbezoek te scheppen. Overal in Nederland jagen de autoriteiten met wisselend succes op plakkers van het pausaffiche. Maar ook in de rest van de wereld zorgt het affiche voor de nodige beroering. Met verontwaardiging wordt melding gemaakt van deze ongehoorde provocatie, met vaak directe gevolgen. Zo wordt in Zuid-Amerika een Nederlandse profwielerploeg die deelneemt aan een etappekoers in het Andesgebergte naar aanleiding van het affiche met de dood bedreigd.6
In Nederland vervolgen de Autonomen hun kruistocht tegen het pausbezoek op dezelfde wijze als zij hun campagne tegen de kroning voerden: op het affiche dat de poppen aan het dansen heeft gebracht, volgt er een met de aankondiging van een demonstratie. De Autonomen roepen op tot een 'anti-papenoproer': 'Laat het duidelijk zijn: neem helm, stok en molotovs mee!' Op 12 mei, de tweede dag van het bezoek, ontstaan in de nabijheid van de Jaarbeurs in Utrecht, waar de paus de mis opdraagt, inderdaad de verwachte rellen. Duizenden agenten wachten de demonstranten op; er worden vijfenvijftig arrestaties verricht.
Voor de buitenwacht is het niet moeilijk te achterhalen wie er achter de Autonomen schuilgaan en waar ze vandaan komen. Geen andere buurt in Nederland hangt zo vol met de beruchte affiches als de Staatsliedenbuurt. Bovendien poseert in de Nieuwe Revu 7 een groepje Autonomen pontificaal met geweren in de aanslag voor het affiche waarmee wordt opgeroepen de paus te vermoorden. Hoewel ze door middel van bivakmutsen onherkenbaar denken te zijn, moet het voor degenen die nieuwsgierig zijn naar hun identiteit, onder wie ook politie en veiligheidsdiensten, niet moeilijk geweest zijn in ieder geval één autonoom te identificeren: de contouren van het gelaat van kraker Jack van Lieshout, activist van de harde lijn in de Staatsliedenbuurt, zijn zichtbaar dwars door de bivakmuts heen. Een andere veteraan uit de Staatsliedenbuurt, Theo van der Giessen, prijkt zelfs in hoogst eigen persoon op het Autonomen-affiche waarmee wordt opgeroepen tot het anti-papenoproer. Goed te zien is hoe hij op een foto uit 1980 heldhaftig een ME-kordon doorbreekt. Juridisch gezien zijn het hachelijke bewijzen voor hun beider aandeel aan de opruiing, maar gevolg is wel dat ze met meer dan gemiddelde belangstelling in de gaten gehouden worden.
De acties tegen de Olympische Spelen en het pausbezoek zijn slechts twee voorbeelden van een reeks politieke actiedoelen waarop krakers steeds meer gefixeerd raken. Zoals ook uit de mislukte restauratiepoging moge blijken is er aan het kraken zelf weinig eer meer te behalen. Medio jaren tachtig worden op grote schaal kraakpanden aangekocht en het herstelbeleid van de oude wijken, waar de kraakbeweging traditioneel het diepst geworteld was, wordt stevig ter hand genomen. Gewelddadig verzet tegen een ontruiming is de enige manier waarop krakers nog van zich kunnen laten horen. De ontruimingsrel is echter verworden tot een ritueel waarop de autoriteiten steeds beter ingespeeld raken. Op gezette tijden wordt het weer eens opgevoerd. Illustratief voor deze gang van zaken is het circus rond het pand Singel 114 in Amsterdam. Vanaf 1978 worden krakers zeven keer uit het pand gehaald, maar ze herkraken evenzovele keren; ten slotte wordt het in 1987 definitief ontruimd en verbouwd tot luxeappartementen.
De gemiddelde kraker loopt niet meer warm voor de herkraak- en ontruimingsrituelen, laat staan dat hij of zij nog op een alarm komt opdraven. Het toenemende gebrek aan beweeglijkheid en onvoorspelbaarheid, waarden die bij veel krakers hoog in het vaandel staan, versterkt de tendens die al in het begin van de jaren tachtig te constateren viel: er is bijna geen kraker meer voor wie het kraken zelf en alles wat erbij komt kijken de belangrijkste activiteit is. Acties op andere terreinen zijn langzamerhand de hoofdactiviteiten geworden; de kraakbeweging heeft zich omgevormd tot 'de beweging'. Weliswaar vormen binnen die beweging krakers nog steeds de grootste groep, maar de kraakstrijd zelf raakt steeds verder ondergesneeuwd.
Hoe deze verandering haar beslag heeft gekregen, valt af te leiden uit de hausse aan radicale politieke acties die in de loop van 1985 worden uitgevoerd. De prik- en 'hit-and-run'-acties nemen de plaats in van de kraakactie als onmiddellijke uitlaatklep voor de dadendrang van de kraker. Verspreid over heel Nederland worden meer dan honderdvijftig acties geturfd, die aangemerkt kunnen worden als strikt buitenparlementair en min of meer gewelddadig.8 Het aantal dat met kraken te maken heeft bedraagt nog geen tien procent. De methodes lopen uiteen van kalkacties (het met leuzen volschilderen van gebouwen) en bezettingen tot het stelen van geheime documenten, 'proletarisch winkelen', ruiten ingooien en brandstichtingen. De toename van het aantal acties betekent vooral een intensivering van reeds in het begin van de jaren tachtig ondernomen campagnes tegen onder andere militarisme, kernenergie, seksisme, racisme en apartheid. Ze worden aangevuld met acties tegen de op 1 april 1985 ingevoerde voordeurdelers- en krakerskorting. Vooral de nieuwe generatie krakers wordt hierdoor getroffen, omdat ze in steeds mindere mate kan terugvallen op het oude, maar inmiddels langzaam verdwijnende krakersnetwerk om de consequenties van de maatregelen op te vangen.
De intensivering van de campagnes gaat gepaard met een verdergaande radicalisering. Niet alleen de wijze waarop actie gevoerd wordt, ook het achterliggende ideeëngoed wordt aangescherpt. Deze radicalisering komt het meest pregnant tot uiting rond de acties tegen de apartheid in Zuid-Afrika.
Op 7 januari 1985 brengen de 'Pyromanen tegen Apartheid' met succes enkele brandbommen tot ontploffing bij de villa van de oliehandelaar Deuss in Berg en Dal bij Nijmegen. Deuss was een notoire sjoemelaar die via slinkse kanalen het olie-embargo tegen Zuid-Afrika omzeilde en daarmee miljoenen verdiende. De schade aan de villa bedraagt zo'n anderhalf miljoen gulden. Deze daad luidt het begin in van een verscherpte campagne vanuit de beweging tegen het apartheidsregime. De actievoerders worden gesterkt in hun overtuiging doordat in de eerste helft van 1985 de situatie in Zuid-Afrika voor de zwarte bevolking zienderogen verslechtert. Bij herdenkingen van vorige bloedbaden en de hierop volgende demonstraties krijgen zwarte Zuid-Afrikanen te maken met brute repressie waarbij tientallen doden vallen, wat weer tot nieuwe onlusten leidt. Een en ander culmineert in juli '85 in het uitroepen van de noodtoestand, die de weinige rechten die de zwarte bevolking nog heeft drastisch inperkt.
