Arbeiders Jeugd Centrale (AJC)
In juli 2003 is de officiële inventaris verschenen van het archief van de Arbeiders-Jeugd-Centrale (AJC). Deze publicatie vormt het sluitstuk van de beschrijving van de landelijke AJC-collectie, die door de Stichting Onderzoek AJC bijeengebracht is. De inventaris is verschenen als IISG werkuitgave 45 en is online beschikbaar op onze website.
De oprichting van de AJC op 18 maart 1918 door het Komitee voor Jeugdontwikkeling was een gezamenlijk initiatief van de Sociaal-democratische Arbeiderspartij (SDAP) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). De AJC had tot doel de arbeidersjeugd zowel lichamelijk als geestelijk op te voeden en te ontwikkelen en was de opvolger van de Jongelieden Organisaties van de SDAP.
De AJC streefde ernaar het socialistisch cultuurideaal in eigen gelederen te realiseren. Zo ontwikkelden zich karakteristieke omgangsvormen - zonder alcohol en tabak - met een eigen manier van kleden, feestvieren en vrijetijdsbesteding die men later als typische 'AJC-stijl' meende te herkennen. Wandelen, kamperen en lichaamsoefeningen hoorden daarbij en zingen, muziek, volksdans en lekenspel. AJC'ers kampeerden op eigen terreinen, zoals bij de Paasheuvel in Vierhouten.
Daarnaast was de AJC ook actief op het politiek-culturele vlak. Het socialistische cultuurideaal werd gevoed door activiteiten als volksdansen, muziek, zang en lekenspel, die het gemeenschapsgevoel versterkten. Talrijke openbare manifestaties zoals jeugdfeesten en 1 mei demonstraties vormden de politieke geest.
De enthousiaste jeugdleiders, die veelal uit onderwijzerskringen afkomstig waren, waren een drijvende kracht achter de activiteiten. Met name voorzitter Koos Vorrink bleek een krachtige en bezielende figuur. Vorrink was niet alleen in Nederland een vooraanstaand sociaal-democraat, maar speelde ook een belangrijke rol in de internationale beweging. Vanaf begin jaren twintig had de AJC contacten met socialistische jeugdbewegingen in de buurlanden.
De AJC- leden waren naar leeftijd verdeeld in (oudere) Rode Wachten en (jongere) Rode Valken en Trekvogels. Daarbinnen werd er weer onderscheid gemaakt in 'hordes', 'troepen' en 'stammen'. Na de oorlog werden de naam Rode Valken en Trekvogels vervangen door Trekvogels en Zwaluwen. Alle groepen hadden weer hun eigen symbolen, regels en bijeenkomsten.
Na een periode van bloei in de jaren twintig, kreeg ook de AJC te maken met de crisisjaren. De AJC concentreerde zich nu ook op kampen en werkprojecten voor werkloze jongeren. In oorlogstijd besloot de AJC zich, anders dan de rest van de rode zuil, op te heffen. In 1945 werd ze direct weer opgericht en groeide het ledental snel. De AJC zocht nu meer aansluiting bij andere jeugdorganisaties. In de jaren '50 begon het ledental echter sterk terug te lopen. Tijdens het laatste congres van de AJC op 28 februari 1959 werd besloten de AJC op te heffen. Enkele activiteiten werden voortgezet in het Jeugd- en Jongerencentrum Ruimte.
Op deze website is een aantal afbeeldingen uit de geschiedenis van de AJC te bekijken. Meer beeld- en geluidmateriaal is te vinden in de online catalogus.
De inventaris, die met financiële steun van de Stichting Onderzoek AJC tot stand kwam, is als werkuitgave te bestellen bij uitgeverij Aksant of in te zien op onze website.
Tekst: Eric de Ruijter, juli 2003