IISG

Albert Einstein

Albert Einstein, 1929Vijfenzeventig jaar systematisch verzamelen door het IISG betekent niet alleen het bij elkaar brengen van allerlei collecties van voor de sociale geschiedenis belangrijke personen en instellingen, maar het leidt ook tot een "verdichting" van documenten van personen wier eigenlijke archief niet op het Instituut terecht is gekomen. Een mooi voorbeeld van dit proces bieden de brieven van Albert Einstein (1879-1955).

Ter gelegenheid van het kennismakingsbezoek van de nieuwe president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen KNAW, Robbert Dijkgraaf, aan het IISG (7 juli 2008), onderzochten wij de mogelijkheid om enkele brieven van Einstein te tonen. Dijkgraaf is immers een bekend natuurkundige en Einstein was ooit buitenlands lid van de KNAW. Een speurtocht in verschillende collecties leverde tot onze eigen verbazing niet alleen tientallen brieven en manifesten op, maar ook nog een lezing met discussie, een ongepubliceerd voorwoord, en allerlei visuele vondsten.

Hoe zijn deze Einsteiniana hier terecht gekomen zonder dat het IISG ze ooit bewust als zodanig verzameld heeft? De reden is eenvoudig. Al voor de aanvang van zijn stormachtige wetenschappelijke carrière stak Einstein zijn mening over maatschappelijke vraagstukken niet onder stoelen of banken. Hij sloot zich nooit aan bij een politieke partij, bang als hij was om zijn onafhankelijkheid te verliezen. Maar met de standpunten die hij innam hoorde hij ongetwijfeld aan de linkerzijde van het politieke spectrum thuis. Vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog was hij verklaard en principieel pacifist - tot groot ongenoegen van zijn mede-Academieleden - en in Mein Weltbild uit 1934 verklaarde hij onomwonden: "Die sozialen Klassenunterschiede empfinde ich nicht als gerechtfertigt und letzten Endes als auf Gewalt beruhend".

De verzameling Einsteiniana van het IISG loopt van ongeveer 1919 tot 1947. Een brief van 19 november 1920 aan een bewonderaarster, Minna Cauer, bevat de volgende aardige en laconieke zelfobservatie: " Ich weiss zwar wohl, dass ich als Mensch und als Geist weit zurückbleibe hinter dem Bilde, das Sie sich von mir machen. Aber was thuts? Es muss Menschen geben, die den anderen als Träger von Illusionen dienen, und ein solcher bin ich merkwürdigerweise geworden. So lange man selbst die Situation klar erkennt, schadet dies nicht." Dat hij daartoe daadwerkelijk in staat was, blijkt uit zijn vermogen anderen te bewonderen. Zo schreef hij op 19 februari 1925 aan de beroemde sociaal-democraat Eduard Bernstein: "so wenige gibt es, die stets treu den Guten gedient haben, wenns auch sauer war und wenig dankbar. Noch weniger gibt es, die es mit solcher Selbstverständlichkeit und Bescheidenheit gethan haben wie sie", op 7 november 1926 gevolgd door: "Da kann mann sich mit einer mächtigen Diogenes-Laterne ausrüsten, wenn man einen zweiten finden will, der so gut ist".

Het meest substantiële deel van de Einsteiniana op hert IISG is waarschijnlijk de weergave van een lezing mét discussie over het begrip "Kausalität" die de beroemde geleerde gaf voor de Marxistische Arbeiter Schule (M.A.S./MASCH) in Berlijn op 14 november 1930. In zijn afschuw van het sterk opkomend nationaal-socialisme sympathiseerde hij begin jaren '30 met de communisten die deze school hadden georganiseerd. Een van de aanwezigen, Karl Korsch, had de KPD weliswaar in 1923 verlaten, maar kon toch dit soort lezingen die voor een wijder publiek openstonden bijwonen. In 15 getypte bladzijden geeft hij de lezing weer die steeds onderbroken werd met vragen, waar Einstein kennelijk soepel op in ging.
Op een van die vragen verklaarde hij in het hol van de leeuw; "Die Marxisten [...] gewähren den äusseren Ursachen eine übertriebenen Bedeutung. Z.B. wird der Marxist gern sagen, dass die Erfindung von Maschinen eine Folge äusserer Umstände sei, z.B. der dünnen Bevölkerung eines Landes, des Mangels an Arbeitskräften, usw. Aber es gilt auch das Umgekehrte." Verderop in de lezing komt "ein führendes Mitglied der M.A.S." nog terug op dat thema door te stellen "dass die Gesetzlichkeit in der Entwickelung der menschlichen Gesellschaft durchaus den Character einer statistischen Gesetzmässigkeit habe und dass darum sich aus der neueren Entwikkelung der Naturwissenschaft kein Grund ergebe, an der Kausalität als Grundlage der Kommunistischen Politik zu zweifeln."
Einstein zegt weliswaar het daarmee wel eens te zijn, maar kan niet nalaten daaraan toe te voegen: "Diese Finessen [dwz de actuele politiek van de KPD] haben über die gesetzliche Notwendigkeit menschlichen Geschehens überhaupt nichts auszusagen. Dies ist ganz unabhängig davon, ob die letzten Naturgesetze statistischen oder streng kausalen Charakter haben." Of alle aanwezigen daarmee tevreden waren vermeldt het verslag van Korsch verder niet.

In het kader van de geschiedenis van de sociale bewegingen is Einstein natuurlijk vooral bekend vanwege zijn inzet voor de vredesbeweging. Curieus is het door hem en de Nederlandse dominee J.B. Th. Hugenholtz (1888-1973) op 10 juli 1932 ondertekende Protokoll om een radicaal-pacifistisch International Peace House op te richten, een plan dat met Einsteins vlucht voor de nazis naar België en later naar Amerika nooit van de grond is gekomen.Handtekening van A. Einstein

Tekst en samenstelling: Jan Lucassen

Zie ook:
Einstein Archives Online
Drie manuscripten van Einstein bij het Instituut-Lorentz, Leiden
The Einstein-Velikovsky Correspondence onderdeel van The Immanuel Velikovsky Archive
Verein für Geschichte der Arbeiterbewegung, Wenen

top