Vrijwel meteen hierna komt in Nederland een reeks acties op gang bij bedrijven en instellingen die handel drijven of zich sterk verbonden hebben met Zuid-Afrika. Op niet al te zachtzinnige wijze wordt duidelijk gemaakt hoe daar binnen de beweging over gedacht wordt. Een kleine greep uit de reeks acties die volgt maakt niet alleen het gewelddadige karakter ervan duidelijk, maar toont tegelijk enkele buitenissige en schijnbaar ludieke namen, waarmee de actievoerders zich tooien. Het 'Commando Crash & Carry' valt binnen bij een importeur van Zuid-Afrikaanse wijnen in het Gelderse Teuge. De deelnemers doen zich voor als opsporingsambtenaren van de fiod en nemen met medewerking van de goedgelovige bedrijfsleiding de complete administratie in beslag. Een andere groep slaat terzelfder tijd de Kaapse Wijnhoek van een wijnhandelaar in Amsterdam aan gruzelementen en het 'Een voor Afrika Kommando' saboteert een benzinestation van Shell. Bij tal van bedrijven, in het bijzonder banken en reisbureaus, gaan wegens hun betrokkenheid bij Zuid-Afrika de ruiten eraan. Een van de groepen die zich hiermee bezighouden is het 'Kommando "Trek Van Den Broek omlaag" ' (een verwijzing naar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek). Als klap op de vuurpijl wordt in de nacht van 16 op 17 september 1985, vlak voor een Tweede-Kamerdebat waarin de toestand in Zuid-Afrika en de mogelijkheid van sancties aan de orde worden gesteld, brand gesticht bij een vestiging van de Makro in Duivendrecht, onder de rook van Amsterdam. Het bedrijf gaat geheel in vlammen op en de schade bedraagt meer dan dertig miljoen gulden. Aanvankelijk wordt de actie opgeëist door de Autonomen, maar kort hierop volgt een uitgebreide verklaring van de 'Revolutionaire Anti Racistische Aktie', kortweg RARA. De impact van de RARA-aanslag is groter dan die van alle voorgaande prikacties bij elkaar. Dat komt niet alleen door de enorme schade die is toegebracht, maar ook doordat aan het eind van de verklaring wordt gezinspeeld op nieuwe aanslagen: 'Veranderingen vergader je niet bij elkaar in een parlement. Veranderingen moet je bevechten. Bevechten door hier - in het imperialistische Westen - al die economische, politieke en militaire instituten aan te vallen, die de onderdrukking hier en elders mogelijk maken.'
Voor enkele aanwijzingen over het ontstaan van RARA keren we terug naar de Amsterdamse tak van de antimilitaristische actiegroep Onkruit. Van 1981 tot 1984 dringt deze groep met enige regelmaat binnen in militaire objecten, met de bedoeling aan te tonen hoe het leger bezig is met voorbereidingen op een oorlog. Vaak worden aanwezige documenten meegenomen en in diverse publicaties openbaar gemaakt. Vanwege deze publicaties groeit er tussen Onkruit en de redactie van Bluf! een nauwe samenwerking, die zelfs zo ver gaat dat er sprake is van een onderlinge uitwisseling: redactieleden doen regelmatig mee aan Onkruit-acties en andersom komen enkele leden van Onkruit de redactiegelederen versterken.
Aanvankelijk worden de acties overdag in de volle openbaarheid uitgevoerd, maar al snel blijken nachtelijke operaties een stuk veiliger voor de betrokken actievoerders. Naarmate de risico's toenemen worden de acties door een steeds kleinere kerngroep voorbereid; slechts bij de uitvoering worden betrouwbare medestanders gerekruteerd die hand- en spandiensten mogen verlenen. Van lieverlede ontstaat het zogenaamde 'Onkruit-model' waarover binnen de rest van de beweging met respect wordt gesproken. De nachtelijke escapades stralen het geheimzinnige en avontuurlijke uit waartoe vele krakers zich voelen aangetrokken. Het actiemodel vindt dan ook volop navolging.
Binnen Onkruit zelf rijzen eind 1984 twijfels over de gehanteerde methode en strategie. De acties op zich mogen dan succesvol verlopen, de belangstelling ervoor neemt zienderogen af. Tegelijk met het opkomen van het breed gedragen protest tegen de kernbewapening verslapt in de landelijke media de aandacht voor de acties en publicaties van Onkruit. Voor een deel van de groep is de schwung eruit. Onkruit is te veel een in zichzelf gekeerde groep geworden en het strakke stramien van de acties is fnuikend voor het perspectief en de creativiteit: 'Als je 's nachts actievoert zie je op een gegeven moment niets meer.'9 Bij anderen overheerst het ongeduld en het gebrek aan resultaat dat al hun inspanningen tot nu toe hebben opgeleverd. De kerngroep van Onkruit-Amsterdam, die een aantal jaren uit zo'n tien tot twaalf personen bestond, valt uiteen. Een deel keert terug naar de grotere en openbare acties, terwijl een ander deel zijn heil zoekt in ondergrondse, door een kleine groep voorbereide aanslagen.
Net op het moment dat onderling volop gediscussieerd wordt over de RARA-actie en het toekomstperspectief voor de beweging - de redactie van Bluf! kondigt zelfs een tijdelijke retraite aan om zich te bezinnen op haar eigen rol, in het licht van de veranderingen die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan 10- wordt de kraakscene opgeschrikt door een ontruiming met verstrekkende gevolgen.
Burgemeester Van Thijn grijpt het feit van zijn verdrijving uit de Staatsliedenbuurt aan om de krakers in de hoek te zetten waar de autoriteiten ze jaren geleden al hadden willen hebben. Uit de geheime notulen van het driehoeksoverleg, die tijdens een inbraak in het stadhuis in september 1985 uit de bureaulades worden opgediept, blijkt hoe politie en justitie samen met de burgemeester aansturen op een confrontatie met de woongroep. In de notulen van 4 maart 1985 stelt Van Thijn dat na zijn bezoek aan de Staatsliedenbuurt 'het broze evenwicht dat tussen het wijkcentrum en de woongroep bestond, verstoord is'. Hij acht de tijd rijp voor een slotoffensief. 'In de Staatsliedenbuurt opereert een minderheidsgroep waar de verstoring van mijn bezoek een illustratie van was. De vraag is nu hoe deze minderheid kan worden aangepakt. Er zal een keer doorheen moeten worden gebroken,' aldus Van Thijn in het driehoeksoverleg. Het wachten is slechts op 'een evident geval om voorbeelden te stellen'.
De slag om de Staatsliedenbuurt begint op 24 oktober 1985, wanneer de politie een gekraakte etage in de Schaepmanstraat ontruimt. De woongroep reageert onmiddellijk en met tweehonderd krakers wordt de etage teruggenomen. Hierop besluit Van Thijn de Mobiele Eenheid in te zetten en eens en voor altijd af te rekenen met de woongroep. De krakers worden hard aangepakt. Er wordt geschopt, geslagen en zelfs met scherp geschoten, waarbij een kraker in zijn arm wordt getroffen. Een reeks gewonden en drieëndertig arrestanten zijn het gevolg. Onder hen Hans Kok, in de kraakscene vooral bekend als bassist van de punkband Lol en de Ellendelingen. Ergens in de vroege morgen van 25 oktober overlijdt hij in een cel op het hoofdbureau van politie aan de Marnixstraat. De autoriteiten wassen hun handen in onschuld en schilderen Hans Kok af als een junk die is overleden aan een overdosis.
De krakers reageren furieus en eisen een onafhankelijk onderzoek naar de doodsoorzaak. Hans Kok zelf verwerft onmiddellijk de status van een martelaar. In de nacht na het bekend worden van zijn dood worden overal in de stad grootscheepse vernielingen aangericht bij gemeentelijke instellingen; onder andere de Dienst Parkeerbeheer gaat in vlammen op. In de weken na zijn dood komt de waarheid met horten en stoten aan het licht. Uiteindelijk blijkt dat hij weliswaar meer methadon had geslikt dan goed voor hem was, maar dat dat onder normale omstandigheden nooit tot zijn dood had kunnen leiden. Nadat hij is opgesloten in de cel is er meer dan veertien uur niet naar hem omgekeken. In wat lijkt op een uitgestelde wraakoefening van de politie hebben alle arrestanten die nacht op een betonnen brits moeten slapen, zonder matras, dekens of verwarming in de cel. 's Morgens wordt er geen ontbijt uitgedeeld. Deze minachting en verwaarlozing zijn Hans Kok fataal geworden.
De pogingen van de politie en justitie om de hele affaire in de doofpot te stoppen zet Remco Campert aan tot het schrijven van het volgende gedicht:
Klein Chili
Leg ze plat in de bus
en sla ze verrot.
Je hoeft niet te denken
de commissaris dekt je wel.
Haat ze als de pest
laat ze creperen in het cachot.
Je hoeft niet te voelen
justitie dekt je wel
Zaaien ze uit
als een kankerbult?
Straks het Olympisch stadion
volksgevoel dekt je wel.
'Opdat we niet vergeten'
dat hoor je zo vaak.
Kom Amsterdammers
let op uw saeck!11
Er komt een reeks van interne onderzoeken op gang die de handel en wandel van de politie rond de dood van Hans Kok onder de loep nemen. Burgemeester Van Thijn komt er uiteindelijk af door 'organisatorische fouten op het hoofdbureau' toe te geven.
In de Staatsliedenbuurt zelf wordt achter de schermen door vooruitgeschoven ambtenaren in de 'Projectgroep' gewerkt aan de wederopbouw van de buurt. Alles wat met stadsvernieuwing en buurtverbetering te maken heeft, loopt via deze ambtenaren. Na het tribunaal tegen Van Thijn en de dood van Hans Kok wordt nooit meer negatief beslist over voorstellen van de Projectgroep. 'Al onze aanvragen werden gehonoreerd en financieel werd ons in die jaren nooit een grens gesteld,' aldus Dick ter Berg, destijds voorzitter van de Projectgroep.12 Bovendien komt een andere ontwikkeling op gang die bijna geruisloos de angel uit het krakersverzet in de buurt wegneemt: het verdwijnen van de kleine huisjesmelkers. Dezen hebben vaak niet alleen door het vragen van woekerhuren de krakers tegen zich in het harnas gejaagd, maar door de verwaarlozing van hun bezit ook bijgedragen aan de verpaupering van de buurt. Via de Projectgroep koopt de gemeente grote hoeveelheden woningen aan en draagt ze over aan de woningbouwverenigingen. 'De naam van de Staatsliedenbuurt kon ons wat dat betreft niet slecht genoeg zijn. Dat kwam ons prima uit. Eigenaren deden hun bezit voor een appel en een ei van de hand. De tijd was rijp om zo veel mogelijk op te kopen, voordat de prijzen ten gevolge van de renovaties weer zouden stijgen.' Hele huizenblokken, ook die waar de krakers zich genesteld hebben, worden in één klap opgekocht en successievelijk gerenoveerd. De krakers worden massaal gelegaliseerd en krijgen huurcontracten tegen de laagst mogelijke huur aangeboden. Ten gevolge van deze aanpak verdampt in de tweede helft van de jaren tachtig de inzet van de krakers op het woningfront. Het kraakspreekuur van de woongroep behoorde vanaf 1976 altijd tot de drukst bezochte in de stad, met een constante stroom van gemiddeld zo'n honderd mensen in de maand. Vanaf 1985 neemt deze toeloop echter zienderogen af. Na het wegjagen van Van Thijn en de dood van Hans Kok dondert een van de laatste bastions van de kraakbeweging in elkaar.
De kraakstrijd loopt voor de zoveelste keer een dreun op, maar knock-out is hij nog altijd niet. Veel krakers trekken als dolende ridders van het ene naar het andere actiedoelwit. Aan het rijtje thema's waarnaar de aandacht zich verlegt wordt na de verloren slag om de Staatsliedenbuurt en de dood van Hans Kok het politie- en justitieapparaat zelf toegevoegd. Als de belichaming hiervan moet vooral burgemeester Van Thijn het ontgelden. Korte tijd na de dood van Hans Kok worden voor de ambtswoning van Van Thijn enkele jerrycans met benzine onschadelijk gemaakt. De Autonome Cellen Nederland (ACN) claimen de verantwoordelijkheid voor de mislukte aanslag. Het is een actie die menigeen met afschuw vervult. Ook de dood van Hans Kok is voor de overgrote meerderheid van de krakers nog geen reden om het actietaboe op lichamelijk letsel aan personen te doorbreken. Sommigen beschouwen de actie dan ook liever als een provocatie van de veiligheidsdiensten om de krakers in een kwaad daglicht te stellen; anderen grijpen de gelegenheid juist aan om opnieuw het taboe ter discussie te stellen dat acties van anderen nooit openlijk bekritiseerd mogen worden.13 Hoe dan ook, door alle prikacties van het afgelopen jaar, met die van de ACN en RARA als de meest extreme, doen onderwerpen als infiltratie, informanten en inlichtingendiensten stormachtig hun intrede binnen de beweging. Er wordt zelfs een apart onderzoeksbureau voor in het leven geroepen: 'Buro Jansen & Janssen'.
Precieze gegevens over de interesse van de politie- en andere inlichtingendiensten, zoals de BVD, in het reilen en zeilen van de kraakbeweging zijn niet bekend. Aanwijzingen in deze richting zijn er echter genoeg. Een handjevol informanten in den lande is na intensief speurwerk ontmaskerd. Veel langer echter is de lijst van mensen die benaderd zijn door inlichtingendiensten om informatie door te spelen over vanuit de kraakbeweging ondernomen activiteiten, maar dit verzoek vriendelijk doch dringend van de hand wezen. Uit deze feiten mag geconcludeerd worden dat er ongetwijfeld veel meer mensen in de kraakbeweging hebben rondgelopen die het aanbod van de inlichtingendiensten niet hebben kunnen weerstaan. Uit de grote hoeveelheid mislukte toenaderingspogingen kan anderzijds afgeleid worden dat de inlichtingendiensten er niet echt mee zaten als er weer eens een poging uitlekte. Integendeel, het lijkt er zelfs op dat minstens een deel van de mislukkingen van tevoren is ingecalculeerd om op deze manier onrust te zaaien onder het actievolk en de organisatie te ondermijnen. In de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig kent de kraakbeweging een open organisatiestructuur waarin iedereen over alles kan meepraten en acties vaak en plein public worden doorgesproken. Wie een beetje moeite doet, kan zonder op te vallen binnen de kortste keren zowat de hele agenda van de kraakbeweging achterhalen. Ook voor de prikacties die vanaf 1980 op gang komen, geldt dat het bijna ondoenlijk is ze geheim te houden, zolang ze onder de paraplu van de kraakbeweging worden voorbereid en uitgevoerd. Die openheid is zelfs van toepassing op een groep als Onkruit. Het is weliswaar niet zo dat plannen voor invallen bij militaire objecten open en bloot op straat liggen, maar het is jarenlang een publiek geheim binnen de kraakbeweging wie er precies tot de kerngroep van Onkruit-Amsterdam behoren. Sommige bezettingen lekken dan ook uit; de politie en/of marechaussee zijn dan zo snel ter plaatse dat een aantal deelnemers wordt opgepakt.
Onder actievoerders die gewend zijn in een doorzichtige organisatie te werken, versterkt het besef dat er informanten rond kunnen lopen alleen maar de neiging om zich af te zonderen in kleinere groepen van mensen die elkaar vertrouwen. Omwille van de effectiviteit van de acties ontstaat er rond de verschillende prikacties een kliekjesgeest die tegelijk een soort hiërarchische structuur onder actievoerders teweegbrengt van binnencirkels, buitencirkels en en het zogenaamde actievee.
Deze verandering van een min of meer open en massale organisatie naar een in mootjes gehakte splinterbeweging, die kenmerken begint aan te nemen van een geheim genootschap, vindt geleidelijk aan plaats in de eerste helft van de jaren tachtig. In 1985 heeft deze ontwikkeling een aantal vergaande gevolgen voor de beweging als geheel. Allereerst wordt het voor geïnteresseerde buitenstaanders, in het bijzonder de jonge aanwas, heel lastig om zich binnen de steeds hechter wordende vriendenclubs van de beweging een plek te veroveren. Gevoegd bij de redenen die het toetreden sowieso al bemoeilijken - onder andere de voordeurdelers- en krakerskorting en de hardere aanpak van de overheid -, betekent dit per saldo dat het aantal deelnemers aan de beweging met rasse schreden omlaaggaat.
Op de tweede plaats ontstaat een klimaat waarin voor actievoerders de stap van de schemerwereld waarin de meeste prikacties plaatsvinden, naar een ondergrondse uitvalsbasis veel vaker en gemakkelijker gezet wordt. Hiervan getuigen onder andere het hernieuwde optreden van de Autonomen en het ontstaan van RARA. Ten derde heeft de versplintering in allerlei kleinere, op zichzelf staande groepen tot gevolg dat de onderlinge solidariteit steeds sterker onder druk komt te staan. Actievoerders accepteren hoe langer hoe minder van elkaar; sommigen beginnen anderen zelfs openlijk van verraad te beschuldigen. Twee incidenten uit 1986 versnellen deze ontwikkeling.
Het eerste speelt zich af rond een landelijke antifascistische actie op 29 maart van dat jaar. De Centrumpartij heeft bij de kort daarvoor gehouden gemeenteraadsverkiezingen in verscheidene gemeenten, waaronder Amsterdam, voor het eerst een aantal zetels in de wacht gesleept. Hierna worden met een andere ultrarechtse partij, de Centrumdemocraten, fusiebesprekingen gepland op een plaats die vanwege eerdere slechte ervaringen angstvallig geheim wordt gehouden. Om de vergadering te verstoren heeft een groep van enkele tientallen actievoerders zich centraal in het land, in Utrecht, verzameld, zodat van daaruit, op het moment dat de plaats van de vergadering achterhaald is, zo snel mogelijk daarheen opgerukt kan worden. Het blijkt een hotel in het Zuid-Hollandse Kedichem te zijn.
In een lange stoet auto's en busjes naderen de actievoerders over de smalle dijk langs de Linge de afgesproken plaats. Als de eerste demonstranten aankomen loopt de confrontatie meteen uit de hand. Nog voordat de laatste actievoerders ter plekke arriveren, staat het hotel al in lichterlaaie; een uit de kluiten gewassen rookbom is in de gordijnen terechtgekomen en heeft de zaak in brand gezet. De CP'ers komen kuchend en naar adem snakkend aan de achterkant naar buiten. Sommigen zijn gewond geraakt bij hun pogingen vanaf de eerste verdieping het hotel te verlaten; één vrouw, de toenmalige vriendin van de leider van de Centrumpartij, Hans Janmaat, zo ernstig dat haar been moet worden afgezet.
De demonstratie is na deze ouverture overbodig geworden en de actievoerders, van wie een deel nog niet eens de plek des onheils bereikt heeft, zoeken in paniek een goed heenkomen. Aangezien men slechts langs dezelfde smalle dijk terug kan en de meeste auto's in de verkeerde richting staan geparkeerd, is dat geen geringe opgave. Slechts een klein aantal mensen lukt het langs de weg door het dorpje te ontsnappen. De meeste auto's keren echter terug en worden op de dijk opgevangen door de inderhaast gearriveerde politie; ongeveer zeventig mensen worden gearresteerd. Sommige arrestanten voelen zich overrompeld door de gebeurtenissen en distantiëren zich ervan. Bovendien helpen enkelen van hen de autoriteiten met het identificeren van medeactievoerders. Hierdoor worden demonstranten die aan de greep van de politie hebben weten te ontkomen, weken later alsnog opgepakt. Een aantal arrestanten zit door de afgelegde belastende verklaringen weken in voorarrest.
Een zaak met een vergelijkbare afloop speelt zich eind oktober 1986 af. In Amsterdam vindt de ontruiming plaats van een aantal woningen in de Okeghemstraat. Sommige krakers hebben zich verschanst op het dak en werpen hiervandaan molotovcocktails in de richting van de Mobiele Eenheid. Bij de ontruiming worden alle aanwezige krakers gearresteerd. Vanwege de overgevoeligheid voor molotovcocktails bij de politie worden de arrestanten stevig aan de tand gevoeld. De meeste krakers zijn hier wel tegen opgewassen en blijven volharden in stilzwijgen. Een van de arrestanten is echter niet bestand tegen de druk en slaat door, mede omdat hij zich wil distantiëren van de door zijn medeactievoerders gehanteerde strijdmethodes. Hij legt voor vijf van zijn medearrestanten belastende verklaringen af, die voor hen uiteindelijk leiden tot een aantal maanden gevangenisstraf.
Het zijn vooral de restaurateurs die het wegvallen van de onderlinge solidariteit en de toenemende neiging om elkaar te verklikken niet langer met lede ogen willen en kunnen aanzien. Ze richten een 'onderzoeksgroep' op om de in hun ogen verregaande vormen van verraad die zij overal om zich heen zien opdoemen, boven tafel te krijgen.
Ze kunnen zich met deze nieuwe campagne bezighouden omdat de vorige inmiddels met het nodige succes kan worden afgesloten. Sinds de dood van Hans Kok hebben ze een jaar lang de in hun ogen hiervoor verantwoordelijke autoriteiten getreiterd. In het bijzonder burgemeester Van Thijn heeft het moeten ontgelden. In de weken voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart 1986 verschijnt een provocerend affiche waarop Van Thijn Janmaat de hand schudt. 'Mijdt het stemlokaal, spaar uw leven' luidt de waarschuwing die de oproep van de Strijdende Communistische Cellen Nederland om de verkiezingen te saboteren, begeleidt.
Het is een prettige bijkomstigheid voor de restaurateurs dat Van Thijn een vooraanstaande rol speelt bij de pogingen de Olympische Spelen naar Amsterdam te halen. Als sluitstuk van een hele rits protesten vertrekt in het kielzog van de Nederlandse delegatie in oktober 1986 een flinke groep 'Nolympiërs' naar Lausanne in Zwitserland, waar de definitieve keuze voor één van de kandidaat-steden door de leden van het ioc gemaakt zal worden. Alles wordt uit de kast gehaald om de Nederlandse delegatie met Van Thijn aan het hoofd het bloed onder de nagels vandaan te halen en het zorgvuldig opgebouwde imago van Amsterdam als de ideale gaststad voor de Olympische Spelen door het slijk te halen. Dagelijks worden ioc-leden bij de vergaderzaal opgewacht en door de demonstranten beschimpt, bespuwd en met stickers beplakt. Van Thijn wordt consequent uitgemaakt voor de moordenaar van Hans Kok en de demonstranten eisen zijn aftreden. 's Nachts worden bij de hotels in de stad allerlei lawaaidemonstraties gehouden, waarbij de ioc-leden herinnerd worden aan de hun toegezonden zakjes wiet.
Bij de uiteindelijke verkiezing eindigt Amsterdam roemloos onderaan. Om nog eens zout in de wonden te strooien wordt de Nederlandse delegatie bij terugkeer in Amsterdam opgewacht door de inmiddels eveneens teruggekeerde Nolympiërs. De delegatieleden kunnen bij deze gelegenheid hun frustratie niet langer verbergen. Er wordt over en weer gespuugd en er vallen een paar rake klappen.
De treitercampagne wordt voortgezet wanneer herdacht wordt dat Hans Kok een jaar eerder de dood vond. Opnieuw lukt het om de autoriteiten te provoceren. Op een affiche verschijnen de namen en privé-adressen van alle politie- en justitiefunctionarissen die volgens de makers op een of andere wijze de dood van Hans Kok op hun geweten hebben: 'Jullie hebben Hans Kok vermoord, wij pakken jullie.' De autoriteiten reageren als door een horzel gestoken. Iedereen die het waagt het affiche voor het raam te hangen, kan een inval verwachten. Sommigen worden in het holst van de nacht van hun bed gelicht en afgevoerd. 'Klein Chili' reageren de krakers op een volgend affiche, waarmee nog even tegen de schenen geschopt wordt van Van Thijn, die zich indertijd al bovenmatig geërgerd had aan de kwalificatie van Remco Campert.
Met kraken heeft al het getreiter en geprovoceer weinig meer te maken. Het is vaak niet meer dan een spel waarmee het verval van de beweging verdrongen kan worden. Het bekend worden van de belastende verklaringen die actievoerders rond 'Kedichem' en de 'Okeghemstraat' over elkaar hebben afgelegd, is voor de restaurateurs het startsein om net als na de ontruiming van Wijers de kraakbeweging weer nieuw leven in te blazen. Onder de energieke leiding van twee ervaren actievoerders uit de Staatsliedenbuurt, Theo van der Giessen en Jack van Lieshout, gaan ze ditmaal als 'onderzoeksgroep' aan de slag. 'Wij, opbouwers van de oude beweging, willen eerst en vooral alle kwalijke abcessen en excessen van deze beweging, we bedoelen dus eigenlijk de veroorzakers hiervan, buiten gevecht stellen. Dit is een onplezierige taak omdat zulk een strijd nauwelijks genuanceerd kan plaatsvinden.'14 Geheel volgens de vertrouwde werkwijze van de groep verschijnt er weer een provocerend affiche. Ditmaal is het echter niet langer tegen de autoriteiten gericht, maar is de beweging zelf het doelwit.
Het zogenaamde 'verradersaffiche' slaat in als een bom. Vol onbegrip wordt er vanuit de rest van de beweging op gereageerd. Met zulke methodes wil men niets te maken hebben. Dat is weer koren op de molen van de onderzoeksgroep, die uit deze afwijzing de conclusie trekt dat het verraad aan de beweging zich niet beperkt tot enkelingen, maar langzamerhand overal om hen heen de kop opsteekt. Het ageren tegen het verraad gaat over in een veel bredere campagne, die nauwelijks nog onder de noemer restauratie van de kraakbeweging gevat kan worden: 'Een nieuwe kraakbeweging daar werken we aan. Maar dan wel nadat de oude is afgebroken. Nieuwbouw pleeg je pas als de oudbouw gesloopt is en de grond bouwrijp is gemaakt. Wij hebben een perspectief en de kracht om datgene te bereiken wat we willen. Je kan ons helpen, dan gaat het sneller. Je kan ons tegenwerken, dan gaat het langzamer maar ook bloediger.'15
In dezelfde tijd dat in eigen kring de onderzoeksgroep haar sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden in gang zet, wordt het beeld van de beweging in de buitenwereld bepaald door een reeks bomaanslagen en gewelddadige prikacties.
Na een adempauze van tien maanden pleegt RARA in juli 1986 haar tweede brandaanslag op het hoofdkantoor van de in Zuid-Afrika investerende emballagefabriek Van Leer in Amstelveen. Een maand later volgen twee bomaanslagen van de 'Revolutionaire Cellen, Commando Ins Blaue Hinein'. De eerste bom ontploft bij het kantoor van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam, de tweede richt voor miljoenen guldens schade aan bij een satellietgrondstation van de PTT in Amsterdam-Sloterdijk.
>
In december 1986 en januari 1987 vervolgt RARA haar bommencampagne met een drietal aanslagen tegen Makro-vestigingen in respectievelijk Duivendrecht, Duiven en Nuth. Bij elkaar loopt de schade in de tientallen miljoenen guldens. Na de laatste aanslag besluit de Steenkolenhandelsvereniging (SHV), eigenaar van de Makro, zich uit Zuid-Afrika terug te trekken. Shell is het volgende doelwit van RARA. In juni '87 gaan twee tankstations in Nieuwegein en Zaandam en een oliegroothandel in Alphen aan de Rijn in vlammen op. Met deze aanslagen zet RARAa zich niet alleen af tegen de gematigde 'Boycot Shell-acties' van de gevestigde anti-apartheidsgroeperingen, maar ook, zij het iets minder extreem, tegen de zogenaamde 'Blij dat ik snij'-acties, waarbij overal in het land met de regelmaat van de klok bij Shell-benzinestations de slangen van de pompen worden doorgesneden.
De Revolutionaire Cellen en RARA creëren in hun verklaringen, die naar aanleiding van de aanslagen worden uitgegeven, een breuk met een sterk gewortelde traditie binnen de beweging. Hoe uiteenlopend ook, het merendeel van de acties die vanuit de kraakbeweging bedacht en uitgevoerd worden, kenmerkt zich door een direct verband tussen het object van de actie en het uiteindelijke doel. Wie een huis nodig heeft kraakt, wie tegen kernenergie is bestormt kerncentrales, vrouwen gaan macho's te lijf, antifascisten pakken de Centrumpartij aan en antimilitaristen bezetten bunkers en maken geheime documenten openbaar. Zelfs de prikacties tegen de investeringen van bedrijven in Zuid-Afrika zijn zeer direct: tegen het benzinestation waar je dagelijks langskomt, de wijn bij de slijter om de hoek of het reisbureau dat adverteert met de verkeerde reizen. De Revolutionaire Cellen en RARA nemen echter afscheid van dit hier-en-nu-engagement. De aanslagen zelf zijn weliswaar direct gericht tegen de Olympische Spelen of bedrijven met belangen in Zuid-Afrika, het uiteindelijke doel is de omverwerping van het 'imperialistische Westen' en het 'kapitalistisch systeem' in zijn geheel.
Dit soort ideologische retoriek is van het begin af aan wezensvreemd geweest aan de Nederlandse kraakactiecultuur. RARA en de Revolutionaire Cellen, deze laatste groep verdwijnt al snel uit beeld, schurken eerder aan tegen de Rote Armee Fraktion in Duitsland, de Strijdende Communistische Cellen (CCC) in België, de Grapo in Spanje en de Action Directe in Frankrijk, groeperingen die in de jaren zeventig en tachtig regelmatig van zich doen spreken door bom- en moordaanslagen. Kenmerk van het polderterrorisme echter is dat de aanslagen tot nu toe nimmer gericht zijn tegen personen en dat erop gelet wordt het gevaar voor buitenstaanders zoveel mogelijk te beperken. Persoonlijke ongelukken hebben zich tot nu toe dan ook niet voorgedaan.
Hoe kleiner de kraak-- en actiescene, des te ideologischer getint wordt de strijd van de groepen die nog wel doorgaan. Radicale op marxistische, maoïstische en anti-imperialistische leest geschoeide denkbeelden die bij sommigen altijd al bestonden, kunnen door het wegkwijnen van de grotere verbanden de boventoon voeren. In december 1987 publiceert de onderzoeksgroep haar eindrapport getiteld Parels voor de Zwijnen. Naar aanleiding van deze gelegenheid heeft de groep zich omgedoopt tot de 'Politieke Vleugel van de Kraakbeweging' (PVK). Het rapport vormt een langgerekte klaagzang over 'het verval en verraad binnen de actiebeweging in Nederland'. Voor de PVK zet de neergang van de beweging in na 1981. Vanaf dat moment 'depolitiseerde' de beweging en ging ten onder aan 'eigenbelang', 'normvervaging' en 'vriendjespolitiek'.
In het rapport passeert een groot aantal voorvallen de revue, waarbij in de ogen van de PVK op een of andere wijze van binnenuit verraad aan de beweging gepleegd is. Steeds wordt met naam en toenaam de schuldige hiervoor aan de schandpaal genageld. Wie de vijfentwintig conclusies bestudeert waarmee het rapport wordt afgesloten, kan er niet omheen dat er eigenlijk maar één dieper liggende oorzaak aan het verval ten grondslag ligt: 'het gebrek aan ideologie'16. Opvallend is dat dit gebrek als zodanig wordt opgevoerd als de bron van alle ellende, en niet een of andere specifieke invulling ervan. Alsof het voor iedereen zonneklaar is wat die zou moeten zijn. Echter, veel verder dan nogal vage kreten over de 'essentiële strijd tegen het systeem' komt de PVK ook niet.
De kraakbeweging is altijd een samengeraapt zootje geweest van de meest uiteenlopende types met ieder zijn drijfveren en motieven. Als er al op sommige momenten sprake is geweest van een eenheid, dan kon die alleen maar tot stand worden gebracht door de onderlinge verschillen in politieke motivatie zoveel mogelijk te verdoezelen. Iedereen die wat dit betreft zijn kop boven het maaiveld uitstak werd vrijwel onmiddellijk gecorrigeerd. De anti-ideologische opstelling van de kraakbeweging was daarom behalve een politieke keuze ook een voorwaarde om überhaupt massaal in actie te komen. Hoe groter de beweging werd, des te groter de druk om ideologische verschillen tussen krakers uit de weg te gaan. In dit licht kan het feit dat medio jaren tachtig allerlei ideologisch getinte denkbeelden de beweging instromen, opgevat worden als een teken dat het niet alleen met de massaliteit, maar ook met de diversiteit van de aanhang van de kraakbeweging langzamerhand gedaan is. Er is geen noodzaak meer juist door het onderdrukken van ideologieën de beweging bij elkaar te houden. Sterker nog, in weerwil van de zijdelingse bedoelingen achter de hernieuwde ideologische inbreng, zoals 'frontvorming' (RARA) en 'eenheid in politieke motivatie' (PVK), fungeren ze precies op de manier waar vroeger iedereen nog zo bevreesd voor was: ze blazen de beweging, tenminste dat wat er nog van over is, van binnenuit op.
Zowel RARA als de PVK heeft de betekenis van de rol van ideologieën miskend wanneer het erom ging hiermee binnen de beweging navolging en steun te bereiken voor hun acties en restauratiepogingen. De aantrekkingskracht bestond voor het merendeel van de deelnemers aan de beweging nu juist uit het afwezig zijn van welke vorm van overkoepelend en boven de onmiddellijke alledaagsheid uitstekend gedachtegoed dan ook. Al was het alleen maar uit ingebakken weerzin tegen autoriteiten die de 'juiste' lijn voorschrijven. Beide groeperingen krijgen vanuit de beweging dan ook de kous op de kop.
De afrekening met de PVK vindt plaats in het najaar van 1988. Directe aanleiding is het beheer over een kraakcafé in Amsterdam-Oost, de Eerste Hulp. Omdat leden van de PVK er tijdens een renovatie het meeste werk in hebben gestoken, meent de groep er de scepter te mogen zwaaien. De PVK schrapt de vaste vrouwenavond van het programma; de vrouwenstrijd zou als deelstrijd alleen maar 'vervreemden van het geheel van de sociale strijd'17. Andere krakers in de buurt denken daar duidelijk anders over. Met hulp uit de rest van de stad verwisselen ze het slot en zetten de PVK buiten. Voor de deur ontstaat meteen een handgemeen tussen de bezetters en enkele PVK'ers, waarbij de laatsten het onderspit delven. Maar de PVK slaat meteen terug. In de Pijp wordt door de inmiddels met helmen en knuppels uitgeruste groep de ruimte van het internationale infocentrum 'Frontline' kort en klein geslagen.
De keuze voor Frontline is niet toevallig. Net als de PVK opereert deze groep in radicaal en revolutionair vaarwater. Maar terwijl voor de PVK als het ware de kraakstrijd de moeder van de revolutionaire beweging in Nederland is of zou moeten zijn, afficheert Frontline zich met het verzet op een veel breder terrein, zolang het maar antipatriarchaal, antiracistisch en anti-imperialistisch is. Daarmee staat Frontline aan die kant van de beweging die al jaren geleden het primaat van de kraakstrijd heeft laten varen ten faveure van actie op allerlei andere terreinen.
Er is geen andere groep die zo sterk en openlijk met RARA sympathiseert als Frontline. Het zit de anti-impies dan ook nog steeds hoog dat de Autonomen de eerste aanslag op de Makro in 1985 probeerden op te eisen: 'Jullie goedkope geflirt met de RARA-aanslagen is doorzichtig, want aan de ontwikkeling van die politiek in denken en doen, hebben jullie part noch deel gehad. Die heeft ondanks jullie plaatsgevonden.'18
Vanaf het moment dat de onderzoeksgroep met haar 'verradersaffiche' op de proppen kwam, heeft Frontline het voortouw genomen voor een boycot- en isolatiecampagne van de onderzoeksgroep/PVK. Daarom is Frontline ook aanwezig bij de bezetting van het kraakcafé de Eerste Hulp. De felle reactie van de PVK tegen het infocentrum van Frontline lijkt erop te duiden dat onder de oppervlakte van de ruzie om de Eerste Hulp onderling wat appeltjes worden geschild over de vraag wie de meest radicale en revolutionaire positie in Nederland toekomt.
Na de verwoesting van Frontline probeert de PVK dezelfde avond de Eerste Hulp te heroveren. In het café vindt een keiharde confrontatie plaats met de bezetters. Opnieuw legt de PVK het loodje. Wanneer ze zich terugtrekt uit het café sleuren ze op straat een van de krakers uit de buurt mee naar het huis van een van de PVK'ers. Onder bedreiging van een stroomschokapparaat wordt hem een verhoor afgenomen over de bij de bezetting betrokken actievoerders. Als het nieuws over de gijzeling en het verhoor bekend wordt, vallen de bezetters met hun aanhang een ruimte van de PVK in de Staatsliedenbuurt aan en laten ook hier weining van de inventaris heel.
Het antwoord van de PVK is een ongekende terreur- en intimidatiecampagne die de beweging enkele weken volledig in haar greep zal houden. Krakers worden op straat gevolgd door auto's met op het dak gemonteerde schijnwerpers en te pas en te onpas in elkaar geslagen. Niet alleen door Frontline, maar door de hele beweging wordt met verbijstering gereageerd op de zich snel opeenvolgende intimidatiepraktijken van de PVK. Het duurt een aantal weken voordat de kracht en de moed bij elkaar zijn geschraapt om een tegenaanval in te zetten. Voor deze operatie roept de lamgeslagen Amsterdamse beweging de steun in van diverse strijdlustige groepen uit andere delen van het land.
Op 2 november 1988 vindt de finale slag met de PVK plaats. De auto's van Jack van Lieshout en Theo van der Giessen worden voor hun woningen in de Staatsliedenbuurt door tientallen krakers te grazen genomen. Als Van der Giessen het waagt naar buiten te komen, wordt hij door de woedende menigte het ziekenhuis in geslagen.
Alsof de klap nog niet hard genoeg was aangekomen, ziet de politie een week later de kans schoon om haar verzwakte tegenstanders nog een trap na te geven. Een groot aantal politieagenten valt binnen bij Van der Giessen en Van Lieshout. Beiden worden gearresteerd op verdenking van verboden wapenbezit.19 Bij de huiszoeking wordt echter niets aangetroffen en ze worden dezelfde dag nog vrijgelaten. Tegen zoveel geweld is de PVK, die uiteindelijk uit niet meer dan twaalf tot vijftien personen bestond, niet opgewassen. Ze staken hun activiteiten. Een jaar later zal Theo van der Giessen, eens de ongekroonde koning van de kraakbeweging, in afwachting van betere tijden zijn heil zoeken op Curaçao.
Het bleek uiteindelijk maar een kleine stap om de harde lijn van de confrontatiepolitiek waarbij het gebruik van geweld niet werd geschuwd, ook op tegenstanders uit eigen gelederen toe te passen. Dit geldt in zekere zin ook voor de RARA-aanslag aan de vooravond van de grote blokkade van Shell-research in Amsterdam van 19 tot 21 april 1989.
Na de aanslagen op Shell-doelwitten medio 1987 verschuift de aandacht van RARA naar de inspanningen van de Nederlandse en Europese overheid om de controle op haar eigen burgers te verscherpen en vluchtelingen van buiten de Europese Unie zoveel mogelijk te weren. Het verscherpte vreemdelingenbeleid, zoals dat in het 'Schengen-akkoord' zijn beslag zou krijgen, en de totstandkoming van een verenigd Europa dragen er in de ogen van RARA alleen maar toe bij om de verdergaande 'imperialistische penetratie van de kapitalistische productiewijze'20 in de Derde Wereld veilig te stellen. Om 'de noodzaak tot gezamenlijk verzet te onderkennen en strijd te ontwikkelen'21 wordt in januari 1988 een poging gedaan brand te stichten bij drukkerij Elba in Schiedam, waar het nieuwe Europese paspoort geproduceerd zal worden. Deze aanslag wordt echter verijdeld. Drie maanden later valt de politie vroeg in de ochtend binnen bij een reeks kraakpanden in Amsterdam en arresteert acht actievoerders op verdenking van deelname aan RARA.
De bewijslast is echter flinterdun en binnen korte tijd staan zeven van de acht arrestanten weer op straat. Tegen de laatste RARA-verdachte, René Roemersma, meent justitie de zaak wel te kunnen rondbreien. Hij wordt in augustus 1988 veroordeeld tot vijf jaar cel. Na het hoger beroep, enkele maanden later, komt Roemersma echter op vrije voeten wegens een procedurefout bij de huiszoeking die tijdens zijn arrestatie plaatsvond.22
15 april 1988, sympathisanten van de RARA-verdachten demonstreren bij de Bijlmerbajes door met stenen op de metalen toegangspoort te slaan.
Alle demonstraties en solidariteitsbijeenkomsten voor de RARA-verdachten kunnen niet verhullen dat de revolutionaire en anti-imperialistische richting waarin RARA de beweging wil sturen, nauwelijks weerklank vindt bij het gros van de activisten. In ieder geval niet bij het vanuit de beweging opgerichte Comité Shell uit Zuid-Afrika (Suza). Dit organiseert in april 1989 een groots opgezette, vreedzame spektakelblokkade bij het Shell-laboratorium in Amsterdam-Noord. De strategie bestaat eruit om, net als indertijd rond Wijers, zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij organisaties buiten de eigen radicale en buitenparlementaire kring. Het lukt Suza een groot aantal groeperingen achter zijn initiatief te scharen, niet alleen de gevestigde anti-apartheidsorganisaties, maar ook verschillende politieke partijen, vakbonden en andere maatschappelijke organisaties. Ook de beweging zelf laat zich na jaren van gewelddadige acties en interne twisten weer eens van een andere kant zien. Vanuit het hele land wordt bijgedragen aan de organisatie van de blokkade; er worden maaltijden bereid, slaapplaatsen geregeld, feesten en muziekoptredens gehouden, radio-uitzendingen verzorgd, et cetera.
Als het ernaar uitziet dat het hele evenement een groot succes zal worden, pleegt RARA vlak voor de start van de blokkade een aanslag op het Thermo Shell Centrum in Hilversum. Plaats en tijdstip van de aanslag laten er geen twijfel over bestaan dat RARA het niet alleen op Shell, maar juist ook op de aanstaande blokkade zelf gemunt heeft. In de claimbrief benadrukt de groep dat de blokkade 'geen verbreding van de anti-parlementaire politiek, maar een bewuste verschuiving naar rechts' betekent. Gezien de duizenden demonstranten die gehoor geven aan de oproep voor de blokkade, wordt dit oordeel door vrijwel niemand gedeeld. Sterker nog, de RARA-aanslag wordt binnen de beweging opgevat als een 'stoot onder de gordel'23 en een arrogante poging de blokkade te saboteren.24
De aanslag van RARA krijgt nog een andere betekenis wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de initiatiefnemers van de blokkade in Suza nu net diegenen zijn die indertijd met ondergrondse acties à la Onkruit opgehouden zijn, omdat ze weinig heil meer zagen in ondernemingen die het daglicht niet konden verdragen. Al begin 1985 wordt het streven naar grotere en openbare acties aangekondigd, waarbij 'nieuwe mensen aansluiting kunnen vinden en je je verscheidenheid aan middelen en actievormen kunt demonstreren'25. Met de blokkade maken de initiatiefnemers hun breuk met het Onkruit-model volledig waar. In deze zin vereffent RARA, die dit actiemodel wel is nagevolgd, nog wat oude rekeningen met Suza.
Dat ook het geweld van RARA zich uiteindelijk naar binnen richt, zegt genoeg over de geïsoleerde positie waarin de groep terechtgekomen is. In het begin van de jaren negentig pleegt RARA in het kader van haar campagne tegen het vreemdelingenbeleid nog zes aanslagen. Behalve enkele ministeries en marechausseekazernes wordt in november 1991 de gevel van de woning van de staatssecretaris voor het vreemdelingenbeleid Kosto opgeblazen. Er vallen geen slachtoffers, maar RARA lijkt overtreding van het taboe op lichamelijk letsel niet langer uit te sluiten. Hoe dichter ze bij deze grens komt, hoe verder ze zich van de rest van de beweging vervreemdt. De standaardoproepen aan de beweging om te komen tot 'frontvorming' of 'gezamenlijk verzet' blijven dan ook achterwege. Wat rest is een oorlog van 'één tegen allen'26. Maar na een aanslag gericht tegen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in juli 1993 dooft ook dit smeulende vuurtje.
Eind jaren tachtig krijgt de beweging in de claimbrief bij de aanslag aan de vooravond van de Shell-blokkade door RARA de volgende keuze voorgelegd: 'Of we nemen onszelf serieus en we ontwikkelen ons tot een factor van betekenis. Tot een kracht die je met recht en reden als tegenmacht kan aanduiden, of we verworden tot een politiek-cultureel randverschijnsel.' Na een turbulente periode van interne zuiveringen en zwaarwichtige, ideologische scherpslijperij, gecombineerd met een lange reeks gewelddadige aanslagen en prikacties, valt het de beweging niet zwaar hier een antwoord op te geven. Gesteld voor de keuze verkiezen diegenen die zich nog aangetrokken voelen tot de beweging een eigen plek in de marge van de samenleving. Alles beter dan een revolutionaire tegenmacht, 'die kun je beter als een aandoenlijk stukje nostalgie in de ijskast stoppen'27.
Noten [8] Bij nacht en ontij
1. Gerrit-Jan Wolffensperger in een interview in het Algemeen Dagblad, 3 november 1990.
2. Vara-radio, De stand van zaken, 20 oktober 1984.
3. Vrij Nederland 27 oktober 1984.
4. De Telegraaf, 6 oktober 1984.
5. 'Goed beu', intern discussiestuk voor het stedelijk overleg, voorjaar 1984.
6. De Telegraaf, 19 mei 1985.
7. Nieuwe Revu, 24 april 1985.
8. Zie ondere andere Bluf! 200-201-202, 19 december 1985.
9. Wijnand Duijvendak in Bluf! 162, 21 maart 1985.
10. Bluf! 192, 17 oktober 1995.
11. Het Parool, 22 november 1985.
12. Gesprek met Dick ter Berg op 13 december 1995.
13. Bluf! 195, 7 november 1985.
14. Stadsnieuws 26, augustus 1987. Stadsnieuws, dat eind 1986 van start gaat als Staatsnieuws, is het wekelijks verschijnende blaadje, waarin de onderzoeksgroep de rest van de beweging op de hoogte stelt van haar bevindingen.
15. Stadsnieuws 13, mei 1987.
16. Parels voor de Zwijnen, blz 79-80.
17. De krisis binnen de linksradikale buiten-parlemantaire beweging in Nederland. Uitgegeven door de PVK, september 1989.
18. Politieke plaatsbepaling - ter kennisgeving aan de onderzoeksgroep. Afkomstig van Frontline, oktober 1988.
19. Aanleiding voor het politieoptreden zou een artikel in Het Parool van 18 september 1987 geweest kunnen zijn. Hierin wordt het lidmaatschap van Van der Giessen en Van Lieshout van een schietvereniging onthuld. Bovendien loopt tijdens de vechtpartij op 2 november een van de andere PVK-ers met een pistool te zwaaien.
20. Claimbrief Elba-aanslag 25 januari 1988 van 'Revolutionair Commando No Pasaran' (=RARA), blz 4.
21. Idem, blz 10.
22. Door deze fout wordt een groot deel van het verkregen bewijs als onrechtmatig verkregen aangemerkt. Roemersma wordt uiteindelijk in hoger beroep veroordeeld tot 18 maanden, waarvan zes voorwaardelijk. Hij komt meteen na de uitspraak vrij omdat hij die zes maanden inmiddels al heeft uitgezeten.
23. NN 28, 18 april 1989.
24. NN 33, 15 juni 1989.
25. Wijnand Duijvendak in Bluf! 162, 21 maart 1985.
26. Buijs, F.J., Overtuiging en geweld - Vreedzame en gewelddadige acties tegen de apartheid. Amsterdam 1995, blz 254-259.
27. NN 30, 3 mei 1989.
|